De Psalmen

meditaties geschreven door dominee J. Oosterbroek, in Goede Moed 1994 - 2010.




Psalm 1
De sleutelpsalm
Psalm 1 is de poort tot het psalmboek, de sleutel om het boek der psalmen te verstaan. Hier wordt iets aan de orde gesteld dat van fundamentele betekenis is. In dit lied wordt de grootste tegenstelling gemaakt die er maar mogelijk is; de tegenstelling tussen de rechtvaardige en de goddeloze. Wie zijn dat? Een goddeloze is iemand die geen rekening houdt met Gods wet een eigen wegen gaat. Een rechtvaardige is iemand die zichzelf als een goddeloze heeft doen leren kennen, maar die leeft uit Gods Woord; zich door Hem de weg laat wijzen. Zo iemand wordt door de HERE gekend; die ligt voor Zijn rekening. Daartegenover vergaat de weg van de goddeloze, wordt afgebroken en verdwijnt. Wie is de rechtvaardige? Wiens leven beantwoordt aan dit signalement? Van nature zijn wij allen god-loos en leven wij zonder God. Wie kan bestaan? Psalm 1 heeft zijn geheim. Er is er Eén geweest die aan het signalement van psalm 1 voldoet. Dat is de Rechtvaardige, de HERE Jezus Christus. Leest u deze psalm nog maar eens met het oog op Hem. Nu zijn rechtvaardigen allen die deze Rechtvaardige leren nodig krijgen. Uit Hem krijgen ze veel vrucht.

Welgelukzalig
Psalm 1 en Psalm 32

Psalm 1 begint met een prachtig woord, vol van klank : 'welgelukzalig'. Dit woord wordt ook wel vertaald met 'welzalig', maar dan is het woord geluk eruit en dat is jammer, want het woord waarvan welgelukzalig is afgeleid betekend letterlijk: gelukkig te prijzen is. Leest u het maar in Psalm 1 wie dat is, in Psalm 32 en Psalm 146 : 5. Bij dat geluk hoort nu ook het woord zalig, omdat er geen geluk is buiten de zaligheid om. Hoe kan dan iemand over geluk spreken of denken als het geluk niet in verband staat met de zalgheid? U zou zich gelukkig voelen met uw gezondheid, uw vakantie, uw inzicht of carrière maar als u niet zou weten van de zaligheid die God bereidt heeft, dan bent u in de grond der zaak doodongelukkig. Wie het geluk zoekt buiten de zaligheid en de God van de zaligheid om, wordt nooit gelukkig. Dit woord aan het begin van de psalm is een vreugderoep, doortrild van grote blijdschap. Vreugde zonder grens, zonder schaduw, zonder reserve. Gelukkig te prijzen tot in alle eeuwigheid is de mens die God de HERE kent en de Sleutel van Psalm 1 kent. Wie bent u?



Psalm 2 : 1 - 5
Gerommel en gelach
Het rommelt in deze psalm aan alle kanten. Er is verzet in Israel tegen de door God aangestelde en gezalfde koning over Sion. De 'koningen', wij zouden zeggen, de burgemeesters van de andere steden, zijn jaloers en verzetten zich tegen de koning van Sion. Zij willen geen binding en geen gehoorzaamheid. Ten diepste is hun verzet het verzet van mensen die zeggen : weg met de HERE en Zijn gezalfde koning. Nieuw-testamentisch gezegd : weg met de HERE en Jezus Christus. Waarom toch zo dwaas? Waarom die brede schare in ons land die zegt : 'laat ons Zijn banden verbreken'? Waarom toch de stelling : weg met God en Zijn gebod, met bijbel en geloof? Al dat verzet is namelijk tevergeefs, bij voorbbaat gedoemd tot mislukken. De verzetter kan er zich misschien in uitleven, maar tegen Wien het gaat, raakt het niet. Hij lacht er om. Kan God, de Heilige, lachen? Ja; God ziet het; een hondje blaft tegen de maan. Is dat nu niet om te lachen? Zo beoordeelt de HERE alle verzet tegen Hem. De mensen en de machten kunnen zich groot maken en kunnen in de scherpste woorden met Hem afrekenen en duidelijk maken dat zij niets met God hebben, maar de Here lacht erom.



Psalm 2 : 6 - 12
De gezalfde
Waarom is alle verzet tegen de HERE en de door Hem aangestelde Koning tevergeefs in Israel? Omdat God zegt : 'Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion'! Wie aan de koning komt, raakt aan Hem Die hem aanstelde. De vijanden verzetten zich tegen Sions Koning, maar het gaat de HERE wel terdege om Sions Koning. Hij heeft hem gezalfd, aangesteld, uitverkoren en gewild; Hij is door God bekwaamd dit werk te doen. Dat geldt in nog veel hogere zin van de grote Gezalfde, Jezus Christus. Toen de mens een pikdonkere nacht overzich had gehaald, heeft God hem gezalfd. Ik heb hulp besteld bij een Held. Toen nergens uitkomst was en niemand kan verlossen, kwam Hij! Hij heeft zich niet als Verlosser opgedrongen; Hij werd gezalfd. Hij is het middelpunt van Gods verlossingswerk, ook al werd Hij het mikpunt van vijandschap. Dat mag u ook vandaag troosten bij aanvechting en beproeving; als de vijanden buiten u machtig worden en de vijand binnenin u u aan het twijfelen brengt. Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion. Ziet u Hem? Hij is de Koning die precies bij u past.



Psalm 2 : 12 en Psalm 84
Levensgeluk
Een mens is niet alleen gelukkig wanneer hij niet wandelt, staat of zit op plaatsen waar de HERE niet is, zo heeft psalm 1 ons voorgehouden. Het gaat erom dat de mens zijn eigen leven leert overgeven en toevertrouwen aan de HERE Die het vertrouwen van ons mensen meer dan waard is. Psalm 2 zegt aan het slot: 'Welgelukzalig allen die op Hem betrouwen'. Psalm 2 roept ons op tot de volledige erkenning van deze Messias. Laat u door Hem gezeggen. Kus de Zoon. Hij reikt de scepter uit. Als u nog een vijand vaan God bent, neem dan uw maatregelen, eer het te laat is. Kus die scepter. Schuil bij Hem, want met Hem komen we nooit beschaamd uit. Hij biedt een schuilplaats. Deze Koning heeft die schuilplaatsimmers Zelf verdiend door naar de hel te gaan en zonder schuilplaats blootgesteld te zijn aan Gods toorn, aan Zijn gericht over onnze zonden. Welgelukzalig allen die op Hem vertrouwen, tot Hem de toevlucht nemen, zoals een klein kuikentje de toevlucht neemt onder de beschermende vleugels van de kloek.



Psalm 3
Goed geslapen?
Dat is een echte morgenvraag. Misschien wordt u dit nooit (meer) gevraagd omdat u alleen door het leven moet. Vandaag wordt het gevraagd door David. Hijzelf kan getuigen goed geslapen te hebben en dat is een compleet wonder, gezien de omstandigheden waarin hij zich bevindt. Het zou heel begrijpelijk zijn geweest als David hadt gezucht: 'ik heb vannacht geen oog dicht gedaan, want duizend zorgen, duizend doden kwellen mijn angstvallig hart'. David heeft deze psalm gedicht toen hij op de vlucht was voor Absalom zijn zoon. Onder zorgelijke en verdrietige omstandigheden is hij de vorige avond naar bed gegaan. David weet dat het zijn eigen schuld iswat hem nu overkomt. En dan toch slapen? Hoe kan dat nu? De HERE ondersteune mij. Dat is het geheim van Davids nachtrust. Beleden zonden zijn vergeven zonden. Kent u dit morgenlied dat de HERE Zijn kinderen leert? Kent u die ervaring dat u naar bed gaat, gekweld door zorg, misschien wel om uw kinderen net als bij David, geplaagd door verdriet en u de volgende morgen toch merkt dat u toch uitgerust bent, omdat de HERE nabij was? Dan wordt ook deze dag goed.

Geen heil bij God?
Viermaal spreekt David in deze psalm over de velen, de overmacht van benauwers die het hem moeilijk maken. Hoe komt hij daar doorheen? 'Hij heeft geen heil bij God', zeggen zijn tegenstanders, 'anders zou hij niet moeten vluchten voor zijn zoon Absalom'. In die situatie roept David tot God : 'Bevrijd mij, verlos mij, want verlossing heb ik nodig'. David is er van overtuigd dat hij die verlossing van de HERE ook krijgt. Vandaar ook dat deze psalm eindigt met de belijdenis : het heil is des HEREN; Uw zegen is over uw volk. Het heil en de verlossing komen van de HERE. Niets van ons kan ervan bijkomen. Omdat het heil van de HERE komt, is Gods zegen over Zijn volk. Het heil komt uit in de zegen; de zegen is gegrond in het heil. Dat heil waar David om bad en dat hij beleed, is ten volle opengegaan in Davids grote Zoon, Jezus Christus. Elke zondag wordt die Naam verkondigd : door Hem, in Hem is er heil bij God voor een arme zondaar. In Hem is er de verlossing. In die verlossing kunnen we alleen delen wanneer wij er als David om bidden. Het heil is van de HERE.



Psalm 4
Het goede
Wat is er elke dag veel aan de orde; de ene dag na de andere dag vliegt voorbij. Soms is er een dag waarop alles tegenloopt. Wat moet er dan weer veel verwerkt worden. David heeft het moeilijk in dit lied; hij lijdt onder de verguizing van zijn volk; zijn eer is te schande geworden. Zijn volk heeft de ijdelheid lief en zoekt de leugen. Op hun beurt zijn zijn onderdanen teleurgesteld in hun koning. Zij hadden van hem het goede verwacht, maar in feite is het op niets uitgelopen. Vandaar dat broeiend verzet en die teleurstellingen. Op de achtergrond spelt echter nog wat anders. Zij willen het goede ontvangen dat voor hen enkel bestaat uit koren en most. Ze willen vrolijk kunnen feesten. David, hun koning, heeft een andere opvatting van het goede. Dat bestaat voor hem in Gods gunst, in Zijn tegenwoordigheid, in Zijn geleide sap voor stap. Wat is voor u het goede? Als alles tegenloopt, wordt het ook duidelijk aan welke kant wij staan. Het goede is niet wat wij goed vinden, maar wat God goed vindt, wat God geeft, wat God heeft, ja, wat God is voor u, óók deze dag.

Davids geheim
Psalm 4 begint met een gebed. David is er diep van overtuigd dat hij God aan zijn zijde heeft en dat deze Getrouwe hem zal helpen uit de moeiljke situatie waarin hij zich bevindt. David leeft uit het geheim dat God hem op de troon heeft geplaatst. Dat is een daad van Gods verkiezende genade. De HERE heeft hem afgezonderd. Aan Zijn trouw heeft David die plaats te danken; dat geeft hem rust, vertrouwen en uitzicht. Verhef Gij over ons het licht van Uw aanschijn en buig U neer over een zondig mensenkind. David beleeft het : het is er Eén op Wie ik kan vertrouwen. Daarom kan hij rustig gaan slapen; de HERE zal hem veilig doen wonen. Ten diepste kan David rustig slapen, omdat er Eén gekomen is die de rust heeft verdiend. Davids grote Zoon heeft veel meer tegenstand ondervonden dan David, maar ook Hij kon rustig zijn toen de grootste stormen woedden op Golgotha. Daar heeft Hij het uitgeroepen: 'Het is volbracht'. In Hem geborgen kunnen we leven, vakantie houden, pijn lijden of slapen. Waar gaat ons hart naar uit?



Psalm 5 : 4 en Psalm 123
Morgengebed
Het is goed aan het einde van elke dag te bidden en te danken. We zijn gereedgekomen met ons werk of we hebben er maar een punt achter gezet. We hebben genoten van een mnoie dag of de hele dag wat geploeterd en dan spreken we een avondgebed uit. Het morgengebed is echter minstens zo belangrijk, ook al vinden wij dat wij daarvoor geen tijd hebben. Dat morgengebed is onvervangbaar, zegt David in Psalm 5 : 4. Is het niet belangrijk aan het begin van elke dag Gods aangezicht te zoeken. Ik neig het oor daar ik op Gods inspraak wacht of komen we daar niet meer aan toe? U bidt wel 's morgens, maar s de ondertoon : HERE u moet maar goed vinden wat ik vandaag ga doen; hoogstens leg ik u mijn plannen ter inzage voor. Wachten we ook op het antwoord, zoals David hier doet? Of ligt de hoorn alweer op de haak? De HERE wil er toch in gekend worden, in onze voornemens en in onze zorgen. Hij wil dat wij de tijd nemen om ons te zeggen Wie Hij is? U trekt na de start van uw motor toch ook niet in de derde versnelling op? U bent wel wijzer, want dan gaat de motor eraan. Zonder tijd voor de HERE gaat uw ziel eraan.

Psalm 5 : 1 - 7
Twee wegen
In Psalm 5 wordt een duidelijke tegenstelling getekend tussen de leugensprekers, de werkers van ongerechtigheid, de goddelozen en de dichter die, zo ellendig als hij is, zijn leven in Gods hand legt. Hij weet wat bidden is. Wie bidt legt zijn nood voor de HERE neeren ziet uit naar wat de HERE spreekt. De morgen is daarvoor het beste moment. Een biddend mens staat sterk en doorziet de dingen tot op God. God haat de werkers der ongerechtigheid; Hij verdelgt de leugensprekers. Daarom hebben de goddelozen geen toekomst; ze worden uit elkaar gejaagd en zo verspreid. Wie echter op de HERE betrouwen worden beschaamd, bewaard, beveiligd. Ze komen wel in het water en in het vuur,, God zelf is het schild Daarom is er ondanks Er zijn maar twee wegen : tegen God of met God; tegen God inspreken of Zijn Naam belijden en die Naam prijzen. Op welke weg wandelt u?

Psalm 5 : 8 - 13
Leid mij om Jezus' wil
De kern van psalm 5 ligt in de belijdenis van vers 8 en 9. Hier klopt het hart van de dichter. Hij is in de tempel geweest, daar werd Gods gemeenschap gezocht en gesmaakt. Daar was het hem goed om bij de HERE te zijn. Daar ging het geheim van de verzoening voor hem open. Juist daar bidt hij : leidt mij in uw gerechtigheid; leidt mij zó dat U mijn weg richt naar Uw plan. Mijn belagers hebben het op mijn ondergang gemunt, maar U, HERE, bedoelt toch mijn behoudt. Beschaam mij niet, HERE, ik heb geen andere toevlucht en geen andere bron en kracht. Laat het toch uitkomen dat U nooit beschaamd maakt die tot U om hulp komen. De verhoring van dit gebed is alleen mogelijk gemaakt door de Here Jezus. Hij heeft kennis gemaakt met alle verschrikking waarover deze psalm spreekt. Hij had zelfs in de tempel geen plaats meer en moest buiten de stad lijden. En toch heeft Hij geleefd, geleden, gebeden en gestreden in gebondenheid aan Zijn Vader. Zijn kruis is de ernstigste aanklacht tegen iedere zondaar. Dat kruis stelt ons allen in staat van beschuldiging. Hoe kan een zondaar zich voor Gods rechterstoel redden zonder deze Christus, Die de zonde heeft gedragen en voor de ergste goddeloosheid heeft geboet.



Psalm 6 : 1 - 5
Gebed om genade
In de oude kerk beschouwde men psalm 6 als de eerste van de boetepsalmen en dat is ook geen wonder. In deze psalm klinkt de toon van ootmoed. Ook in dit lied zijn de werkers van ongerechtigheid actief. Zij maken David het leven zuur; hij is er ziek van; hij is niet ver van de dood. David belijdt hierin eigen schuld. Zijn zonde heeft Gods toorn opgeroepen en dat kwaad roept om straf. Nu bidt hij niet om kwijtschelding van de straf. Hij bidt : straf mij niet in Uw toorn, want dat is het ergste wat mij overkomen kan. In zo'n gebed openbaart zich het echte kind van God dat niets erger vindt dan dat Vader toornig op hem is; dat Vader niet meer in liefde niet meer naar hem omziet. Zegent God u met een kruis? Ervaart u misschien Gods slaande hand in uw leven? Dat kan zwaar zijn en smartelijk. Bent u het met David eens als hij zegt : HERE wat u ook met mij doet, het is goed; als U Uw aangezicht maar niet in toorn van mij afwendt. Wie zo bidt, vraagt om genade en pleit op het werk van Hem, Die de toorn van God waaronder wij eeuwig hadden moeten verzinken voor u gedragen heeft.


Psalm 6 : 6 - 11 en Jesaja 12
De weg van de boeteling
Calvijn leert ons in psalm 6 zien dat Gods genade voor de vrome het enige levenshouvast is. We zagen reeds hoe de dichter Gods oordeel bespeurde over zijn leven. Hij voelt zich verstoten en verlaten. Hem wacht de dood. Toch roept hij tot de levende God en nu weet hij het ook : de HERE heeft mijn smeking gehoord. Dat is het wonder van Gods eeuwige ontferming. Zijn barmhartigheden roemen tegen een welverdiend oordeel. De levende God heeft geen lust in de dood van de zondaar, maar daarin dat hij zich bekeert en leeft! Calvijn zegt: waar alle heil van de vrome schijnt verloren te zijn, daar redt de HERE hem uit, tegen alle hoop in. Elke zondag wordt dat Evangelie weer verkondigd: alles ligt vast in Christus, in Zijn plaatsvervangend Offer. De Vader heeft de smeking van de Zoon niet gehoord toen Hij riep: mijn God, mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten. Daarom is gebedsverhoring vandaag mogelijk. De bidders van deze boetepsalm maakt de HERE tot zangers van het danklied : ik dank U, HERE, dat Gij toornig geweest bent, maar Uw toorn heeft zich afgewend en Gij vertroost mij.



Psalm 7 : 1 - 10
In appèl gaan
In Psalm 7 horen wij David klagen over de Benjaminiet Kusch die het hem moeilijk maakt. Deze stamgenoot van Saul heeft blijkbaar in de raadsvergadering koning David belasterd. David wordt er van beschuldigd dat hij de vriendenband heeft geschonden. Met grote klem wordt door David deze valse beschuldiging afgewezen. David is overtuigd van zijn onschuld. Hij werpt alle valse beschuldigingen ver van zich. Hij klaagt steen en been en dat lucht misschien wel wat op; maar echt helpen doet het niet. Daarin gaat hij in appèl bij de Here, zijn God, de Rechter. Hij gaat in appèl bij het hoogste Adres dat er is. Hij kan niet anders. Wat is er een onrecht onder de mensen; wat is het erg als je door een ander vals behandeld wordt. Daar zijn geen woorden voor. Helaas komt dat zelfs onder kerkmensen voor. Vroeger waren ze de dikste vrienden, maar ze lieten elkaar in de steek en staan nu scherp tegenover elkaar. De oorzaak? Och u weet het wel : jaloersheid, tegenslag, de kinderen. Gaan wij dan ook in appèl bij de HERE? Of denken we : het helpt toch niet? Ga in appèl bij Hem in alle nood, in alle onrecht, in alle benauwdheid.

Psalm 7 : 11 - 18
De ontknoping
In het tweede gedeelte van Psalm 7 horen we van de ontknoping. De dichter ziet de afgang van zijn tegenstanders. De schutter heeft zijn pijlen klaargemaakt en alles is goed voorbereid; maar wat hij klaarmaakt werkt als een boemerang, want zonder doel te treffen komt het op de werper zelf terug (vers 14). In vers 15 tekent hij een barende vrouw. De tegenstander ging zwanger van kwelling en baarde leugens. Hij krimpt ineen en hij kronkelt van pijn nu de waarheid aan het licht komt. In vers 16 ziet hij het beeld van een mens die een kuil graaft voor een ander, maar er zelf in valt. De boodschap is wel duidelijk : wie de ander zoekt te treffen, treft zichzelf. Dan is er ook de ontknoping; reden om de HERE te loven. Wat een trooost : eenmaal zal het recht zegevieren. Eenmaal komt de grote ontknoping als Gods vijanden vallen in hun eigen zwaard. David klaagt in vers 3 dat er geen verlosser is, maar de Verlosser is er wel. Hij is gekomen. Hij zal volkomen verlossen allen die het aan Hem hebben overgegeven. Er is één voorwaarde : Hem te kennen als onze God. Is dat uw deel?



Psalm 8
God is groot
De psalmist begint met de lofzang op Gods grootheid; die grootheid komt openbaar aan de hemelen en op aarde prijst men Hem. Schepper en schepsel hebben alles met elkaar te maken; aan Hem danken wij ons levensontstaan en ons levensbestaan. Hoe wordt Hij geprezen, Die alles heeft gemaakt en het nog onderhoudt, zonder Wien wij geen ogenblik kunnen bestaan. Wat is God groot! En de mens dan? Er wordt in Psalm 8 heel wat van de mens gezegd, maar dat is alleen mogelijk omdat die grote God er is. Zou Hij er niet zijn, dan was de mens er ook niet, laat staan dat er ook maar iets gezegd zou kunnen worden over de grootheid van de mens. In het begin van dit lied ligt dan ook voor ons allen een duidelijke boodschap : wee de mens die zich losmaakt van die grote God en Hem niet erkent en Zijn lof niet bezingt. Alleen God is groot en de mens die meent dat hij groot is, zal dat ondervinden, tot zijn eeuwig afgrijzen. Belijdt u het vandaag: "hoe groot zijt Gij; groot is Uw trouw. Al wat ik nodig heb hebt Gij gegeven". Op die lof heeft de HERE recht. De eeuwigheid zal nodig zijn om dieglorie te bezingen.

God maakt de mens groot
God, de Schepper, heeft Zijn schepsel, de mens, een voorname plaats in Zijn schepping gegeven. De dichter heeft in de nacht eens naar de sterren gekeken en de prachtige maan. Het brengt hem tot verwondering: hoe kan die grote God nog oog hebben voor die kleine, sterfelijke mens? Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt? Hij bemint de mens; Hij bezoekt de mens. Hij weet waar ik woon. Hij heeft de mens bijna goddelijk gemaakt. We zien dat vandaag in deze eeuw van technologie. Wat kan de mens veel. Hij ontwikkelt de gaven en de krachten die God in de schepping heeft gelegd. De HERE geeft hem daarvoor het verstand en het inzicht; dat geeft afhankelijkheid van de HERE. De mens kan veel; God kan alles. Wij zijn koning onder God of zonder God Koning zonder God betekent : straks stort u van de top van eer in eeuwige verwoesting neer. Wilt u uw leven eens toetsen bij het licht van dit woord? Ons dagelijkks leven verraadt ons.



Psalm 9 : 1 - 11
'k Zal in dit vertrouwen leven
De wereld waarin wij leven laat elke dag opnieuw zien dat de mens zich niet bewust is dat hij 'maar' mens is, zwak, sterfelijk, zondig en elke seconde diep afhankelijk van zijn Schepper en Formeerder. In Psalm 9 wordt ons echter wel duidelijk gemaakt dat God niet staat aan de kant van de grootsprekers, maar aan de zijde van hen die klein en nooddruftig zijn en die daarom op Hem hopen en hun ogen op Hem slaan. Die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen; dat zijn mensen die soms het gevoel hebben dat zij er helemaal alleen voor staan. Is de HERE dan niet te vertrouwen? Is Hij geen Burcht voor de verdrukte? Hij zegt het toch Zelf! Wij zijn nogal eens goed van vertrouwen ten opzichte van onze medemensen. Soms komen we daar zelfs bedrogen mee uit. Wat is het toch erg dat wij, die een ander mens zo gauw vertrouwen, de HERE steeds wantrouwen, terwijl Hij alles heeft gedaan in zijn Zoon voor zulke wantrouwige mensen. De HERE verlaat nooit wie Hem zoeken. Zij zoeken Hem in Zijn Woord, in de gebeden en zij ondervinden het : de HERE is nabij de ziel die tot Hem zucht.



Psalm 9 : 12 - 21
De heidenen zijn maar mensen
David heeft de overwinning op de vijanden van Israel behaald en in Psalm 9 dankt hij daarvoor. Tegelijk is hij nuchter genoeg om te beseffen dat nu nog niet alle gevaar geweken is. De vijanden kunnen zo opnieuw beginnen. Nu bidt David: laat de heidenen weten dat zij mensen zijn (vers 21). Is dat niet merkwaardig? Neen; deze mensen zonder God vergeten dat ze mensen zijn. Ze denken: wie doet me wat! Vergeten dat we mens zijn is vergeten dat we schepsel zijn! Is dat niet de oerzonde van het paradijs, onafhankelijk van God zelf 'god' willen zijn. Daarom bidt David dat de HERE deze heidenen zo wil aaanjagen dat ze zullen ontdekken dat ze niet onbeperkt en ongestraft hun gang kunnen gaan; dat ze toch maar tot Hem zullen vluchten. Bidt u zo vandaag voor alle mensen die u zult ontmoeten, opdat er doo uw handel en wandel, door een ontmoeting of een gesprek, ruimte mag komen voor het zaligend werk van de HERE Jezus Die Zichzelf vernederd heeft en ons vergankelijk vlees heeft aangenomen tot redding van zondaren?



Psalm 10 : 1 - 14
Gij ziet het immers!
De vele vraagtekens die de dichter van Psalm 10 heeft, worden veranderd in een uitroepteken. Niets ontgaat de HERE. Niets van het levensleed in de grote wereld en in ons leven ontsnapt aan Zijn nauwlettende aandacht. Het leed drukt de dichter naar beneden; de moeiten van het leven dreigen hem te verstikken. Hij zit gevangen tussen die molenstenen van moeite en verdriet; hij dreigt erdoor vermorzeld te worden. En dan ziet hij het : Gods ogen die zien! Vriendelijke ogen zijn bij U van eeuwigheid. God kijkt niet nieuwsgierig, niet onverschillig of veroordelend naar mijn moeite en verdriet. Gods zien is uitnodigend, aansporend, aanmoedigend, opdat wij het zouden loslaten; in Zijn hand geven. Hoe kan dat? De grond daarvoor ligt in het werk van Christus. Zijn handen werden doorboord. Onze waaroms verstommen bij Zijn grote waarom. Hij kwam in deze wereld om dudelijk te maken dat de HERE onze moeite en verdriet ziet en Hij er niet met een grote boog omheen gelopen is, maar er in gedoken is. Dat kostte Hem alles. Als ik dat mag zien met het oog des geloofs ga ik tot Hem en leg ik in Zijn hand alle moeite en verdriet.

Psalm 10 : 12 - 18
Zachtmoedig
De zachtmoedigen in psalm 10 zijn de kinderen Gods die leven temidden van de goddelozen. Soms hebben ze het gevoel dat ze in het hoekje zitten waar de slagen vallen. Goddelozen loeren op hen als leeuwen in de struiken om hen te vangen in hun sterke klauwen. Voor hen is het duidelijk: er is geen God en daarom gaan ze hun gang. Zij hoeven zich immers toch niet te verantwoorden ? De zachtmoedigen of de ootmoedigen zijn daar het slachtoffer van. Ze lijken immers weerloos, maar schijn bedriegt. Zij leggen hun levensleed in Gods Hand en daarom staan ze sterk. Ze bidden het: Here, sta op; vergeet Uw ellendigen niet. De Here immers zal op Zijn tijd en wijze opstaan en schoon schip maken. Er is een God Die leeft en op deze aarde een vonnis geeft. In Hem ligt hun vreugde bij alle smart. De goddelozen hebben geen toekomst, maar de zachtmoedigen, die niet in tel zijn, zullen de aarde erfelijk bezitten. Here U hebt de wens der zachtmoedigen gehoord; U zult hun hart sterken; Uw oor zal opmerken. Dat geeft houvast ook vandaag.



Psalm 11
Bij U schuil ik
Psalm 11 bezingt een machtig geheim: de Here biedt schuilplaats. In de tempel heeft David dat ondervonden, maar de moordende vijanden zitten achter hem aan. David krijgt het advies om als een vogel naar het gebergte te vluchten. Daar zou hij veilig zijn, maar ook daar zijn de moordende pijlen gericht op zijn pees om deze vluchteling te treffen. De situatie is troosteloos, want nu komt David tot de ontdekking dat alles op zijn kop staat. De grondslagen van de samenleving zijn vernield; met God en Zijn wet wordt geen rekening gehouden. Wat is deze tekening actueel in onze tijd van Godsverlating en normvervaging. Wat moet een mens beginnen die God vreest? Is er voor zo iemand nog wel plaats in de samenleving? Ja, ontdekt David. De Here leeft en wij mogen belijden: nu de Enige gekomen is Die volmaakt rechtvaardig was, is er in een verwarrende tijd toch toekomst. Wat een pijlen zijn er op hem afgeschoten. Hij heeft zo het fundament van de verlossing gelegd. Dat fundament kan niet omver gestoten worden; dat fundament is beproefd gebleken. Betrouwd u op Hem, schuilt u bij Hem ?



Psalm 12
Gods Woord houdt stand
Eén van de grootste gaven die God aan ons mensen gegeven heeft, is dat wij kunnen spreken en horen. Dat merk je het beste als je dat niet kunt of of het gehoor en het spreken minder worden. Elke gave van God is tegelijk een opgave voor ons mensen. Wat kunnen wij die gaven misbruiken! Als wij de taal misbruiken voor de leugen dan worden de getrouwen weinig onder de mensen. De leugen verziekt alles in de samenleving. Daarom is de psalmist zo hevig geschokt als hij merkt dat de leugengeest doorgaat en het spreken van mensen verziekt. Wat wordt er geroddeld onder kerkmensen; wie smult niet van de roddelpers, ook onder kerkmensen? Wie de grootste mond heeft is vaak de baas. Toch zal een mens die de HERE vreest het daarbij niet kunnen uithouden. Hij roept tot God een hij weet dat de HERE het er niet bij zal laten zitten. In het licht van Gods Woord verbleekt elke leugen. Gods woorden zijn gedegen zilver; ze openbaren Zijn hart; ze zijn vol waarheid. Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Zalig die U hoort!



Psalm 13
Ik vertrouw op U
Heel eenvoudig belijdt de dichter in Psalm 13 dat hij de HERE niet meer kan missen. Toch heeft hij die gevoelige omgang met God niet. Hij heeft heimwee naar God en roept vanuit de eenzaamheid van zijn leven tòt God òm God. Luther heeft eens gezegd : hier vertwijfelt de hoop en hoopt de vertwijfeling. Is er nog toekomst voor zo'n bidder? Ja, hem blijft niet anders over dan te leunen en te steunen op de HERE. Tot vijfmaal toe klinkt in deze psalm dezelfde klacht : hoelang, HERE? Waarom verbergt U Zich? Waarom vergeet u mij? 's Nachts is het helemaal raak en spoken de meest verschillende oplossingen door zijn hoofd. Overdag is er het verdriet omdat je niet in staat bent die uit te voeren. Toch kan de dichter in die nood niet berusten. De HERE antwoordt weliswaar niet altijd direct, maar de Heilige Geest werkt in die nood het uitzicht dat God barmhartig is. Psalm 13 is vervuld vanuit Christus. Hij heeft het tenvolle meegemaakt waarover David hier klaagt. Hij werd verlaten, opdat u, kind des HEREN, nimmer van God verlaten zal worden en toch verhoring zou ontvangen.



Psalm 14
Wijs en dwaas
Wie wijs is erkent de HERE, Die troont in de hemel. De HERE ziet uit van zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde. Hij ziet op ons neer. Wie dwaas is, zegt in zijn hart : er is geen God. In psalm 14 gaat het om die scherpe tegenstelling. Wie is wijjs en wie is dwaas? Het feit dat u de bijbel leest, is toch wel het bewijs dat u niet tot de dwazen behoort? Staat dat voor u vast? Leest u dan psalm 14 nog maar eens. De dwaas kan heel goed een geijkt kerkmens zijn die leeft met de gedachte: wie doet me wat. Die dwaas hoeven we niet ver van huis te zoeken. Zo dwaas zijn wij allen van nature. Dwaas is wie leeft alsof er geen God bestaat. Er is niemand die goed doet, zegt de dichter van Psalm 14 en Paulus onderstreept dat nog eens in Romeinen 3. Kerkmens en atheïst worden op één hoop geworpen. Bent u nog dwaas? Dan is er uitzicht. Wijs wordt iemand die ontdekt wordt aan eigen dwaasheid en tot de HERE gaat; daar toont de HERE dat 'dwaze kruis', dat mij predikt : Ik voor u, dwazen, opdat u wijs zou worden en ontdekt aan eigen dwaasheid, het leven dat Mij zou zoeken.



Psalm 15
Een zondagspsalm
Zondag mogen we naar de kerk of we luisteren op een andere manier naar de bijbelse boodschap. We mogen in Gods tegenwoordigheid zijn. God is tegenwoordig, God is in ons midden, laat ons diep in het stof aanbidden. Psalm 15 geeft een opsomming van mensen die in Gods nabijheid mogen verkeren. Daarbij wordt ook een lijst van zonden gegeven die ons uit de nabijheid van de HERE houden. Wie die lijst goed leest, ontdekt dat die zonden allemaal samenhangen met de tweede tafel van Gods wet. We mogen de eerste tafel vaan de wet, waarin het gaat om de verhouding met de HERE, nooit losmaken van de tweede tafel, die handelt over de verhouding met onze naaste. De HERE haat alle zonden; ook die zonden die wij tegen onze naasten bedrijven. De HERE kan geen gemeenschap hebben met mensen die hun naaste niet liefhebben en dat ook metterdaad bewijzen. Is dan een heilige levenswandel de weg tot God? Moeten wij ons bekeren tot het 'brave-hendrikken christendom'? Neen; er is maar één weg : Christus! Waar echter geen oprechte wandel is voor God kan ook geen gemeenschap met Hem zijn.



Psalm 16
Een actuele belijdenis
Het hele psalmboek mag wel een schatkamer genoemd worden. Iemand heeft eens gezegd : in de psalmen kijk je Gods volk in het hart, maar tegelijk is het waar dat je God in het hart kijkt. Te midden van al die parels is Psalm 16 een gouden kleinood van David; een lied dat nieuwtestamentische hoogte bereikt: Niets zal mij kunnen scheiden van de liefde Gods. In dit lied legt David belijdenis af: ik betrouw op U, HERE en voor mij gaat er niets boven U; U bent mijn eeuwig goed, mijn Enig-al. Tegelijk gaat zijn hart uit naar het volk dat smen met hem de HERE wil dienen. Weet u daar iets van af? Zondag mocht u wellicht opgaan met Gods volk naar Gods huis. Weet u zich gesterkt door de HERE en staat u ook samen sterk? Dan kunt u er ook weer i de werkweek tegen. Waar spreekt u vandaag over? Over de uitslagen van de sportwedstrijden, over de weersomstandigheden? David heeft het tot zijn smart ontdekt dat velen andere goden dienen. Hij kan dat niet meer en wil dat ook niet meer. Hij wil zelfs hun namen niet meer op zijn lippen nemen, want de HERE is zijn ALLES. Is dat ook uw belijdenis aan het begin van elke nieuwe dag?

Psalm 16 : 5 en Klaagliederen 3 : 21 - 31
Davids erfdeel
Het mooiste en beste deel is David ten deel gevallen, getuige Psalm 16: de HERE is zijn erfdeel geworden. In verwondering schaart David zich bij de Levieten, die weliswaar geen grondgebied in Israel kregen, maar die een schone erfenis ontvingen : de HERE was hun Deel. Een erfdeel huur je niet; daar kun je ook niet voor betalen; dat krijg je en dat houd je levenslang. Dit erfdeel is ook nog van uitstekende kwaliteit; het is precies met snoeren uitgemeten. Wat is er bij David verwondering. De HERE wil Davids Goed en Davids God zijn. Dat is niet Davids keuze, maar Gods keuze. David heeft dat niet verdiend, maar hij heeft er wel zijn rijkdom in gevonden. Een schone erfenis is hem geworden. Wat een rijkdom: zo'n God te mogen noemen mijn God en dan te mogen delen in Zijn gemeenschap. Hebt u al iets gezien van de schoonheid van de HERE en zijn dienst, zodat u in uw hart het schoonste lied van die Koning gaat zingen? De HERE schenkt ook vandaag die schone erfenis weg aan een ellendig volk dat het belijdt : Uw aangezicht in gunst tot ons gewend, schenkt ons verzadiging van vreugde.

Psalm 16 : 11 en Psalm 139
Het pad des levens
Het pad des levens is het pad dat door het leven wordt bepaald; waar het leven wordt gevonden doordat men op die weg wandelt. We hebben gezien dat David in deze psalm zingt van zijn God Die zijn één en al is geworden. Wie die HERE tot zijn Deel heeft, heeft in feite alles. Die zorg van de HERE houdt niet op wanneer David ziek wordt of als de levenslamp uitgaat en de dood aanklopt. De HERE is een zorgend God tot over het graf; zelfs in het graf is Hij nog present en Hij zal niet toelaten dat verderf en ontbinding het laatste woord hebben. Hij maakt ons het pad des levens bekend. Wat betekent hier leven? Leven is een band met God hebben, in de gemeenschap met de HERE verkeren. Dus is het pad des levens het pad waar de gemeenschap met de HERE wordt genoten, waar Hij alles is. Dat sluit licht en leven in voor een zondig mens, die de eeuwige dood heeft verdiend. Zij kennen het gebed : HERE, leidt mij op het pad van het leven. Daar zal ik het echte, eeuwige leven vinden, om Jezus' wil. Die de dood heeft gedood en het onvergankelijk leven aan het licht heeft gebracht. Leeft u daaruit?



Psalm 17 : 1 - 8
Bewaring en bescherming
Een nieuw jaar ligt voor ons met bekende en onbekende mogelijkheden, vreugden of moeiten. Wat dit jaar ons zal brengen weten wij niet. Het ligt alles vast in Gods hand. Hij leidt en stuurt alle dingen. De rol van de geschiedenis ligt in de doorboorde handen van de HERE Jezus. Wat hebben wij elk jaar nodig? Voor elk mens lijkt het beantwoorden van die vraag anders te klinken. De dichter van psalm 17 weet wat wij allen nodig hebben : bewaring en bescherming. Hij weet van de dreigende gevaren. David staat midden in het leven. Goddelozen en vijanden die het op zijn ondrgang hebben gemunt, omringen hem. David kan niet anders dan in die nood te gaan schuilen bij de HERE. In een ontroerend gebed legt hij zijn hoofd rustig neer : bewaar mij als uw oogappel, dat wil zeggen : behandel mij, HERE, zo dat wie mij aanraakt aan u komt. Vervolgens bidt hij : verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels, dicht bij Uw hart. Daar voel ik uw Vaderhart kloppen. Wie zo bij de HERE heeft leren schuilen, weet het : door God bewaard ben ik wel bewaard, wat er ook gebeurt.

Psalm 17 : 9 - 15
Verzadiging of honger
Zo vlak na een jaarwisseling zijn er mensen genoeg die verzadigd zijn. Ze hebben volop gegeten en gedronken. Toch blijkt in de praktijk dat honger en dorst zijn blijven bestaan, nu eens naar dit, dan weer naar dat. Dat blijft zo, tenzij de echte honger wordt gestild. David weet ervan. In deze psalm getuigt hij: er zal verzadiging komen. Er is verwachting van de HERE. Verzadiging van vreugde bij die HERE, bij Wie hij leerde schuilen. Aan God heb ik altijd genoeg. Van God krijg ik nooit genoeg. Dat geloofsvertrouwen werkt deHeilige Geest in het hart, dat verlangen om Hem te mogen zien zoals Hij is en de volkomen gemeenschap met Hem te mogen beleven. Het beste komt nog! De slotwoorden van deze psalm zijn niet alleen toekomstmuziek, maar ook voorsmaak hier en nu van de eeuwige vreugde. Hebt u die honger en dorst naar de HERE leren kennen? De HERE Jezus getuigt: bij mij is lessing van elke dorst en verzadiging van elke honger. Het is genade van die God, die ons wil leren, dat we alles missen wanneer we Hem missen. Bij Hem is overvloed. Hij wil er ook vandaag om gebeden zijn. Zalig de mens die deze honger en dorst naar God kent. Ze zullen verzadigd worden.



Psalm 18 : 1 - 7
Balans opmaken
Vele middenstanders zijnin het begin van het jaar bezig met het opmaken van de balans; dat geeft immers duidelijkheid over de winst- en verliesrekening over een jaar. Het is goed dat u vandaag ook eens de balans opmaakt; dat doet David in Psalm 18 ook. Hij ziet terug op zijn leven; veel passeert aan zijn geestesoog. Het is een veelbewogen leven geweest. Er waren volop vijanden: Filistijnen, Saul, Absalom. Hij moest zwerve door de woestijn; er waren zwarte bladzijden vol met zonden in zijn levensboek. Nu David achter al deze gebeurtenissen staat, blijft hem niets anders over dan een loflied op de trouw van de HERE: geloofd zij mijn Rotssteen en verhoogd zij de God mijns heils. Hij bezingt niet zijn prestaties. Hij heeft het er niet over, dat hij toch maar is opgeklommen van herdersjongen in Bethlehem tot koning in Jeruzalem. Wat David overblijft is het loflied op de HERE, de Gopd van David. David begint in dit lied zij liefde uit te zingen en als hij de balans opmaakt, is zijn batig saldo de roem, de lof en de aanbidding voor deze getrouuwe HERE. Valt uw balans ook zo uit?

Psalm 18 : 8 - 20
Het geheim : Hij had lust aan mij
In dit lied getuigt David van Gods grootheid. De HERE heeft hem uit alle nood geholpen. Voor deze God is niets te wonderlijk. In dit gedeelte van psalm 18 klinken andere psalmen mee: Psalm 116, ik lag gekneld in banden van de dood, maar de HERE heeft mij aangezien en hulp willen bieden. Het geheim daarvan ligt in de HERE zelf, die bergen vlak maakt en zeeën droog voor hen die het heil van de Here verwachten. David getuigt hier van de onwankelbaarheid van die God, die een rots is voor het volk dat bij hem schuilt, in wie de vastheid ligt bij alles wat wankelt of bezwijkt. Het is bijna niet in woorden uit te drukken wie die Here is. Het grote geheim daarin is : Gods welbehagen. Hij wil Davids God zijn en dat is onverdiend, dat is eenzijdig Gods werk. Hij had lust aan mij. Onbegrijpelijk. David kan zich er alleen maar intens over verwonderen. als u deze God en Vader in de Here Jezus kent, kunt u ook vandaag verder, hoe moeilijk uw levensweg ook is. Uw leven hangt niet af van toevalligheden of van het noodlot. Welzalig is het volk dat deze Here tot zijn God heeft.

Psalm 18 : 21 - 25
Oprecht bij Hem
Het getuigenis dat David in dit stuk van psalm 18 geeft, is duidelijk: hij was oprecht bij God en wachtte zich voor ongerechtigheid. Is dit geen grootspraak? Is dit niet strijdig met het kenmerk van een christen: de ootmoed? Wij zullen dit David niet zo snel nazeggen. s dit niet in strijd met Davids boetepsalmen, zoals Psalm 32 en Psalm 51? David belijdt hier wat zijn gezindheid is voor de Here. Hij wil de Here oprecht dienen en in de zaa van zijn vervolgers stond hij in de rechte verhouding tot de Here. De Here was hem daarin tot steun en toeverlaat. Juist daarom prijst David hier niet zichzelf, maar juist Gods werk in hem. Hij belijdt het hier : als k op mezelf zie, dan beef ik; als ik op de Here zie, dan leef ik. Ik struikel dikwijls, maar door Gods genade ben ik wat ik ben en ondanks alles van mijzelf is het ook vandaag mijn oprechte begeerte naar al Gods geboden te leven en de zonde te haten en te vlieden. Daarom, wees ook vandaag oprecht voor Hem en 'zingt vrolijk, roemt zijn deugden, u die oprecht van hart en wandel zijt'.

Psalm 18 : 26 - 30
Met mijn God spring ik over een muur
Misschien staat u voor uw gevoelvanda\ag wel voor een muur. U Muren David Soms Gods kind Toch goed? Ja, want die God Hij heeft die muren geslecht Hem Die geen zonde gekend U staat ng vooor die muur Hij is er overheen gekomen Hij zal mij ook vandaag Daarom heb ik ook vandaag goede moed, vanwege deze God, vanwege deze Christus.

Psalm 18 : 31 - 40
Gods weg is volmaakt
Hoe kan David David bladert Allerlei situaties De weg naar de troon Zonder onderbreking vervolgde Saul hem In zulke situaties heeft een En toch belijdt David Dwars door alle menselijke beslissingen Kunt u dit achteraf David nazeggen Dat kan nooit buiten Hij ging in volkomen gehoorzaamheid Alles werd bij hem afgebroken Zijn weg eindigde in de dood. Wie hem ken Hoe kan een mens immers Dan pas bent u op de goede weg.

Psalm 18 : 41 - 51
De HERE leeft
We vinden in Het is een teken van geestelijke groei als David in dit lied Hij kan het niet ontkennen De HERE leeft. Hij is een schild voor allen Met zo'n God Emn al die bepproevingen dan De Heer bracht mij Kost het u moeite Is het voor u onmogelijk Toch is het zo. Naarmate u minder De conclusie Nu weet ik dat Zondag wordt het Woord van de levende God Hoort



Psalm 19 : 1 - 8
Hebt u God ontmoet?
De dichter van Psalm 19 Hij heeft God ontmoet Wie heeft zoiets machtigs In de tijd dat hij nog herder was, heeft David door de natuur gezworven Toch vertelt Gods schepping De natuur vertelt ons wel De schepping stelt ons wel in staat van beschuldiging De gebrokenheid in de schepping Daarom is er een andere De wet des Heren is volmaakt Alleen het Woord van Christus kan ons redden. Hebt u die God in Christus al ontmoet?



Psalm 19 : 9 - 15
Reiniging van het hart


Psalm 20 : 1 - 5
Hij geve u naar uw hart



Psalm 20 : 6 - 10
Vertrouwen in de Naam


Psalm 21



Psalm 22



Psalm 23



Psalm 24



Psalm 25



Psalm 26



Psalm 27



Psalm 28 : 1 - 5
Houdt u niet als doof
Een nieuw jaar is aangebroken;veel heil en zegen toegewenst. Wanneer de Here met ons meegaat, gaat het altijd goed. Dat heeft David ondervonden. In Psalm 28 heeft hij in de nood tot de Here geroepen. Die God is immers zijn Rotssteen, de vaste grond onder zijn voeten. De Here is zijn enige Helper. Zo een belijdenis is echter geen goedkope uitspraak; daar komt van alles en nog wat tegenop. De omstandigheden bijven dezelfde. In een nieuw jaar is niet ineens alles nieuw of anders. Bovendien is er ook de bestrijding: zou God wel horen? Houdt Hij Zich niet doof? Als dat waar zou zijn, is het voor David verloren. Als God hem verllaat, heeft hij niets meer over. Als U niet hoort en antwoordt, ben ik verloren. Het is voor David een zaak van leven en dood. Hij grijpt zich aan de Here vast; die God is immers betrouwbaar. Hij is de vaste God van mijn behoud en dat alleen om Jezus' wil. Voor Hem hield Zijn Vader zich wel doof. Om Hem, door Hem en met Hem antwoordt God ten dage van de benauwdheid.

Psalm 28 : 6 - 9
De Here hoort!
David zingt Gods lof, omdat de Here de stem van zijn smekingen heeft gehoord. Hij is gaan letten op de daden van de Here en dat brengt hem tot diepe verwondering. Hij belijdt: de Here is mijn Sterkte en mijn Schild. Kan dat nu zo van de ene dag op de andere veranderen? De ene dag bidt u 'HERE, houdt u niet als doof' en dan vandaag die belijdenis? Ja, dat kan zo veranderen. David heeft namelijk naar de Here leren luisteren. De Here is betrouwbaar en dat is al reden genoeg om het loflied te zingen: de Here hoort naar mijn gebed. De grond hiervoor ligt in het Nieuwe Testament, in de Here Jezus Christus. Van Hem heeft Zijn Vvader Zich afgewend; voor Hem was er alleen duisternis en verlatenheid. Verbergt de Here Zijn aangezicht voor u? Dat kan. De oorzaak ligt altijd bij ons. Wien het daarbij niet kan uithouden, ontdekt het tot zijn verwondering: Hij was van God verlaten, opdat u en ik nimmermeer van Hem verlaten zouden worden. Leeft u uit die weldaden van Christus? Dan zult u het gebed uit vers 9 verstaan: verlos Uw volk en zegen Uw erfenis, weid hen en verhef hen tot in eeuwigheid.



Psalm 29 : 1 - 4
Het onweert
Wij kennen het natuurverschijnsel van het onweer. De Schriften zeggen daar van: de God dere dondert; in de bliksemstralen en in de donderslagen ziet en hoort u Gods majesteit. Misschien kent u uit uw jeugd die nachtelijke momenten tijdens een onweersbui en vader en moeder haalden u uit bed. Eerbiedig wachtten ze met u het einde van de bui af. Vandaag zien wij dat anders. Onweer is immers natuurkundig te verklaren. Bovendien hebben wij vandaag de bliksemafleider, de aardschakelaar en zijn wij tegen brand- en bliksemschade verzekerd. Een man als David wist daar in zijn tijd niets van. Maar is hij nu echt zo primitief? David

Psalm 29 : 5 - 11
De Tempel komt in zicht
Iemand



Psalm 30 : 1 - 6
Avond en morgen

Psalm 30 : 7 - 13
De streep door de rekening


Psalm 31 : 1 - 6



Psalm 31 : 7 - 13



Psalm 31 : 14 - 19



Psalm 31 : 20 - 25
Wees sterk


Psalm 32
Welgelukzalig
Psalm 1 begint met een prachtig woord, vol van klank 'welgelukzalig'. Dit woord wordt ook wel vertaald met 'welzalig', maar dan is het woord geluk eruit en dat is jammer, want het woord waarvan welgelukzalig is afgeleid betekent: gelukkig te prijzen is. Leest u het maar in Psalm 1 wie dat is, in Psalm 32 en Psalm 146 : 5. Bij dat geluk hoort nu ook het woord zalig, omdat er geen geluk is buiten de zaligheid om. Hoe kan iemand over geluk spreken of denken als het geluk niet in verband staat met de zaligheid? U zou zich



Psalm 33



Psalm 34



Psalm 35



Psalm 36



Psalm 37



Psalm 38 : 1 - 15
Ziekte en pijn
Pijn is het gevolg van disharmonie binnen ons lichaam.

Psalm 38 : 16 - 23
Een gezegende zorg
Wat kunnen er vandaag veel dingen zijn die ons bezig houden, ter neer drukken. Soms lijdt een mens het meest aan het lijden dat hij vreest. Toch heeft een christen nog iets anders om zich over te bekommeren, namelijk zijn zonde. David doet dat in Psalm 38. Hij heeft Gods doel gemist en dat is het wezen van de zonde. Dat is hem tot smart geworden; dat maakt hem boetvaardig. De gevolgen van de zonde staan ons in deze gebroken wereld bijna dagelijks voor ogen. Peilen wij darvan de diepte? Is het voor ons gevoel wereldvreemd dat David zich daarover zorgen maakt en het belijdt : o, God, wat zijn mijn zonden groot; ik ben bekommerd vanwege mijn zonden? Zo wordt een groot mens klein en buigt Hij zich voor de Here. Dan ken ik maar één gezegende zorg: te leven uit de verdienstenschat van de grote Zaligmaker van zondaren. Dan leer ik te leven van Gods gratie.



Psalm 39



Psalm 40



Psalm 41



Psalm 42



Psalm 43



Psalm 44



Psalm 45



Psalm 46



Psalm 47



Psalm 48



Psalm 49



Psalm 50



Psalm 51



Psalm 52



Psalm 53



Psalm 54



Psalm 55



Psalm 56



Psalm 57



Psalm 58



Psalm 59



Psalm 60



Psalm 61



Psalm 62



Psalm 63



Psalm 64



Psalm 65



Psalm 66



Psalm 67



Psalm 68



Psalm 69



Psalm 70



Psalm 71



Psalm 72



Psalm 73



Psalm 74



Psalm 75



Psalm 76



Psalm 77



Psalm 78



Psalm 79



Psalm 80



Psalm 81



Psalm 82



Psalm 83



Psalm 84



Psalm 85



Psalm 86



Psalm 87



Psalm 88



Psalm 89



Psalm 90



Psalm 91



Psalm 92



Psalm 93



Psalm 94



Psalm 95



Psalm 96



Psalm 97



Psalm 98



Psalm 99



Psalm 100



Psalm 101



Psalm 102



Psalm 103



Psalm 104



Psalm 105



Psalm 106



Psalm 107



Psalm 108



Psalm 109



Psalm 110



Psalm 111



Psalm 112



Psalm 113



Psalm 114



Psalm 115 : 1 - 8
Gode alleen de eer
Dat kun je boven deze psalm zetten. Maar vergeet dan niet dat dit een loze en boze kreet kan zijn. Als wij immers onze eigen gang blijven gaan dan komt God niet tot Zijn eer. Waarom moet God alle eer hebben en is er niets van ons bij? De psalmist belijdt het hier: ons wankele leven komt de eer niet toe. Dat leven is ons door God gegeven. Waarom dan alleen Gode de eer? Psalm 115 betuigt dat alle andere goden nullen en nietsen zijn, volstrekt onbetrouwbaar. Onze God is in de hemel en Hij doet al wat Hem behaagt. Is dat niet een griezelige belijdenis? Neen, maar Hij gaat wel Zijn goddelijke gang en dat zullen de heidenen, die geen rekening met hem houden, aan de weet komen. God is en blijft soeverein. Hij is de God van het welbehagen. Voor Gods volk is dat reden om te zingen : Het heeft Hem behaagd hen te redden van de eeuwige ondergang. 'Hij heeft in mensen een welbehagen', zo hebben de engelen gezongen in de kerstnacht. Hij is Jakobs God, de God van zondaren, de God van het welbehagen in Jezus Christus betoond.
Ziet u het verschil? De heidenen brengen zichzelf een serenade; Gods kinderen zingen : niet ons o Heere, maar Uw Naam zij eeuwig lof gebracht.

Psalm 115 : 8 - 18
Zegen voor klein en groot
De dichter van dit lied prijst zijn God uitbundig. De heidenen hebben met al hun drukte een dode god. Hun goden zijn bedriegers. Zij geven niets om je en je moet er ook geen cent voor geven. Heb je problemen, zit je moeilijk? Verwacht maar niets van hen. Het zal hun een zorg zijn hoe je verder moet. Je kunt bidden en smeken, snakken naar een blik, een hand, ze blijven er onbewogen onder en ze zorgen voor een gruwelijke eenzaamheid. Dat kan ook niet, anders want ze zijn het werk van mensenhanden, eigen producten van de onafhankelijke mens. De dichter steekt zelfs de draak met hen. Ze blijven nergens.
Hij weet wel Iemand beters: de God van hemel en aarde. Hij is een en al oor als u roept. Hij is uw hulp en uw schild, kind van God. Hij zegent. Hij is met Zijn volk altijd en overal, hoe donker ook hun weg mag zijn. Hij zal zegenen wie de Heere vrezen, kleinen zowel als groten; de jongeren niet minderen dan de ouderen. Zegen ook voor de jeugd. Het staat op je voorhoofd geschreven, jongere, dat je op Gods zegen kunt rekenen wanneer je Hem daarom vraagt.



Psalm 116 : 1 - 7
Gods liefde
Psalm 116 is een persoonlijk lied en een geliefde psalm. We horen in dit lied de drieslag van de catechismus: ellende, verlossing en dankbbaarheid. De dichter wist zich in diepe ellende; de Heere schonk verlossing en daarom kon hij de Heere danken. Wat was het geval? Hij was aan de dood overgeleverd; doodsangsten hadden hem in de greep. Benauwdheid en smart drukten hem terneer. Hij werd er depressief van. Uw beeld? Alle hoop op verlossing was afgesneden. Toen bleef hem maar één weg over: 'S.O.S, o HEERE, redt mijn ziel'. De psalmist grijpt zich vast aan het Woord van de levende God Die verlossen kan en kan redden uit de banden van de dood. Nu blijft zijn belijdenis over: 'Heere, ik heb U lief. Heere, Gij weet alle dingen; Gij weet dat ik U liefheb'.
Dat is toch het geheim van het evangelie: 'Hierin is de liefde Gods, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons eerst heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft.' Die liefde Gods roept om wederliefde en dan kun je het zingen niet laten: 'Ik heb U hartelijk lief'. Laten wij niet vergeten dat de Heere Jezus ook deze pslam heeft gezongen voor Hij naar Gethsemané en Golgotha ging. Hij heeft de grond onder dit lied gelegd. Hij heeft die liefde Gods bewezen en vuurvast gemaakt. Hij bevestigt het elke dag: 'Ik heb u lief, kind van God, daarom heb ik u getrokken met de koorden van goedertierenheid'.

Psalm 116 : 7 - 12

Rust
In deze psalm zijn geweldige dingen gebeurd die wij mensen nooit tot stand kunnen brengen. De dichter wist zich in de banden van de dood. De dichter wist zich in de banden van de dood, maar God heeft hem het leven geschonken. Hij kende benauwdheid en droefheid, maar de HEERE gaf in plaats daarvan vreugde. Uit de angsten der hel is hij gered en hij is overgegaan in de vrede. God Zelf heeft dat gedaan. Hij heeft zijn leven gered, zijn tranen gedroogd en zijn voeten bewaard voor aanstoot. Zo’n nauwlettend God hebben we. Hij doet geen half werk. Hebt u gisteren die boodschap gehoord? Wij zijn immers ten dode opgeschreven. Wij worden aangeklaagd, veroordeeld vanwege onze schuld, maar dankzij de Christus, Die kwam in de helse benauwdheid en de angsten der hel, voor Wie nergens troost en uitzicht was, dankzij die vreemde vrijspraak, dankzij Zijn dood en opstanding wordt ons leven van de dood gered. Dat alleen geeft rust op deze eerste werkdag of tijdens uw vakantie. Dat moet ons wel tot het gebed brengen: HEERE, geef dat wij ophouden onze zaligheid in onszelf te zoeken. Leer ons alleen rust te vinden in het volbrachte werk van Uw lieve Zoon. Dan wordt het onze belijdenis: keer weder tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan.

Psalm 116 : 13 - 19

Dure levens
Deze psalm laat zien dat het vertrouwen van Gods gunstgenoot groot is. Daarom ontvangt de HEERE liefde en lof. God Zelf heeft hem immers verlost naar lichaam en ziel. God heeft immers de verlossing van de totale mens op het oog. Zo’n mens kan het moeilijk hebben, maar God houdt hem in het oog. De dichter heeft geleerd het niet meer bij mensen te zoeken. Mensen beloven wel veel, maar kunnen het soms niet eens waar maken. Geen wonder, want wij mensen hebben niets in onze hand, zelfs ons leven niet. Telt bij God dan wel het leven van een enkeling? Zeker; Hij is de God des levens. Hij telt de levens van Zijn gunstgenoten. Ze zijn kostbaar in Zijn ogen. Hij heeft er immers alles voor ingezet. Hij Die Zijn eigen Zoon heeft overgegeven in de dood, kan nooit vergeten hen voor wie de Zoon Zijn leven heeft prijsgegeven. Uw leven is duur, de prijs van eeuwig leven is hoog en uw dood is kostbaar, kind des Heeren. Om de dood zijn prikkel te ontnemen moest Christus de angsten der hel doorstaan. Dan breekt de lofzang door: ik zal U lofoffer brengen. Hem loven is immers voorbereiding op de grote toekomst!


Psalm 117 en Romeinen 15 : 8 - 13

Hooibouwpsalm
U kent het wel; een situatie in een gezin: iedereen heeft haast; bijna geen tijd om aan tafel te lezen. Dan nemen we psalm 117 maar. Korter psalm is er immers niet. Op het platteland werd deze psalm wel eens “de hooibouwpsalm” genoemd. In de drukste tijd van het jaar, tijdens de hooibouw, was men snel klaar met bijbellezen en men had toch uit de Bijbel gelezen. Psalm 117 mag dan de kortste psalm zijn, maar daarom nog geen psalm die je vrijblijvend leest. De dichter roept alle volken op de HEERE te loven. Voor de goden van deze wereld zijn mensen niet veel meer dan speelgoed. Als het stuk is gooi je het weg. De HEERE echter heeft alle volken in het oog. Weet u waarom? Omdat Gods goedertierenheid, Zijn genadige gezindheid, zo machtig is en Zijn trouw tot in der eeuwigheid bestaat. Zo’n machtige en getrouwe God is het waard om door iedereen op deze aarde geloofd en geprezen te worden. Deze “hooibouwpsalm” wordt door Paulus aangehaald in Romeinen 15 : 11. Paulus geeft aan dat God ook de heidenen roept. Dat houdt dan wel in dat wij de roeping hebben de boodschap van vrije genade te brengen aan alle volken. Die volken lopen overigens ook door onze samenleving. Deze psalm is wel de kortste, maar geeft ons wel de langste opdracht die er is.


Psalm 118 : 1 - 9

Het middelpunt van de Bijbel
Iemand heeft eens uitgerekend dat Psalm 118 vers 8 precies het middelste vers van de Bijbel is. Dus hebben we hier te maken met het hart van het evangelie: het is beter om niet op mensen te vertrouwen maar tot de HEERE de toevlucht te nemen. Waarom? Mensen zijn tijdelijke helpers; God is de eeuwige Helper; mensen zijn in de grond der zaak egoïstisch, maar God is het om het eeuwige heil van de mens te doen. De dichter van dit lied heeft het meegemaakt dat hij aan alle kanten omringd was door vijanden. Hij werd als door een wesp gestoken. Je zou in paniek raken. Maar tegenover die bijna almachtige vijanden staat de HEERE, de Helper in de nood. Ziet u in deze psalm het beeld van Christus oprijzen? Hij heeft deze psalm gezongen in de nacht van Zijn lijden. Hij werd aan alle kanten omringd door vijanden. Voor Hem was er geen helper in de nood. Met Hem was de HEERE niet. Daarom kunt u vanwege Zijn werk zingen: de HEERE is bij mij; ik zal niet vrezen, wat zou een nietig mens mij doen. Looft de HEERE, want Hij is goed; Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.

Psalm 118 : 10 - 20

Sterkte en psalm
Dit is een prachtige combinatie : de HEERE is mijn sterkte en mijn psalm en Hij is mij tot heil geweest. De dichter van dit lied weet het persoonlijk: de HEERE belooft niet alleen sterkte; Hij geeft niet alleen sterkte, Hij is mijn persoonlijke sterkte. Wat ik niet heb en toch niet missen kan dat is Hij in Zijn beschermende aanwezigheid. Daarom is Hij ook mijn psalm; al wat te zingen en te loven is in mijn leven ontleen ik aan Hem. Er is immers zoveel te koop in mijn leven. Gaat uw weg ook niet over rozen? Ieder huis heeft immers zijn kruis en ieder hart zijn eigen smart. Weet u net als de dichter van Gods kastijding, van Zijn slaande Hand? Christus is eraan onder doorgegaan. God heeft Hem overgegeven in de dood.Hij werd van God verlaten, opdat u en ik nimmermeer van Hem verlaten zouden worden. Daarom blijft de grondtoon van dit lied: ik zal niet sterven, maar leven en Gods grote daden in Christus verkondigen. Er is bij Hem toch licht en kracht, ook vandaag. Daarom is Hij, om Christus’wil, toch mijn sterkte en mijn psalm. Daaro0m loof ik Hem mijn leven lang!

Psalm 118 : 21 - 29

Verlossing brengt tot dank
Alle kinderen van God kennen dit lied van ellende, verlossing en dankbaarheid. Ze kennen immers het leven vol van ellende in de zonde, maar ze kennen ook het lied van de verlossing dat uitloopt in het leven der dankbaarheid. Daarom gaat de dichter naar de tempel om daar de HEERE te loven. Helaas zijn de poorten gesloten. Hij roept: doe de poort toch open waar achter de Rechtvaardige woont. Het priesterkoor antwoordt: dit is de poort des Heeren; alleen wie beantwoordt aan Gods norm mag binnenkomen. Wie kan dat van zichzelf zeggen? Wie krijgt toegang tot de HEERE? Alleen die mens die de Rechtvaardige kent en leeft uit de gerechtigheid van Christus. Hier zien we iets oplichten van het geheim van Gods gang met Christus. Hij werd door de mensen veracht en was de onwaardigste van alle mensen. Voor Hem was de toegang gesloten. Hij is de Hoeksteen door de bouwlieden veracht. Maar op Hem rust het hele gebouw van de zaligheid. Psalm 118 eindigt zoals het begonnen is; met de lof en dank aan de HEERE. Toch klinkt de slotzang dieper. Gered uit zo’n grote nood en dood blijft over de lofzang: looft de HEERE want Hij is goed. Is dat uw antwoord? Ja, Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.


Psalm 119 : 1 - 8

Het abc van het geloof
Psalm 119 is evenals psalm 25 een alfabetische psalm. In de volgorde van de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet komen we 22 afdelingen tegen, bestaande elk uit 8 verzen. Die 22 onderdelen beginnen dus telkens met de letters van het Hebreeuwse abc. U zult bij deze langste psalm niet snel in slaap vallen. Het begin is duidelijk en fors: welgelukzalig zijn de oprechten van wandel die in de weg des HEEREN gaan. Wet en weg horen bij elkaar. Het gaat immers om onze levensweg naar Gods wet en woord. Op de wet van God wordt in dit lied de lofzang gezongen. De dichter gebruikt wel zeven verschillende namen om dat uit te drukken : wet, openbaring, getuigenissen, bevelen, inzettingen, geboden en beloften/toezeggingen. Een mens die Gods geboden onderhoudt wordt hier zalig gesproken. De weg van Gods inzettingen is immers aanbevelingswaardig. Alleen gaat het bewandelen van die weg niet vanzelf. Er is immers in ons ook een andere wet die strijd voert tegen de wet van ons gemoed en ons gevangen wil houden onder de wet van de zonde. Daarom brengt deze psalm ons steeds tot het gebed: houdt Gij mijn handen beide met kracht omvat. Zo alleen kan ik wandelen op het smalle pad. Zullen we zo deze psalm lezen en daar vandaag vurig om bidden?

Psalm 119 : 9 - 16

De jongere
Opvallend is dat aan het begin van deze lange psalm de jongeling, de jongere, wordt genoemd. Het gaat hier dus om de jeugd in het algemeen. Ze komen gelijk aan de beurt. De dichter vraagt zich namelijk af waarmee de jongeling zijn pad zuiver en rein zal bewaren. Dat kan alleen als die jongere zich houdt aan Gods Woord. Het is dus een zegen dat God ons Zijn Woord en wet geeft als een betrouwbaar kompas. Het is ook noodzaak voor mij, want ik zit zovaak naast het pad of ik raak uit de koers. Van nature dwalen wij allen als schapen en keren ons van de weg en van de Herder af. Er is hartsverandering nodig zodat onze voeten zich richten op de weg van Gods geboden. Die verandering is niet alleen voor de jeugd noodzakelijk, maar ook voor de ouderen. De strijd tegen de zonde blijft immers ons leven lang. Bij mijn laatste snik word ik immers pas verlost van mijn eigen “ik”. Daarom: ouderen en jongeren strijdt de goede strijd in Gods kracht met het gebed” HEERE, leid mij niet in verzoeking, maar verlos mij van de boze”
Psalm 119 : 17 - 24

De wonderen van Uw wet
Kent u die uitdrukking of is het alleen maar een ouderwets woord voor u, die u weinig zegt? Dan is het wel nodig vandaag naar de dichter van dit lied te luisteren. Hij weet zich een vreemdeling op aarde, weet zich onzeker. Waar moet hij hulp zoeken? Toch zingt hij zijn lied op de wonderen van God. Hij heeft Zich immers aan ons geopenbaard en aan Zijn vrienden Zijn heilgeheimen bekend gemaakt. Die heilgeheimen worden zichtbaar in de Heere Jezus Christus. Bent u zo’n vriend ? Dan bent u het er toch mee eens dat het een compleet wonder is dat de HEERE met u vandaag te doen wil hebben? Alleen moeten onze ogen daarvoor wel open gaan. De natuurlijke mens verstaat immers niet de dingen die van de Geest zijn. Daarom bidt de dichter om open ogen om de wonderen van Gods wet te kunnen aanschouwen. Is dat ook uw verlangen vandaag? Dan hebt u het misschien niet gemakkelijk maar dan gaat het toch goed, want het komt goed. Dan reist u vandaag ook veilig onder het heiligend kruis, naar het erfgoed daar boven, in het Vaderhuis.

Psalm 119 : 25 - 32

Gode bevolen
De dichter van dit lied weet van groot lijden dat over hem gekomen is. Het stof van de dood kleeft hem aan. Wat is dan beter dan elkaar aan God op te dragen en ons aan Hem aan te bevelen. Daarmee dragen we elkaar op aan de zorg van de HEERE. Dan zijn we toch op het hoogste adres? In dagen van ziekte, bij een medisch onderzoek, in de eenzaamheid van het zorgcentrum of in het verpleeghuis, op vakantie of op ons werk hebben we dat nodig. De psalmdichter gaat ons daarin vandaag voor. Hij heeft zijn wegen overdacht en ze de HEERE voorgelegd. Hij vertelt de HEERE wat hij heeft gedaan en hoe het hem is vergaan deze dag of deze nacht. Hij legt zijn zaken voor God neer.Een kind van God ziet op naar de hemel, want hij mag zich aan Gods bescherming toevertrouwen. Dat kan alleen omdat aan Christus, de Borg, die bescherming werd onthouden. Hij heeft die bescherming voor zondaren verdiend. Misschien hebt u het wel erg moeilijk, ziet u tegen de dagen die komen op of wacht u een zware opdracht. Ken uw afhankelijkheid van de HEERE. Bij Hem is raad, bij Hem alleen. Gode bevolen!

Psalm 119 : 33 - 40

Levensnoodzaak
Het is voor ons allen van levensbelang om “de weg te houden”, nl. de weg van Gods getuigenissen. Die weg wordt ons in Gods Woord gewezen. De dichter van dit lied heeft dat ontdekt. Daarom kent hij het gebed om het heldere zicht op die weg en bidt hij om die weg te bewaren tot het einde. Een mens bewaart immers in eigen kracht die weg nooit en zeker niet tot het einde. De HEERE moet immers Zelf altijd weer Leermeester en Gids zijn anders verdwalen we. Wat zijn we vaak hardleers, ook na ontvangen genade. Wend, wend mijn oog van de ijdelheden af, mag ons dagelijks gebed wel zijn. Het is immers ijdel, het stelt niets voor als wij alleen vechten voor ons eigen belang of alleen onszelf op het oog hebben.Wat is het levensnoodzakelijk het gebed te kennen : HEER’ wees mijn Gids op heel mijn levensweg. Met al mijn blindheid, dwaasheid en onkunde kan ik bij de HEERE terecht. Hij laat ons dan ook de ijdelheid van ons leven zien en hoe betrekkelijk de dingen zijn waar wij ons zo druk over maken. Hij alleen geeft ons volheid van leven. Dan alleen hebben we toekomst; anders nooit!

Psalm 119 : 41 - 48

Zelfonderzoek
Voor velen eindigt vandaag de werkweek. Hebben ze het op uw werk gemerkt dat u Gods inzettingen kent en uit Zijn Woord leeft of schaamt u zich ervoor om daarvoor uit te komen? De dichter van psalm 119 schaamt zich daar niet voor. Hij legt in het openbare leven getuigenis af van de hoop die in hem is. Hij kan zelfs bij de koning zijn mond niet houden en belijdt daar openlijk Gods getuigenissen. Wij hoeven het zo hoog niet te zoeken. Wij komen dagelijks met heel wat mensen in aanraking. In de straat waarin wij wonen, op het kantoor waar we werken, op de camping waar we staan of in het huis waar we verpleegd worden. Kunnen ze ook daar merken dat we christen zijn? Of heten we christen, maar zijn het niet! Zelfonderzoek gevraagd. Wat is het kenmerk van iemand die zich niet schaamt voor Gods getuigenissen? Zo iemand gaat goed spreken van God. Iemand die door God tot God bekeerd is verstaat pas echt uit hoe grote nood en dood God hem heeft gered. Dan gun je het ook aan iedereen. Daarin wordt Gods Naam verheerlijkt en geprezen. Dat is toch echt het doel van het leven van een christen.

Psalm 119 : 49 - 56

Ruimte
Wat kan het je aangrijpen als je ziet hoe Gods vijanden alles doen wat God verboden heeft. Wat kan het door je ziel snijden als je ziet hoe anderen de hand lichten met Gods inzettingen. De dichter van psalm 119 ziet deze haarscherp en blijft er niet onbewogen onder. Grote beroering heeft hem bevangen vanwege de goddeloze die Gods weg verlaten. Kunt u dat de dichter nazeggen of heeft u andere problemen aan uw hoofd? Dat zou zomaar kunnen. Doet het u geen pijn als Gods Naam openlijk te schande wordt gemaakt? Er is in Nederland immers geen schoner vermaak dan in het openbaar te vloeken en Bijbelse zaken belachelijk maken. In de dagen van de dichter werd hij uitgedaagd met opmerkingen als : wat koop je nu voor de vreze des HEEREN? Hij weet gelukkig wat hij antwoorden moet. Hij voelt zich een vreemdeling op aarde, maar hij kan zingen van Gods inzettingen. Niet meer van deze tijd? Vergis u niet. De psalmist weet van echte troost en van houvast. Gods belofte heeft hem levend gemaakt. Dat houdt hem op de been, want Gods Woord is vol levenwekkende krachten. Dit is mijn troost in druk mij toegezegd, mijn troost in leven en in sterven. Daarom sta ik in de ruimte, door niets en niemand gehinderd.

Psalm 119 : 57 - 64

Midden in de nacht
Er zijn mensen genoeg die helaas ’s nachts niet kunnen slapen. Ze kunnen het in bed niet meer uithouden en staan op. In dit gedeelte vertelt de dichter dat hij ook midden in de nacht opstaat. Niet om een kopje thee te zetten, niet vanwege grote zorgen die hem uit de slaap houden, maar hij staat op om Gode te loven. Loven is een bekend woord in de Bijbel. Het betekent dat je alle goede dingen van iets of iemand hardop noemt. Je prijst zo iets of iemand. De dichter gaat God loven. Daarom kan hij het in bed niet meer uithouden. Hij moet wel opstaan om hardop alle heerlijke dingen van de HEERE te noemen. God is immers goed voor hem. Hij komt handen tekort om Gods zegeningen te tellen. Dan is opstaan in de nacht toch zinvol. Dan kunnen we ook de dag weer aan. Dat geeft ook band met allen die Gods Naam ootmoedig vrezen. Vandaag is het zondag. Kunt u nog naar de kerk? Hebt u er behoefte aan om samen met allen die uit diezelfde bron drinken en hetzelfde doel voor ogen hebben Gods Naam groot te maken. Hij is het, om Christus’ werk ten volle waard om Hem te loven en te prijzen voor alle gunstbewijzen; voor alle wonderen van Zijn macht!
Psalm 119 : 65 - 72
Het kromme in ons levenslot
De dichter van dit lied heeft het niet gemakkelijk. Hij wordt verdrukt; boze mensen hebben zijn weg versperd. Het geeft hem een gevoel van machteloosheid. Het leed is zo zwaar te dragen. Herkent u het? Weet u persoonlijk ook van die tegenspoed? Leed en lijden is er overal in het leven van mensen. Het is echter de vraag wat het leed en het lijden met ons doet. Brengt het ons dichter bij de HEERE of worden we er opstandig van. Immers een moeilijke levensweg met de HEERE is beter dan een makkelijke weg zonder de HEERE. Als de dichter achterom kijkt belijdt hij het achteraf: het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Hij zegt niet dat u in hoera stemming moet komen als u ernstig ziek bent. Wie gaat God nu danken voor pijn, lijden en druk? Toch kan dat kromme in ons levenslot ons dichter bij God brengen. Het kromme in ons levenslot wordt alleen goed als we achter de grote Kruisdrager aangaan. Dan blijkt het ook niet tevergeefs te zijn op Hem te vertrouwen. In de nood leert men zijn vrienden kennen. Gods kind zegt: ’t Faalt aardse vrienden vaak aan krachten, maar nooit een Vriend als Jezus is. Groter dan die Helper is de nood toch niet.
Psalm 119 : 73 - 80
Uw handen hebben mij toebereid
Van alles wat God geschapen heeft, is de mens zelf wel het mooiste kunstwerk. Hij is het kroonjuweel van Gods schepping. De Heere schiep de mens immers naar Zijn beeld en gelijkenis en al heeft de zonde ook hierin verwoestend gewerkt, de mens is en blijft dat. De mens kan denken, zien, horen, lopen, handelen, spreken en zingen. Wij kunnen nadenken over onszelf, over onze wereld en over onze Schepper. Soms ontdekken we dat pas als we wat mankeren. De dichter van dit lied belijdt het voluit: Gods Handen hebben mij gemaakt en toebereid. Noodzakelijk is daarom verstand met goddelijk licht bestraald. Dat inzicht moeten we wel van God ontvangen. Daarvoor is ook nodig een rein hart en een vaste geest. Dat wil de HEERE ons schenken, om Jezus’ wil. Dan ga ik de zonde haten. Dan kan ik niet meer zeggen: ik doe met mijn handen, voeten, hoofd en hart wat ik wil. Dan wordt het gebed: laat U mijn tong en mond en ’s harten diepste grond toch welbehaaglijk wezen. Wie belijdt “ ik loof U, HEERE, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid” kan alleen maar bidden : maak dat ik mijn voeten zet, op de wegen van Uw wet.

Psalm 119 : 81 - 88
Een leren zak in de rook
In dit gedeelte tuurt de dichter in de verte en het maakt hem bang. Hij kan niet meer. Hij beleeft het absolute dieptepunt in zijn bestaan. Iedereen is tegen hem. Zijn vijanden staan hem op te wachten en loeren op zijn ondergang. Hij voelt zich een leren zak in de rook. Leer is een sterk materiaal. Het kan wel tegen een stootje. Maar zo’n leren zak is niet bestand tegen langdurige hitte. Dan droogt het uit en barst het. Op den duur verschrompelt het. Hoe lang kan hij dit nog volhouden? Hij legt ook de vinger op een plek die ook voor ons vaak erg pijnlijk is. Hoe komt het dat de brute, goddeloze en boosaardige mensen geen strobreed in de weg gelegd wordt, terwijl Gods kinderen de wanhoop nabij zijn. Het zijn vragen waarop wij geen antwoord weten. Daarom blijft de dichter één ding over: roepen, HEERE, haast U tot mijn hulp. Hoort God naar zo’n leren zak in de rook? Ja, omdat er Eén geweest is die maar niet in de rook heeft gehangen, maar bezweken is onder Gods brandende toorn. Temidden van alle soorten vijanden werd Hij zelfs van God verlaten, opdat wij nimmermeer van Hem verlaten zouden worden.

Psalm 119 : 89 - 96
Het einde
“Dit is helemaal het einde”. Herkent u in die woorden een jongere die ergens helemaal verrukt over is? Wat een vreugde. Dit is gaaf. Bijna volmaakt? Neen, al het aardse heeft zijn beperking en niets op aarde is volmaakt sinds wij vrij en moedwillig God verlaten hebben. Alles hier op aarde heeft iets van die gebrokenheid en heeft een einde. De dood gaat door en niets is hier blijvend en niemand leeft eeuwig. De dichter heeft het allemaal overdacht en dit is zijn conclusie. Toch ziet hij iets waaraan geen einde komt: Gods wet is volmaakt en heeft geen einde. Die wet is gaaf en blijft gaaf.Wij zijn er niet als we zeggen: ik doe geen vlieg kwaad en ik geef ieder het zijne. Wij zijn er niet mee klaar als we denken: ik lieg niet, ik steel niet, ik heb niemand gedood. De Heere Jezus heeft een korte samenvatting gegeven van wat God eigenlijk van ons vraagt: God liefhebben met heel je hart, heel je verstand en al je krachten en je naaste als jezelf. Niet alleen die lieve naaste dus, maar ook die nare vervelende mens. Wie kan dat van zichzelf zeggen dat hij aan de volle maat van Gods wet voldoet? Bent u hiermee als eens aan het einde geraakt; aan het einde van uw presteren. Dan gaan uw ogen open voor Hem Die Gods wet volmaakt heeft vervuld, voor Wie het doen van Gods wil zijn eten en drinken was. Wat wordt die grote Wetsvolbrenger dan noodzakelijk en dierbaar. De toepassing in het leven van alle dag is eindeloos!

Psalm 119 : 97 - 104
Geweerd van alle kwade paden
Is het niet al te dapper, misschien wel hoogmoedig als we de dichter van deze psalm horen zeggen : ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden? Is het jeugdige overmoed als hij in dit gedeelte zegt : ik heb meer inzicht dan de ouden? Is hij ondankbaar tegenover zijn leermeesters omdat hij verstandiger zou zijn? Is hij blind voor eigen zonden en tekorten? Het zijn wel echte vragen die bij het lezen van deze perikoop bij ons boven komen. Nu hebben we al eerder ontdekt dat deze psalm het lied is van iemand die de HEERE vreest en ook weet heeft van eigen zonden. We weten ook dat hij wil leven uit Gods toezeggingen, uit Gods wet. Juist aan die wet heeft hij zijn wijsheid en inzicht te danken. Hij weet wat Gods gebod waard is in de praktijk van het leven. Hij wil wandelen met zijn God naar het Vaderland en daarom kan hij niet voor het vaderland weg leven. Het valt niet mee om eigen voeten te weren van alle kwade paden. Soms lijkt het wel alsof je voeten als magneten getrokken worden naar de verkeerde wegen. Verleidingen liggen immers overal op de loer. Hoe kan het dan toch waar zijn : uw voeten te weren van alle kwade paden? Dat kan alleen in een geheiligd en afhankelijk leven; door uw voeten te zetten op Hem Die de weg, de waarheid en het leven is.

Psalm 119 : 105 - 112
De Gids
Voor de Oosterling waren de wegen waarop hij moest lopen vaak oneffen en ongeplaveid, met alle gevolgen van dien. Gevaar voor struikelen was er altijd. Straatverlichting in de donkere uren van de nacht was een ongekende luxe. Iedere wandelaar moest dan ook in het donker een lampje bij zich hebben om niet in een open riool of in een kuil terecht te komen. Ook bond men wel een lampje aan de voet zodat de wandelaar door het lichtje bij iedere stap die hij zette kon zien waar hij terecht kwam. Je weg werd zo verlicht, al was het maar voor een klein stukje. Dit beeld gebruikt de dichter hier voor Gods Woord. Dat is zijn Gids. Dat is het licht op zijn pad en de lamp voor zijn voet. Alleen moeten we voor onszelf onthouden dat God ons geen compleet reisschema in handen geeft. De HEERE geeft ons echter vanuit Zijn Woord voldoende licht om te ontdekken wat de weg is waarlangs onze voet vandaag kan gaan. Voor morgen is er de belofte, kind van God, dat Hij ons zal beschijnen en zal bijlichten. Dan blijft over:ik zet mijn treden in Uw spoor, opdat mijn voet niet uit zal glijden. Ga Gij mij met Uw heillicht voor.

Psalm 119 : 113 - 120
Vrees voor Gods oordelen
Misschien hebt u weleens gedacht bij het lezen van deze psalm: “ zou deze man nooit eens gedacht hebben dat hij nooit volmaakt kan beantwoorden aan Gods bevelen?”. Het lijkt erop dat die gedachte weinig is opgekomen bij de dichter Hij jubelt maar door: ik heb Uw wet lief, ik onderhoud Uw geboden, dag en nacht overpeins ik Gods wet. Toch horen we hier ook wat anders. De dichter vreest ook voor Gods oordelen over zijn bestaan. Hier breekt iets door van de belijdenis uit psalm 130 : 'zo Gij, HEERE, mijn ongerechtigheden gadeslaat : ach, wie zal voor U bestaan'. Hij beeft immers voor de rechtvaardige oordelen van God. Hij kan immers de zonde in mijn leven nooit goedkeuren en mijn zonde maakt mij het voorwerp van Gods toorn. Op deze zondag wordt ons Christus gepredikt. In dit gedeelte wordt Hij ons getekend. Hij heeft gebeefd voor Gods oordelen en Hij, de Zondeloze, is eraan ten gronde gegaan. God is met Hem in het recht getreden. Hij werd blootgesteld aan het vuur van Gods rechtvaardige toorn. Voor Hem bood God geen Schuilplaats en Schild. Daarom biedt Christus alleen schuilplaats en bescherming tegen Gods oordelen voor een bevend zondaar. Weet u ervan?

Psalm 119 : 121 - 128
Het is tijd
Het grijpt de dichter aan dat wetsovertreding en wetsverachting zo toenemen in de samenleving. Gods wet wordt met voeten vertreden. Kan de HEERE dit aanzien zonder in te grijpen? Het is toch de hoogste tijd?! Wij kunnen deze uitroep van de dichter goed begrijpen als we om ons heen kijken in de wereld, in de kerk en in ons eigen leven. Wat een onrecht. We staan er machteloos tegenover: Wat een onrecht, HEERE. Wordt het niet de hoogste tijd dat U het gaat recht zetten. .Toch ben ik er dankbaar voor dat de HEERE er een andere tijdrekening op na houdt dan wij. Wie echt bidt : “HEERE hoe lang nog”, bidt eigenlijk om de wederkomst van Christus. Dan zal de HEERE immers definitief afrekenen met alle vijanden, wetsverachters en wetsverkrachters in kerk en wereld. Al Zijn vijanden zullen dan immers vergaan. Zeggen: het is tijd HEERE om in te grijpen is bidden om Christus’terugkomst. Alleen wordt het voor ons dan wel de hoogste tijd ons te bekeren en Hem te verwachten Die in onze nood onze Redder is geweest. Hebt uzelf Gods Woord en wet lief? Dan mogen we ook zeggen: Het is tijd!

Psalm 119 : 129 - 136
Eeuwigheidslicht midden in de tijd
In onze kerkdiensten kennen wij het gebed om de opening van het Woord. Als dat gezegd wordt waar denkt u dan aan? Vat u het alleen letterlijk op : de voorganger in de dienst gaat eerst bidden voordat hij uit de Bijbel gaat lezen? Toch is er meer over die uitdrukking te zeggen, de dichter weet ervan : als hij Gods Woord opendoet gaat het erom dat Gods eeuwigheidslicht gaat schijnen midden in de tijd. Daarom is het noodzakelijk om voordat ik de Bijbel open, te bidden om dat licht, om die verlichtende werking van de Heilige Geest. Als de Geest licht laat vallen vanuit het Woord op ons leven dan gaan we ontdekken wie wij zijn en Wie God is.Dan worden de schuilhoeken van mijn leven ontdekt. Het openen van Gods Woord verspreidt licht. Het is alsof je buiten in het donker staat en de deur van een huis gaat open. Dan valt een stroom licht je tegemoet en je staat met je ogen te knipperen. Gods Woord verspreidt licht en helpt ons van onze dwaasheid en onkunde af. De Geest komt ons door het Woord verlichten; we krijgen oog voor Zijn genade en u wordt getroost, u krijgt kracht en u kunt weer verder. Hoe wonderbaar is Uw getuigenis, HEERE!

Psalm 119 : 137 - 144
Klein en veracht, maar ...
Ik heb iemand gekend die als levensdevies had : klein, maar dapper. De dichter van dit lied zegt wat anders: ik ben klein en veracht; ik ben niet in tel, maar Uw bevelen vergeet ik niet. Gods kind heeft immers in deze wereld niets te betekenen. Wie houdt er nu rekening met hem? Voelt u zich net zo als deze dichter? Dan is er een geweldige boodschap: voor die kleinen en verachten. De HEERE houdt juist hen in het oog. Hij zal Zijn Hand tot de kleinen wenden. Hij ontfermt Zich juist over het onedele en verachte in deze wereld; over hen die hopen op Zijn Woord, omdat Woord door en door zuiver is. Het houvast in hun leven.. De Heere Jezus heeft dat tijdens Zijn aardse omwandeling zo duidelijk laten zien Wie Zijn Vader is. Hij ontfermde Zich over de verachten en de kleinen, over de hoeren en de tollenaars; over de verachte zondaren. Word jij een beetje uitgelachen omdat je rekening wil houden met Gods Woord? Voelt u dat ze u een beetje meewarig aankijken omdat u nog bezig bent met die ouderwetse godsdienst? Leef uit het geheim: Gods geboden zijn mijn lust en leven, want alleen door Uw bevelen krijgt mijn geest verstand van God en goddelijke zaken. Klein en veracht, maar door God geleerd. Wat een rijkdom!

Psalm 119 : 145 - 152
Tijd voor gebed
Calvijn, één van de grote reformatoren. had als lijfspreuk: Laat ik maar verteerd worden, als ik maar nuttig ben”. Hij heeft dat in de praktijk gebracht in de korte tijd dat hij leefde. Dag en nacht was hij bezig met Gods Woord.. De dichter van deze psalm weet daar ook van. Dag en nacht ijvert hij voor God en Zijn dienst. Het sloopt hem. Toch vergeet hij niet om de tijd te nemen om te bidden. Daarin overtreft hij menig ander Israëliet. Over het algemeen bad men op vaste tijden, driemaal per dag. Maar de dichter begint al te bidden vòòr de derde nachtwake, dat is voordat het licht wordt. Hij is dus maar niet theoretisch bezig met het bestuderen van Gods Woord bij eigen licht. Hij heeft Gods licht nodig. Immers de opening van Gods woorden verspreidt licht, de eenvoudigen wijsheid lerende. Hij weet zich afhankelijk van de hulp en leiding van Gods Geest. Wij hebben het vaak zo druk in deze jachtige tijd. Soms houdt ons dagelijks werk ons tot diep in de nacht bezig. Vanuit dit gedeelte komt wel de vraag naar u, jou en m ij toe of wij nog tijd nemen voor de verborgen omgang met God. Daarvoor hoeven we echt niet de nacht te gebruiken. Als we maar in afhankelijkheid van de HEERE leven en regelmatig bij Hem onze kracht zoeken. Zoek Zijn nabijheid ook vandaag. En als Hij ons nabij is is het ons ook goed nabij deze God te zijn.

Psalm 119 : 153 - 160
Ik heb gezien de trouwelozen
Er zijn mensen genoeg in ons land die zich rekenen tot de groep kerkverlaters. Ze hebben God en Zijn dienst vaarwel gezegd en vertellen of schrijven daarover luid en duidelijk. Trouwelozen met een gedoopt voorhoofd. Wie kent ze niet uit eigen omgeving, gemeente of gezin. Wat kun je er als ouder een verdriet van hebben als het je eigen kind betreft. Ook al kunnen met we dan met hen niet meer over de HEERE spreken, met de HEERE over hen spreken in het gebed blijft gelukkig altijd mogelijk. De dichter van deze langste psalm weet er over mee te praten. Het verdriet hem tot in het diepst van zijn ziel. Toch mogen we niet vergeten dat ook wij op een andere manier afvallig, trouweloos kunnen worden. Niet zozeer door een grote val te maken, maar ook door op een lange glijbaan langzaam maar zeker naar beneden te glijden en dus zo af te glijden. Dat is een gevaar voor een echte kerkmens. Bent u zo iemand? Door uw huwelijk, door jouw verkering, door het werk waarin u opgaat, door de voorspoed waardoor u zich zo onafhankelijk waant? Het is een afschuwelijke ontwikkeling, die als God het niet verhoedt, uitloopt op uw eeuwige dood. Het is vooral een slag in het Gezicht van die God Die zoveel aan u ten koste heeft gelegd. Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft. Bekeer u vandaag nog, trouweloze! Hij is ook vandaag nog getrouw. Dag aan dag draagt en verdraagt Hij u nog in het heden van de genade. Pas op voor af-vallen!

Psalm 119 : 161 - 168
Een grote en rijke buit
In dit gedeelte ziet de dichter iemand uit de strijd komen, beladen met grote buit. Zo keert hij huiswaarts. Het was al een vreugde om de overwinning te behalen, maar nu er ook nog een grote buit te behalen is, is er dubbele vreugde. Verstaat u dit beeld? Wie biddend, vol verwachting bezig is met Gods Woord, zal niet onderliggen in de geestelijke strijd. Satan zal immers het onderspit delven als hij geconfronteerd wordt met het zwaard des Geestes, Gods eigen Woord. Bovendien levert het onderzoek van dat Woord rijke buit op, geestelijk rendement. Je leert wat wijsheid is, wat waarde heeft. Het is een schat die je nooit ontnomen kan worden. Dan kun je straatarm zijn, maar dan ben je schatrijk vanwege die grote buit die in Gods Woord te vinden is. Is die boodschap vandaag nog te verkopen? Jazeker - alleen kun je dat een ander niet bewijzen; je kunt er alleen van getuigen en eruit leven en de HEERE zeven maals daags loven; dat betekent zoveel als je hele leven lang. Hij is het immers zo waard om geloofd en geprezen te worden. Wie die vrede met God in Christus vindt in een leven dicht bij het hart van God heeft meer dan de grootste buit ontvangen.

Psalm 119 : 169 - 176
Het verloren schaap
Eindigt deze psalm nu toch in mineur? Moet de dichter van dit lied die vaak zulke ferme taal heeft gebruikt, nu toch belijden dat hij gedwaald heeft als een verloren schaap? Dat is toch geen foto waar je trots op kan zijn. Toch is dat de werkelijkheid van het leven van een kind van God; zo gemakkelijk verliest hij de Herder uit het oog en gaat hij eigen gekozen wegen.Het getuigt van zelfkennis, dat te belijden. Een schaap is vaak zo dom, eigenzinnig en gaat moedwillig tegen eigen heil in. Weet u ook van die strijd in eigen hart? Dan verstaat u het ook dat de dichter hier bidt: zoek uw knecht! Niet dat ik U zoek, maar dat U mij zoekt, is zo overweldigend groot. Ondanks alles heb ik uw geboden niet vergeten. Ik ben een dwalend schaap, maar ook een zoekende knecht. Ik zoek ondanks alles van mijzelf toch die Goede Herder. Hij alleen brengt mij veilig naar de stal. Hoe kan dat? Alleen vanwege die Ene Die geslagen en gemarteld werd, Die verstrooid en gebroken werd..Als een schaap werd Hij ter slachting geleid. Door Hem, uit Hem en in Hem is er toekomst voor een mensenkind met een gedeeld hart. Dan blijft het gebed over: Neig mijn hart en voeg dat gedeelde hart tot de vrees van Uwen Naam.


Psalm 120 : 1 - 4
Vreemdeling
De psalmen 120 tot 134, vormen een apart bundeltje in ons psalmboek. Het zijn de liederen Hamaäloth: pelgrimsliederen. Deze pelgrim in psalm 120 is onderweg naar Jeruzalem en maakt zichzelf niet nader bekend dan als 'vreemdeling'. Is hij een zonderling? In de ogen van zijn omgeving wel. Ook voor eigen gevoel is hij een eenling. Hij heeft zijn eigen strijd. Diep in zijn hart leeft de tweespalt: wie ben ik voor God en wie zou ik voor God moeten zijn? Kenmerkend voor deze vreemdeling is het heimwee naar Huis. Hij woont in een omgeving ver van Jeruzalem in een sfeer die verre van tempelachtig is. Hij kan het er niet uithouden. Waarom dan niet? Omdat hij het eigendom van een Ander is geworden, wedergeboren tot een levende hoop. Dat is de inhoud van zijn vreemdelingschap. De pelgrimsreis van deze vreemdeling kan alleen goed gaan als hij het oog gericht houdt op de Overste Leidsman en Voleinder van het geloof. Ooit werd zijn Meester in de strikste zin vreemdeling op aarde toen God Zijn eigen Zoon niet spaarde. Hebt u die Heere Jezus al lief gekregen, Die om ons te redden, de hemel verliet? Dan bent u wel een vreemdeling op aarde, maar ook een gekende in de hemel.

Psalm 120
Verweggistan
De vreemdeling van Psalm 120 geeft zijn huidige woonplaats weer: hij woont in Mesech, in de tenten van Kedar. Waar is dat? Mesech ligt ergens tussen de Zwarte en de Kaspische Zee. Kedar moet u zoeken in de Syrisch-Arabische woestijn, helemaal tegen Babel aan in het gebied waar de Bedoeïenen hun tenten hebben opgeslagen. De dichter gebruikt deze namen als beeldspraak. Hij bedoelt te zeggen: ik woon in “verweggistan” in een gebied waar men geestelijk verweg is. Mesech en Kedar is daar waar men met God en Zijn woord heeft afgerekend. Het is het terrein, zegt vers 2, waar de valse lippen zich openen en de bedrieglijke tong leugens spreekt die niet stroken met Gods waarheid. Deze woonsituatie maakt de dichter benauwd. Zijn verzuchting”te lang, te lang heb ik gewoond bij hen die de vrede haten in verweggistan” is wel te begrijpen. Hoe lang, HEERE, duurt mijn verblijf daar nog? Het is er immers alleen uit te houden als U mij nabij blijft, als het geloof gelooft en het oog gericht mag zijn op Christus, de Vreemdeling. Christus werd ten gevolge van valse beschuldigingen en laster aan het kruis gebracht. Alleen door Hem is het in “verweggistan” uit te houden.

Psalm 120
Herkenbaarheid
Een pelgrim is te herkennen aan zijn pelgrimsstaf.Die staf is het Woord van zijn God boordevol beloften waarop hij leunen en steunen mag. Teveel christenen hebben vandaag die pelgrimsstaf afgegeven aan het museum van religieuze oudheden. Ze zijn niet meer herkenbaar en leven uit dezelfde waarden als de ongelovigen. Waaraan herkent u deze pelgrim dan? Hij zegt”mijn hele omgeving is in oorlog, maar ik ben vreedzaam” Eigenlijk zegt hij: ik ben vrede. Is die uitspraak aan het slot wel te combineren met vers 4? Daar roept hij toch het oordeel af over zijn haters? Daar is weinig vredigs aan. Toch is dat niet aan de orde. De pelgrim waarschuwt zijn tegenstanders. Dat mag toch zeker wel en dat kan toch geen kwaad? Hij geeft het over aan God Die het eindgericht immers in handen heeft.


Psalm 121 : 1 en 2 en Mattheus 6 : 25 - 34

Vanwaar zal mijn hulp komen?
Een klemmende vraag voor de pelgrim op weg naar Jeruzalem. Hij ziet niet alleen tegen de reis op als tegen een berg, hij reist ook over de bergen. De pelgrimsreis is immers geen plezierreisje. U hebt toch ook uw zorgen in uw gezin? Of zijn er moeiten van lichamelijke of geestelijke aard? Het kan immers stormen in de ziel als de zondeschuld ons neerdrukt en er een zware strijd gestreden moet worden. Ik stel me zo voor dat de dichter in onze dagtekst met beide handen in de lucht staat als hij tegen al die bergen opkijkt. Dan gaat het licht voor hem op als Gods genadestralen hem treffen: bij de Heere is hulp en de Heere is een en al hulp. Wie is zo gewillig om mij te helpen dan juist Hij Die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft maar heeft Hem voor ons allen overgegeven en prijsgegeven? Wie is zo machtig om ons te helpen als de Schepper van hemel en aarde? Ik verwacht Uw trouwe hulp van Boven! Wat springt gij bergen trots omhoog? Voor hen die het heil des HEEREN wachten, zijn bergen vlak en zeeën droog. Komt, reisgenoten, het hoofd omhoog!

Psalm 121

De reispolis
Wie vandaag een verre reis maakt doet dat niet zonder een geldige reisverzekering. Wat denkt u dan van de reis helemaal naar het Jeruzalem dat Boven is? Hebt u die gratis polis al ontvangen - gratis voor u, maar die is wel betaald; betaald met het hartenbloed van Christus. Op die polis staat – niet in de kleine lettertjes of in de algemene bepalingen, maar op het polisblad met bloedrode letters: Ik zal u bewaren. Mijn onbezweken trouw zal nooit uw val gedogen. De hulp van de Heere wordt de pelgrim driemaal verzekerd in dit lied. En nog eens wordt er driemaal over bewaren gesproken. Dat is zes keer. In zes benauwdheden – het kunnen er net zo goed 60, 600 of meer zijn –zegt de HEERE zal Ik u helpen en bewaren. Met die polis bent u toch verzekerd voor tijd en eeuwigheid, pelgrim! Hoe kan dat? Omdat voor elke uitredding in uw en mijn leven Christus Zijn Hand in het vuur van Golgotha heeft gestoken. Hij werd niet bewaard, maar verbrijzeld. Voor Hem waren er geen helpende handen. Zijn Vader trok Zijn Hand van Hem af. Daarom is die polis gegarandeerd. Staat die al op uw naam uit vrije genade. Dan belijdt u het toch: mijn Redder is mijn God, om Jezus’ wil.
Psalm 121 en Numeri 6 : 22 - 27

Uitgang en ingang
Ons leven beweegt zich tussen uitgang en ingang, tussen ingang en uitgang. We gaan de moederschoot uit als we geboren worden en we gaan het leven uit als we sterven. We gaan zondag de kerk weer uit en hopen er de volgende zondag weer in te gaan. Weet u wat de pelgrim van Psalm 121 heeft ontdekt? Dat hij door God bewaard moet worden. Bij het uitgaan van de tempel heeft hij de zegen van de priester gekregen zoals ook wij de zegen krijgen bij het slot van de kerkdienst. Wat zegt me die zegen? De pelgrim weet het: de HEERE verzekert zijn kind dat Hij over hem waakt en op hem wacht. Uit en thuis, dag voor dag, ’s morgens, ’s middags, ’s avonds en ’s nachts, in vreugde en in verdriet, in voor - en tegenspoed is Hij mijn Bewaarder. Deze belijdenis kun je zingen bij de wieg van je kind, op je trouwdag, bij het begin van de vakantie of op je ziekbed dat je sterfbed wordt. Bewaring gegarandeerd om Jezus’wil. Wat voor belang hebt u er nu bij die Hand weg te slaan en uw eigen gang te gaan? Die weg loopt dood en loopt uit op de eeuwige dood.


Psalm 122 : 1 - 5
Een opwekkingslied
Ik ben verblijd wanneer men mij godvruchtig opwekt. Dat is toch een zuiver lied tot opwekking! Met de modder van Mesech aan hun voeten, breekt de jubel uit : onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem. Jeruzalem is immers de stad waar het hart van het nationale en geestelijke leven van Israëls vromen klopte. Stad en tempel vormen er een eenheid. In de stad van de grote Koning staat de tempel en is er het altaar der verzoening. Daar worden schuldigen vrijgesproken.Geestelijke opwekking komt daar waar ik van harte verheugd de HEERE ga roemen en prijzen. Wij hoeven vandaag niet een extra reis naar Jeruzalem te maken om die vreugde te ervaren. Wie God als Vader in Christus heeft leren kennen, krijgt de kerk als moeder Hebt u er al weer zin in om zondag moeder weer te gaan bezoeken? Is er dan op de kerk niets aan te merken? Genoeg, maar zoals ik mij niet voor mijn moeder schaam, zo schaam ik mij ook niet voor moeder kerk. Toen God mij uit de duisternis riep heb ik ook Zijn volk en kerk liefgekregen. Eeuwig dank aan het Lam Die het verloren schaap op het spoor is gekomen en het op het heilsspoor heeft gezet en erop gehouden. We worden vandaag opgewekt tot die lof en aanbidding.

Psalm 122 : 1 - 6
Pelgrim of toerist?
Bent u weleens in Jeruzalem geweest? Hoe bent u daar geweest: als pelgrim of als toerist? Maakt dat dan verschil? Zeker – een pelgrim kijkt anders naar Jeruzalem dan een toerist. Een pelgrim komt daar thuis in de Godsstad; een toerist kijkt naar die stad en zegt misschien: “Jeruzalem is ook wel mooi, maar ik vind Rome mooier”. Voelt u het verschil? De pelgrim uit dit lied ziet hoe mooi de stad architectonisch is samengesteld en harmonisch van structuur is, maar hij ziet met het oog van het geloof het hart van de stad, de tempel. In die tempel ziet hij het altaar, de plaats van de verzoening gesymboliseerd in het verzoendeksel. Daar staan ook de stoelen van het gericht die bezet moeten worden door de vorsten die de HEERE vrezen en die rechtvaardig, wijs en zacht Gods volk moeten regeren. Eredienst en rechtspraak, altaar en troon schuiven daar ineen. Daar wordt Sion door recht verlost op grond van het Offer dat Christus heeft gebracht. Daar reikt de koning op de troon de gouden scepter aan een zondig mensenkind. Jeruzalem - heerlijke plaats om het van harte te zingen : Looft Hem Die u al wat gij hebt misdreven, Hoeveel het zij, genadig wil vergeven.

Psalm 122 : 6 - 9
Voorbede voor Jeruzalem
Letterlijk betekent Jeruzalem: stad van de vrede. Nu de dichter in de stad Gods, de God van de vrede heeft ontmoet, in de offers op het altaar in het heiligdom, nu komt hij daar niet meer van los. Hij gaat voor die vredestad bidden: bidt om de vrede van Jeruzalem. Iemand heeft dit eens vertaald met : vraag vrede voor dit vrede-oord. Jeruzalem beantwoordt nog niet aan die rijke naam, ook vandaag niet. In de naam Jeruzalem klinkt echter wel iets door van Gods evangelie en plan met Jeruzalem. Het gaat immers om die laatste volle vrede. In die stad heeft Christus door Zijn bloed die volle vrede verworven door het Offer dat Hij bracht. Hij is immers onze vrede. Kent u persoonlijk die vrede? Bent u al ontdekt aan eigen onvrede en schuld om de toevlucht te nemen tot de Vredevorst Die kan gebieden de vrede in Jeruzalem en in mijn ziel? Dan bidt u mee voor de vrede voor Jeruzalem, voor Israël, voor heel de wereld, voor de gemeente, voor uw familie en voor uzelf. U hebt er vandaag alle tijd voor.


Psalm 123
Totdat
Psalm 123 is een noodkreet en in een noodkreet gebruik je geen omhaal van woorden. Kort, krachtig, luid klinkt dit gebed: Ik hef mijn ogen op tot U, Die in de hemelen zit. Zoals een slaaf of slavin de ogen gericht houdt op de handen van hun meester of meesteres, zo zijn onze ogen gericht op de HEERE. Het gaat hier dus om volsterkte afhankelijkheid van de HEERE. Dat is een rijk leven. Wie in afhankelijkheid van zijn God leeft kan het leven aan en weet ook wat geduld is. Dat drukt de dichter van deze Psalm uit in het woordje totdat…Hij ons genadig zij. Dus niet opdat, maar totdat… Voor mijn gevoel drukt dat woordje “totdat” die volsterkte afhankelijkheid uit. God heeft immers de tijd. Hij vervult niet altijd onze wensen, maar wel Zijn beloften. Hij geeft zelfs de wens van allen die Hem vrezen. Totdat….alle tranen van de ogen worden afgewist, kind des Heeren. Dat “totdat” brengt mij bij het kruis van Hem, Die voor de heerlijkheid die Hem was voorgesteld, het kruis heeft verdragen en de schande veracht en voor zijn spotters gebeden heeft. De pijn die de pelgrim onderweg oploopt in dit jammerdal is niets bij wat Hij heeft beleefd toen Hem de doornenkroon- vanwege mijn zonde – op Zijn hoofd werd gezet.

Psalm 123
Spotters en hovaardigen
De pelgrim van Psalm 123 heeft voortdurend te maken met de spot van de weelderigen en de verachting van de hovaardigen. Hij is er zat van. Die spotters onderweg hebben het zelf goed, denken ze. Het zit hen echt mee. Wellicht zijn ze daarom zo hovaardig. Ze hebben hun hart hoog zitten en kijken laag neer op zo’n vreemdeling die de HEERE vreest. Ze hebben niets op met Gods volk onderweg. Je zou er moe van worden, zoals eenmaal Elia in de woestijn er niet meer tegen kon en bad “HEERE, neem mijn ziel maar weg”. Toch ziet de dichter van dit lied de uitweg. Hij weet zich helemaal afhankelijk van de HEERE en neemt de toevlucht tot Hem. Alleen de Heere kan helpen, maar die hulp kun je niet claimen; die eis je niet op omdat je denkt dat je daar recht op hebt. Je bent immers zelf een klein mensenkind tegenover die grote God. Dieper gezegd: je bent zelf een klein zondig mensenkind tegenover die heilige God. Je kunt alleen maar nederig je ogen opslaan tot Hem wiens naam HEERE is. Dat is de naam van Zijn genade en trouw in Christus. Wie heeft zoveel verachting en spot ondervonden als Christus. Hij is bespuwd, geslagen, tentoongesteld als Spotkoning.


Psalm 124
Als Hij er niet was


Psalm 124
Onze ziel is ontkomen

Psalm 125
Gods bescherming
Psalm 125
Gods oordeel

Psalm 126
n
Psalm 126
n

Psalm 127
n

Psalm 128
n

Psalm 129 : 1 - 4
n
Psalm 129 : 5 - 8
n

Psalm 130 : 1 - 3
n
Psalm 130 : 4 - 6
Verlossing geeft verwachting
Wie
Psalm 130
Hoop op God
Het
Psalm 131
Stil voor God
Er

Psalm 132 : 1 - 10

God woont in Sion
In deze langste psalm van de pelgrimsliederen


Psalm 132 : 11 - 18

Een hoorn
Heerlijke woorden klinken hier

Een lamp
De HEERE ontvouwt Zijn belofte


Psalm 133

Liefde
Ook deze psalm hoort tot de pelgrimsliederen. Het is alsof de dichter in Jeruzalem de broeders samen heeft gezien en heeft mogen delen in hun gemeenschap. Als hij nog eens terugdenkt aan het begin van de reis. Toen was hij in 'Verweghistan'; hier is hij thuis. Hoe goed en hoe lieflijk is het om de gemeenschap te beoefenen met allesn die Gods Naam ootmoedig vrezen. In twee prachtige beelden tekent de pelgrim de liefde.


Psalm 134

Het slotlied
Deze psalm is eigenlijk een afscheidslied; het laatste lied van Hamaäloth. Het feest is voorbij. Grote groepen mensen maken zich op voor de reis naar huis. Nog één keer drommen ze samen bij de tempel. Dan klinkt hun lied, waarin zij al de knechten van de HEERE in de tempel hartelijk oproepen om de HEERE te loven. Ze hebben immers in de afgelopen tijd zoveel goeds van de HEERE ontvangen. Ze mochten in de offerdienst de nabijheid van God ervaren. Hij wilde verzoening doen over al hun zonden. Kennen wij die lofprijzing? Ik denk wel eens dat wij ut koudwatervrees voor overmatig hallelujageroep het daarom van de weeromstuit helemaal niet meer doen. Is dat wel in orde? De HEERE is het immers zo waard om geloofd en geprezen te worden. Put u ook vandaag uit in de lof van God. Hoe dan? Heel eenvoudig, door goed te spreken van God. Ja maar het is zo donker. Zing dan vooral, want zingen is twee keer bidden. Zing zijn lof zelfs in de nacht. Hoe is dat mogelijk? Dankzij de grote Knecht des HEEREN, die in de nacht waarin Hij verraden werd de lofzang heeft gezongen. Hoe groter wij van onze God, van deze Christus spreken, hoe hoger wij van Hem opgeven, des te meer zullen we anderen jaloers maken.

Psalm 134 en Numeri 6 : 22 - 27

De Zegen
In antwoord op het machtige lied van de schare op het tempelplein komt er uit het heiligdom de zegenbede voor het volk. Ze mogen terug naar huis, maar niet zonder de zegen van de HEERE. Onder de zegenende handen van God kunnen ze de thuisreis vol gevaar aanvaarden. Bij alle moeilijkheden die zich onderweg nog zullen voordoen, mogen zij zich veilig weten onder de zegen van God.
Hebt u het zondag nog gehoord in de kerk of via de kerkradio aan het einde van de kerkdienst? 'Ga dan heen in vrede, met u dragende de zegen van de HEERE.' Het is de zegen van God voor zondige mensenkinderen. Het is immers de zegen van God in Christus. Hij vervulde de dienst der verzoening. dag en nacht was Hij bezig in de dingen van Zijn Vader. Tenslotte gaf Hij Zich in de dood. Daardoor werd Hij tot eeuwige zegen. Weet u hoe Hij naar de hemel voer? Met zegenende handen die doorboord waren. In die handen hield Hij Zijn volk vast; in Zijn voorbede houdt Hij hen ook vandaag vast en onder de zegenende handen van deze Hogepriester is het goed toeven, ja, is het eeuwig goed.


Psalm 135 : 1 - 6

Al wat de HEERE behaagt, doet Hij
In dit lied voor de zondag wordt in beurtzang tussen gemeente en tempelkoor de grootheid van God, de God van Israël bezongen. Die God overtreft alles en allen. De volken rondom Israël dienden een veelheid van afgodische machten. Wie om regen verlegen zat moest de hemelgoden gunstig stemmen; voor de vruchtbaarheid moest je weer ergens anders zijn en zo kun je doorgaan. Wat een verwarrend en angstig leven was dat. Israël mocht weten in de Hand van de HEERE te zijn. Dat is immers volop reden tot lofzang. Hij is die Ene, grote en machtige God Die alle dingen leidt: Hij doet al wat Hem behaagt. Ons bestaan is in goede handen. Wij zijn niet overgegeven aan de grillen en grollen van machten. Al wat God behaagt, doet Hij. Vandaag mogen we zelfs horen dat het God behaagd heeft Zijn Zoon prijs te geven, over te geven in de dood van het kruis. Het heeft Hem zelfs behaagd Hem te verbrijzelen voor zondaren. Hij kwam in onze nood. Onbegrijpelijke liefde. God is groot! Prijst – ook vandaag – Zijn liefelijke Naam. Hij is het waard!

Psalm 135 : 7 - 14

God is barmhartig
De vergelijking van Israëls God en de afgoden geeft nog meer reden tot lofzang. Israëls God is niet alleen oneindig groter; Hij is ook geheel anders. Hij heeft Zich met Israël verbonden: Hij heeft Jakob verkozen en Israël tot Zijn eigendom gemaakt. Is dit geen onbegrijpelijke liefde? Die God blijft trouw aan Zijn eigen Woord. U kunt gerust krediet hebben op Israëls God! Die liefde roept om wederliefde. Dat kon Israël niet opbrengen en nu komt God met Zijn oordelen. Maar ook dat zal niet het laatste zijn. Het zal Hem berouwen over Zijn knechten. Het doet Hem pijn. Ondanks alles zal Hij genadig en barmhartig zijn. Daar kan geen afgod, modern of ouderwets, tegenop. Die afgoden vragen alleen maar en geven niets. Is onze God niet een God om lief te hebben, temeer daar wij weten van de pijn van God op Golgotha. Hij heeft Zelf het oordeel gedragen en weggedragen. Zo genadig en barmhartig is Hij. Hij is te prijzen tot in eeuwigheid.

Psalm 135 : 15 - 21

Goed spreken van God
Israël heeft nog meer reden tot de lofzang. God heeft namelijk Zijn grote daden betoond in hun verlossing uit het diensthuis van Egypte. Hij bracht hen in de vrijheid, in het beloofde land. Ook die daden zijn wonderen van genade alleen. Het is ook blijk van het faillissement van de afgoden. Wie zich afgoden maakt, wordt hen gelijk gemaakt. Een heldere waarschuwing, ook voor ons. Afgoden redden niet, stellen teleur en bedoelen uw eeuwige ondergang. Zalig, rijk is die mens die deze God in Christus kent, Hem te voet valt en zich in Zijn Hand weet. Wie u ook bent en hoe de mensen ook tegen u aankijken, u bent pas echt rijk. Maakt de liefdesgloed van die Naam uw hart al warm? Er is alle reden goed van die God te spreken. Zeg vandaag in uw omgeving eens wat goeds van God. Hij is immers goed voor een slecht mens. God is goed, looft Hem tesaam.


Psalm 136 : 1 - 4

Looft de HEERE
Is ons loven van de HEERE alleen maar voor de zondagen gereserveerd? Loven wij de HEERE ook in onze huiselijke gebeden, bij ons opstaan, in onze persoonlijke gebeden? Vraagt u zich af waarom in deze Psalm maar liefst 26 keer het refrein klinkt” want Zijn goedertierenheid, zal bestaan in eeuwigheid”? God is immers trouw aan Zichzelf en houdt Zich aan Zijn afspraken die Hij met Zijn volk gemaakt heeft. Hoe komt het toch dat het in ons leven zovaak niet komt tot dat loflied? En als we met Israëls psalmen de lofzang zingen is ons hart er dan bij? Dat van nature verdorven hart van ons, is ook als we uit genade tot God bekeerd zijn, zo weinig afgestemd op de toonhoogte van Gods lof. Deze Psalm stelt ons voor die vragen. Wij danken in de regel wel als we fijne dingen van God mochten ontvangen, maar hebt u ook al leren danken voor Gods grote genade in de zending van Zijn Zoon? Of bent u traag geworden in dat loven? Dat is schuld. Looft de HEERE en gij mijn ziel looft gij Hem bovenal.
Psalm 136 : 5 - 9

Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid
De reden tot lofzang maakt de dichter bekend door God te bejubelen als de God van de schepping en de onderhouding van alle dingen. Hij ziet in de geschiedenis van Israël de vele blijken van Gods gunst. God heeft de mens geschapen met de bedoeling om Hem te loven. U weet hoe dat is gelopen. Wij hebben die trouwe God op het hoogst misdaan en zijn met Israël van het heilsspoor afgegaan. Het is enkel Gods genade als u bij het aanschouwen van de werken van de HEERE Hem gaat loven. Het zijn immers Zijn goedertierenheden dat we niet vernield zijn. Groot is Uw trouw, O God aan mij betoond! Als de van God afgevallen mens dat mag doen, als die mens Christus als zijn Zaligmaker leert kennen en in Christus weer echte kennis ontvangt door de Heilige Geest, dan kan het toch niet anders of die geredde zondaar gaat jubelen: Zijn goedertierenheid, in Christus, is tot in eeuwigheid!

Psalm 136 : 10 - 26

De les van de geschiedenis
Dit gedeelte van deze Psalm is het langst en dat is niet “zomaar”. Wie in het geschiedenisboek van Israël gaat bladeren raakt niet uitgezongen, vol verwondering over wat God gedaan heeft. Deze Psalm eindigt bij de lofzang op Gods grote daden in de intocht in Kanaän. Maar wat is er allemaal niet aan die intocht voorafgegaan? God heeft de vijanden verslagen, Zijn volk geleid, verzorgd en gezegend. Had Israël zich dat waardig gemaakt? Wij weten wel beter. Het is alleen te danken aan Gods eenzijdige liefde. In Israël ligt die grond niet. Dit is bewijs van Gods gadeloze ontferming. Israëls geschiedenisboek wordt zo niet een droge opsomming van feiten, maar brengt tot de lofzang op Gods liefde, trouw en geduld met Zijn volk. Op die lofzang komt het aan, ook in ons leven. Bent u in uw leven wel eens nagegaan hoe vaak Hij u de blijken van Zijn gunst heeft laten zien, ook toen u die moeilijke wegen moest gaan? Wij zijn zo vaak, net als Israël, ontrouw. Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet. Zo klinkt in dit lied van het begin tot het einde: Looft de God des hemels, want Zijn goedertierenheid zal bestaan in eeuwigheid.


Psalm 137 : 1 - 6

Jeruzalem dat ik bemin
Dit gedeelte is alleen maar te begrijpen als we zien hoe lief de dichter Jeruzalem, de heilige stad heeft. Het volk is in ballingschap en zit aan Babels stromen. Daar worden ze notabene uitgedaagd om één van de liederen van Sion te gaan zingen. Dat kan toch niet. De kinderen van Jeruzalem huilden en treurden om alles wat voorbij was gegaan. Hun muziekinstrumenten, de harpen en de citers, kwamen niet meer voor de dag Wie heeft er nog zin om te zingen en te spelen? Ja de brute beulen wilden wel dat ze een liedje zouden zingen, maar hun hart staat er niet naar. Dan maar zwijgen en je mond houden over Jeruzalem? Neen, dat nooit. Jeruzalem is stad van de tempel, van het altaar, van de dienst aan God en de dienst der verzoening. Onvergetelijk! Heimwee vervult hen. Wat zegt dat ons? Laten we vandaag dat Jeruzalem dat boven is niet vergeten. Hier op aarde wisselen blijdschap en droefheid elkaar af. Het kan soms zo donker zijn, maar wie heimwee naar die God van dat Jeruzalem kent, komt zeker thuis.
Psalm 137 : 7 - 9

Een gebed om wraak
In het genre wraakpsalmen is deze passage wel de meest aangrijpende. Is dit niet het toppunt van wreedheid en agressiviteit om te wensen dat weerloze kinderen tegen de rotsen te pletter worden geslagen? Typisch oud-testamentisch? Neen, ik denk niet dat we ons er zo vanaf kunnen maken. Het gaan om de Edomieten. Zij namen op de dag dat de legers van Nebukadnezar Jeruzalem innamen het zuiden van Judea in. Ze spoorden iedereen aan om Jeruzalem grondig te verwoesten. Is het dan een wonder dat de dichter bidt om wraak; om vergelding voor alles wat Edom en Babel Jeruzalem hebben aangedaan? Herodes, ook een Edomiet liet ook het prille leven in Bethlehem in de kiem smoren om de Messias uit de weg te ruimen. Wraak nemen? Wie aan het Kind van Bethlehem denkt komt tot een andere belijdenis. De Vader liet Zijn eigen Kind doden, terwijl dit Kind bad: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen”. Wie terugdenkt is misschien belust op wraak. Wie vooruitziet vindt vergeving, om Jezus’ wil.


Psalm 138 : 1 - 6

God woont op twee plaatsen
Blijkbaar is er in het leven van deze dichter een crisissituatie geweest. Hij heeft geroepen, geschreeuwd naar God. Wat heeft God toen gedaan? Het staat er niet met zoveel woorden, maar zoveel is wel duidelijk dat de HEERE hem kracht heeft gegeven. Dat de dichter niet is omgekomen is alleen aan God te danken. Nu prijst hij zijn God Die zeer hoog is en Die tegelijk woont in de diepte. Hij is de Hoge en de Verhevene, Die tegelijk woont bij een nederige en verbrijzelde geest. God woont op twee plaatsen. Hij ziet over alles heen wat verbeelding heeft en zich opblaast. De Heere Jezus vertelt dat ook in de bekende gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar. De Farizeeër voelde zich verheven boven alle mensen, maar de HEERE ziet hem niet aan. En de tollenaar, de klein geworden zondaar, mag delen in die wonderlijke vrijspraak van schuld en straf in Christus. Bent u al zo’n kleine en nederige geworden? Dan wil de HEERE nog bij u wonen en u kracht geven. Of staat u nog te hoog?
Psalm 138 : 5 - 8

Laat niet varen ...
Valt het gebed aan het einde van dit lied niet wat tegen? David heeft toch zo duidelijk Gods trouw beleden? Als de HEERE werkelijk Zijn werk voor hem zal voltooien, dan hoeft David daar toch niet meer om te vragen? Is er soms twijfel in het spel? Neen, deze Psalm loopt uit op een lofzang, een geloofsbelijdenis en een gebed. Het is zijn belijdenis geworden dat hij midden in de benauwdheid staande werd gehouden. De HEERE laat hem niet in de steek. Tegelijk dringt dit temeer tot gebed: “Verlaat niet wat Uw Hand begon”. Ik kom er steeds meer achter dat ik zo weinig af maak en zoveel laat liggen. Mijn werk is met zonden bevlekt. Ik moet leven van de God Die het afmaakt. Daarom kom ik er door heen. Hoe kan dat? Omdat Gods werk in Christus volkomen is voor een alles missend mens. Spreekt Christus het op Golgotha niet uit : ”Het is volbracht”? Daarom zal God Zijn werk voor mij tot een goed einde brengen. Zelfs voor mij, ook voor mij en ik blijf erom bidden.


Psalm 139 : 1 - 5

Uw Hand op mij
David belijdt in dit lied dat God hem kent. Iemand kennen betekent in de Bijbel niet dat je een aantal zakelijke dingen over iemand weet, maar dat je op zo iemand betrokken bent en in een intieme relatie tot hem staat. De dichter spreekt zo over zijn God. Hij weet het: de HEERE kent mij van binnen en van buiten, in mijn zwakheden en met mijn zonden. Hij kent mij met de onmetelijke reikwijdte van Zijn liefdevol hart. Hij peilt mij tot op de bodem van mijn bestaan. Moet dit ons niet onrustig maken? Inderdaad, wanneer we achter Gods rug leven in het donker, dan is dit om van te schrikken. Maar wanneer ik eerlijk gemaakt word en alles aan Hem voorleg is dit een geweldige zaak:”Heere, Gij weet alle dingen; Gij weet dat ik U liefheb”. Dat ervaart de dichter ook: Gij legt Uw Hand op mij. Op de kruisheuvel Golgotha was het voor de Heere Jezus donker. Gods Hand drukte zwaar op Hem en verbrijzelde Hem. Daar kende de Vader Zijn eigen Zoon niet. Om en door die Christus kan ik het belijden: er is een God Die mij kent en Die Zijn Hand op mij legt.

Psalm 139 : 6 - 17

Vermist?
In deze vakantieperiode worden regelmatig kinderen vermist. Op het strand moeten de kinderen zelfs een polsbandje gaan dragen om te voorkomen dat ze zoek raken. Er zijn speciale programma’s als “Opsporing verzocht” en “Vermist”. Soms echter blijkt het niet te achterhalen waar iemand is ondanks alle speurwerk in binnen-en buitenland. De dichter van dit lied zingt ervan dat dit bij God onmogelijk is. Er is voor de dichter geen plaats in de hele wereld te bedenken waar hij uit het Oog en het Hart van de Heere zou zijn. Waar ik ook ben, heen vlieg in het uitspansel of ga naar de onderwereld, de Hand des Heeren houdt mij vast. Is dat ook vandaag geen troost, kind des Heeren? Voelt u zich eenzaam en onbegrepen? Is er niemand die weet heeft van de toestand waarin u verkeert? Denkt u dat u uw weg alleen gaat? Er is er Eén Die u kent en in het oog houdt om Christus’wil. Voor iemand die leeft buiten God is dit geen troost, maar leidt dit tot de eeuwige ondergang. Gods kind is nergens uit de aandacht van de HEERE. Dat alleen geeft troost en houvast, ook vandaag. Niemand is vermist of wordt gemist bij deze God.
Psalm 139 : 13 - 18

Gods boek
We hebben in dit lied al machtige dingen gezien. De dichter belijdt dat God hem doorgrondt en kent, dankzij Gods trouw om Christus’ wil. Hij staat er niet alleen voor waar hij ook gaat of staat. In dit gedeelte van deze Psalm staat de belijdenis centraal dat de mens Gods maaksel is. Hij heeft hem geweven in de moederschoot. Hij is als een beeldhouwwerk tevoorschijn geroepen. Die God heeft zijn nieren gevormd. De nieren werden beschouwd als de meest wezenlijke organen van de mens. In Gods boek waren al mijn dagen al opgeschreven. Wat een vragen liggen hier. Wat kan er mij in dit leven allemaal overkomen. God begrijpen kan ik niet, maar de dichter blijft geloven dat zijn dagen in Gods boek geschreven zijn. Gods boeken zijn in orde ook al wordt daarin telkens weer door mensen en machten verschrikkelijk geknoeid. Juist omdat ik mag geloven dat ik door God geschapen en bedoeld ben, geloof ik ook, ondanks al mijn vragen, toch dat mijn komende dagen bij Hem bekend zijn. Heeft Hij ook al Zijn Hand op uw leven gelegd? Wat is dat rijk.

Psalm 139 : 19 - 24

Een gesprek onder vier ogen
Iemand heeft deze Psalm zo genoemd: David spreekt met God over zijn leven. Hij ziet in vers 19 de goddelozen bezig, maar wie is hijzelf eigenlijk? De balk in eigen oog kan ik zo gemakkelijk over het hoofd zien. Vandaar dat het slot van deze Psalm uitloopt op het gebed om persoonlijke toetsing door God, de Alwetende. Het loopt uit op een gebed vanuit een stuk zelfkennis om Gods doorgronding. Voor Hem is immers niets verborgen. Zullen we dan deze dag dat Goddelijk onderzoek maar niet schuwen? Er kan een schadelijke weg zijn door mijn onbekeerlijkheid en eigen wijsheid. Er kan een schadelijke weg zijn waarin we onszelf laten gelden en handhaven en daarmee de Geest bedroeven. Wie doorgaat op die schadelijke weg, loopt eeuwige schade op. Er is een betere weg; de weg van de ontdekking “leidt mij op de eeuwige weg”. Dat kan vanwege Hem Die gezegd heeft. “Ik ben de weg” Achter Hem aan, in de weg van bekering, met ootmoed, geduld en kruisdragen. Heer’ wees mijn Gids op heel mijn levensweg.


Psalm 140 : 1 - 7

Bewaar mij, HEERE
De dichter van dit lied heeft te maken met mensen die bitter jaloers zijn en hem zodoende het leven zuur maken. Hun tong is scherp en venijnig als een slang. Onze tong kan immers heel wat schade aanrichten. De apostel Jakobus weet ervan. Hij vergelijkt onze tong met het roer van een schip. Vergeleken bij het hele schip is het roer maar klein, maar dat roer kan wel een complete koerswijziging veroorzaken. En wat denkt u van een bosbrand, aangestoken door één lucifer? Spelen met woorden kan levensgevaarlijk zijn en met je tong kun je een compleet bloedbad aanrichten. Die ellendige jaloezie, die gemene haat van hen die de dichter het licht niet in de ogen gunnen, de dichter zucht eronder. En wat doet hij behalve eronder zuchten? Hij gaat bidden: ”bewaar mij” en hij leert ondervinden dat God Rechter is. Hij is mijn Houvast en mijn Sterkte. Daar klemt hij zich aan vast. Kent u die Christus Die in de hoek heeft gestaan waar de slagen vielen, Die door mensenwoorden werd vermoord en door laster werd getroffen? Door Hem is God nabij. Bidt u het ook vandaag: “bewaar mij”?

Psalm 140 : 8 - 14

Een beker vergif of een beker koud water?
Er is weinig stichtelijks te ontdekken aan dit slot van deze Psalm. De dichter laat zich steeds verder gaan; de ene verwensing brengt de andere mee. Er komt zelfs hartstocht in zijn verwensingen te liggen. Toch komt de dichter aan het einde van dit lied in rustiger vaarwateren terecht. Hij geeft zich aan de HEERE over en raakt ervan overtuigd dat uiteindelijk de HEERE Zelf in deze verwarde samenleving gerechtigheid kan brengen. Bij Hem kunnen armen en hulpelozen in de meest deplorabele toestand terecht. De HEERE zal recht doen. Dat heeft Hij betoond in Christus, Die als Hij gescholden werd niet terugschold en als Hij leed niet dreigde. Christus heeft uiteindelijk de dingen recht gezet die door onze zonden verstoord zijn. Dat Evangelie leert mij dat een beker koud water meer kan doen dan een beker vergif.


Psalm 141

Bidden voordat we bidden
Een bijzondere zaak? In Psalm 141 is dat aan de orde. De dichter bidt voordat hij gaat bidden: Heere, neem mijn zwak en schuldig gebed aan. Wilt u mijn gebed beschouwen als een reukwerk en het opheffen van mijn handen als het avondoffer. Bij het reukoffer zal wel gedacht zijn aan het morgenoffer, zodat hier als het ware voor U dezelfde waarde hebben als het morgen - en het avondoffer in de tempel. U voelt wel aan dat deze bidder met zijn gebrekkige woorden niet in de schaduw kan staan bij die offers. Zo’n gebed voordat we gaan bidden, getuigt van zelfkennis en van zicht op het naderen van de heilige God. Zo’n gebed wil de HEERE zeker horen. Gelukkig dat er een Hogepriester in de hemel is Die bidt en pleit op Zijn volbrachte werk en uw zondig gebed zuivert. Dan belijd ik het ook vandaag:”HEERE. Heere, op U zijn mijn schreiende ogen.


Psalm 142

Adieu eenzaamheid
Opvallend is dat in dit lied de eenzaamheid zo doorklinkt. In vers 5 staat dat niemand de dichter kent en dus ook niemand belangstelling voor hem heeft en dat er niemand voor zijn ziel zorgt. David is een ontredderd en verlaten mens. Uit het opschrift boven deze Psalm blijkt dat David in de spelonk zit. Bepaald geen opwekkende plaats: hij smeekt, hij klaagt, hij is benauwd, zijn geest is overstelpt; hij voelt zich in de gevangenis. Is dat depressiviteit? Kijkt God ook al niet meer naar hem om? Neen, dat zegt David niet. David stort zijn klachten uit voor Gods Aangezicht. De HEERE is toch zijn Toevlucht: niemand anders dan U kent mijn pad. Eenzaam maar toch niet alleen. Ga maar tot deze Zielenherder. Bij Hem kunt u terecht. Jezus Christus is de grote Verlatene geweest. Van niemand kreeg Hij hulp. Zijn discipelen lieten Hem in de steek; Zijn Vader verliet Hem. Zo heeft Hij het pad gebaand en de schuilplaats geopend waarin de zondaar veilig is. Adieu eenzaamheid!


Psalm 143 : 1 - 9

Schuldbesef
Psalm 143 is een van de zeven boetepsalmen met een rijke inhoud. In dit gedeelte bidt de dichter:”Ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand die leeft zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn”. Een treffend bewijs van zelfkennis en schuldbesef. In Gods licht zijn wij niets en kan niemand zich overeind houden. Dat schuldbesef moet groeien. Hoe langer wij met God leven en hoe dichter we bij Christus komen, hoe meer wij onze zondige aard leren kennen. Hoe meer zondekennis in ons leven, hoe meer schuldbesef. Hebt u dat al geleerd? Bent u al overtuigd geraakt van de heiligheid van God zodat u in het licht van Gods Woord moet erkennen schuldig te staan van de hoofdschedel tot de voetzool toe. Hoe langer hoe meer wordt het dan ook: bij U schuil ik. Dat geloof is altijd toevluchtnemend geloof. Door schuldbesef getroffen en geslagen wordt het dan :”Heer’ waar dan heen; tot U alleen”.

Psalm 143 : 10 - 12

Uw goede Geest
Dit is het blijvend gebed van Gods volk “Uw goede Geest geleide mij in een effen land”. Een gearriveerde christen hier op aarde is als een vierkante cirkel. Gods kind is blijvend aangewezen op de leiding van de Heilige Geest. Hij weet hoe noodzakelijk het is dat de Geest hem ontdekt aan schuld en zonde en hem bij de hand neemt om achter Christus aan te gaan. Wat hebben wij die goede Geest nodig, Die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. Die Geest Die de kracht van het Bloed van Christus gaat uitdelen en toepassen. Is die Geest uw Gids? Dan komt u in een effen land terecht, effen omdat het weer goed is tussen God en uw ziel. Wilt u door die Geest geleid worden? Dat is geen gemakkelijk leven, maar wel een heerlijk leven. Dat betekent strijd van het vlees tegen de Geest, maar zonder strijd geen overwinning.


Psalm 144
Welzalig is het volk dat bij het genot
Wij hebben allemaal zo onze verlanglijstjes: rijk worden, een goede baan, een lieve vrouw of man, eer en roem krijgen enz. Maar al zou een mens dat alles krijgen, zegt de dichter van Psalm 144, dan is het feitelijk nog niets. Het grootste geluk hier op aarde te krijgen is dat we de HEERE kennen als onze God. Welzalig is het volk dat bij ’t genot, van overvloed de HEERE heeft tot zijn God. Dan lig ik voor Zijn rekening. Zijn die andere zaken verkeerd of niet begerenswaardig? De dichter van dit lied weet heel goed wat materiële welvaart is. De dichter bidt om rijkdom en levenszegen. Maar het allerbelangrijkste is dat de HEERE mijn God is, want als God mijn God maar voor mij is; wie is er dan mij tegen. Waar wij door de kracht van de Geest zijn wedergeboren en waar de Heere Jezus het centrum van ons leven is geworden daar zijn we echt gelukkig. Dan zoeken we allereerst het Koninkrijk van God en alle andere dingen worden u erbij gegeven.


Psalm 145 : 1 - 9
Loven is een vorm van leven
Het laatste deel van de Psalmenbundel vanaf Psalm 145 tot 150 bestaan uit liederen die vol zijn van het bezingen van de lof des Heeren. Wie geestelijk leeft, kent de ademhaling van de ziel, het gebed, maar ook de lofzang die hier begint en die in de eeuwigheid wordt voortgezet. Loven is dus een vorm van leven, leven voor Gods aangezicht tenminste. Is dat een vast onderdeel van uw zondagswerk? Trilt er ook iets bij u van binnen? David is zo vol van de lof op de HEERE dat hij wel moet zingen. Hij grijpt naar woorden om dit te kunnen uitdrukken. Hij herhaalt telkens met weer andere woorden: Gods grootheid, Gods goedheid en Zijn gerechtigheid. Gods daden zijn machtig; Zijn grootheid is ondoorgrondelijk en Zijn goedheid is groot. Al onze woorden schieten tekort om dat uit te drukken. Zingen gaat beter. Geen mens kan Hem naar waarde loven. Blijve het ons gebed: “HEERE open mijn ogen dat ik dat mag zien en open mijn lippen dat zij U mogen loven, want echt leven is U loven”.
Psalm 145 : 8 - 21
Hij richt alle gebogenen op
Ook Gods kinderen hebben hun tijden van twijfel, ongeloof en moedeloosheid. Denkt u maar aan de profeet Elia. Wat was hij moedig op de Karmel, maar even later ligt hij moedeloos onder een jeneverboom in de woestijn en biedt hij maar niet alleen zijn ontslag als profeet aan maar wil hij zelfs ook niet langer leven. Kent u dat ook in uw leven? Bent u in de crisis gekomen; in de put van moedeloosheid en ongeloof waar u voor uw gevoel met geen mogelijkheid uitkomt? Weet u wat ons ongeluk is? Dat we steeds de verkeerde kant opkijken. Wij moeten leren op de HEERE te zien en alles van Hem leren verwachten. Kan dat? Ja, want de HEERE ondersteunt allen die vallen en Hij richt alle gebogenen op. Deze God vindt het niet beneden Zijn waardigheid om allen die vallen op te richten. Hij wil ze met Zijn liefdesarmen omvatten en vasthouden. Wie door de last van het leven en onder de last van de zonde gebogen gaat, wordt door Hem weer opgericht, om Christus’wil. Op Golgotha heeft de Vader Zijn armen niet gesloten om Zijn Zoon. Hij heeft Hem verstoten opdat wie in het stof lag neergebogen door Hem weer wordt opgericht.


Psalm 146 : 1 - 6
Jakobs God
Ook deze dichter put zich uit in het bezingen van Gods lof. Wat wordt er veel van Hem gezongen en hoe wordt Hij bezongen?! Hij is de reddende en bewarende God. Wat is het goed om Hem te vertrouwen en niet op mensen, zelfs niet op koningen en edelen. Zalig is daarom de mens die de God Jakobs tot zijn hulp heeft. De God van Jakob is de God van de hielelichter, de bedrieger, de zondaar. De HEERE schaamt Zich niet om Jakobs God te heten en te zijn. Hij heeft in Christus op zondaren gerekend. Hij wil zelfs hun God zijn. Bent u al achter dat geheim gekomen? Dan is uw verwachting ook op de HEERE gericht. Dan bent u pas echt welgelukzalig.
Psalm 146 : 6-10
Terwijl ik nog ben
Wat een heerlijke lofzang klinkt hier op de grote en machtige God, Die hemel en aarde geschapen heeft; Die eeuwig trouw is. De Naam HEERE wordt hier negen keer voluit genoemd en er worden wel twaalf werken van Hem genoemd waarin zowel Zijn trouw als Zijn goedheid uitkomen. Het opmerkelijke is dat de aandacht, zorg en liefde van die HEERE niet uitgaat naar de rijken en invloedrijken, maar naar de armen; niet naar de hoogwaardigheidsbekleders, maar naar de verdrukten; niet naar de vooraanstaanden, maar naar de vergetenen. Wat is de HEERE goed dat Hij Zich met mij wil inlaten. Wat is Hij het waard om Hem te loven zoals in deze 146e Psalm op heerlijke wijze gebeurt. Deze Psalm begint en eindigt met het “Halleluja” en tussen dit begin en dit slot zwelt de lofzang aan: ik zal mijn God psalmzingen terwijl ik nog ben. Deze God wil ook uw God zijn en dat alleen om Christus’wil, Die staande bleef en niet bezweek toen alles Hem ontnomen werd. Ik zal zolang ik het licht geniet; Hem verhogen in mijn lied.


Psalm 147 : 1-11
Genezing
Psalm 147 is een Psalm na de ballingschap. Na hun terugkeer was de situatie in Jeruzalem niet rooskleurig. Nu is dat veranderd en voelt men zich weer veilig in de stad. Gods Naam wordt grootgemaakt en Zijn werk geprezen: Hij geneest en verbindt. Is dat dan nodig? Wij hebben van huis uit zo’n hoge dunk van onszelf dat wij denken geen genezing nodig te hebben. Wij hebben het licht van de Heilige Geest nodig om de breuk te ontdekken en de kloof te zien tussen God en ons en aan onze dodelijke kwaal ontdekt te worden. Waar wij dat gaan verstaan komt er droefheid over de kwaal van ons leven, over alle vruchteloosheid en hopeloosheid van onze kant. Dan worden we gebroken van hart. Dat besef brengt in de binnenkamer met het gebed om de Heere Jezus, de Redder, Die met de genezende kracht van Zijn Bloed de breuk herstelt. De HEERE geneest en als u bij Hem in behandeling bent, belijdt het dan: “Door Zijn striemen is mij genezing geworden”.

Psalm 147 : 12 - 20
Adeldom verplicht
De dichter ziet Gods schepping en gaat getuigen van de macht van God: sneeuw, rijp en ijs zijn indrukwekkende natuurverschijnselen. Indrukwekkend om ook bij ons te zien als het weer eens wintert. Gods werken en grootheid zijn indrukwekkend en de hele schepping is Hem onderdanig. De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel het werk van Zijn Handen. Ver daar boven uit gaat Gods openbaring aan Israël. Aan dat volk heeft Hij Zijn wetten gegeven en Zijn woorden toevertrouwd. Hij leerde ze in Zijn wegen wandelen, zo wou Hij met geen volkeren handelen. Wat is de reden daarvan? Die ligt niet in het volk dat zo goed zou zijn. Calvijn zegt ons dat dit voorrecht ons moet brengen bij de bron van de vrijmachtige verkiezing. Die vrije genade is niet te verklaren, daar kun je beter van gaan zingen:”Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen”. Dat voorrecht geeft ook een geweldige verantwoordelijkheid. Adeldom verplicht!


Psalm 148 : 1-6
HEMEL, loof de HEERE
In Psalm 148 worden hemel en aarde opgeroepen in koor de HEERE te loven. Opvallend is dat de dichter van boven naar beneden gaat en bij de hemelen begint. Allereerst worden de engelen genoemd en alle hemelse machten. Daarna zon, maan en sterren. De hemelen worden genoemd en de wateren boven de hemelen. De wolkengevaarten loven de HEERE en met hen de jubelende hemel der hemelen. Dat zij de Naam des Heeren loven; want als Hij het beveelt dan worden ze geschapen. Hij stelt hen in een bepaalde orde die geen hunner overtreedt. God is de Schepper en de Onderhouder van alles wat zich boven u bevindt. Kijkt u op deze dag zo wel eens omhoog? Naar de zon die zo prachtig schijnt? Denkt u er wel eens aan dat het midden op de dag donker is geworden boven het Hoofd van Christus? Kijkt u ook zo naar de maan en de sterren? Wat is God groot en genadig. Alles moet Hem eren en alles zingt Zijn lof. En gij, mijn ziel, looft gij Hem bovenal.

Psalm 148 : 7 - 14
AARDE, loof de HEERE
Na de hemel komt de aarde in dit lied aan de orde. De hemel zingt en de aarde juicht. Samen loven zij Gods Naam. Daarin zijn ze één. Van al het aardse geeft de dichter een heerlijke omschrijving. Hij zingt van het grote en jubelt over het kleine en komt tenslotte uit bij de mens. Hij wendt zich tot de koningen, tot alle naties, tot de vorsten en de richters der aarde, maar ook de jongeren en de ouderen liggen tesamen onder dezelfde verplichting om de HEERE groot te maken. Weet u wat zo merkwaardig is in dit lied? Helemaal onderaan komt Israël Gods luister gaat hemel en aarde te boven, maar Zijn volk heeft Hij hoog verheven. Wanneer wij deze Psalm tot ons laten doordringen en beseffen dat God Zijn Zoon uit dit volk geboren deed worden, dan mogen wij helemaal onderaan onze naam invullen. Is dat niet een wonder van Gods genade als wij gaan instemmen met die oproep Zijn Naam te loven? Kunt u in dat koor meekomen?


Psalm 149

Een nieuw lied
In ons leven van alle dag is het vaak “het oude liedje”: nood, klacht, zonde, schuld, angst, gebed en verhoring. Zo gaat het op en neer in ons leven. Psalm 149 wekt ons op om een nieuw lied voor de HEERE te zingen. De HEERE opent immers een nieuwe toekomst. Het Messiaanse rijk breekt door. De toekomst is aan Zijn volk. De overwinning komt. Niet omdat dat volk zo sterk is, maar omdat hun Koning zo machtig is en een welgevallen heeft aan Zijn volk. Maar dan dat zwaard in vers 6? Duidelijk is dat de HEERE recht doet en het onrecht straft, zelfs door middel van het tweesnijdend zwaard in de hand van zijn gunstgenoten. Zingt u dit lied mee, ziende op de Heere Jezus Christus, de Overwinnaar van dood en hel? Zeker, de vijanden zijn er nog en de strijd gaat door, maar wij verwachten naar Zijn belofte Christus. Zing daarom maar een nieuw lied, Kerk des Heeren.


Psalm 150

Alles wat adem heeft love de Heere
Tien maal klinkt in dit lied: Looft God. Het is één permanente oproep en nodiging om alle muziekinstrumenten te gebruiken om de HEERE te loven. Mocht de dichter een instrument hebben overgeslagen, dan is het laatste, het hoogste en het rijkste: alles wat adem heeft, love de HEERE. Niemand kan eronder uit. Ademen doen we zolang we leven, maar dat betekent ook dat het u niet vrijstaat te leven zoals u wilt. Uw leven moet loven zijn, want loven is een wijze van leven, geestelijk leven. Loven is een ernstige zaak. Wie hier dat loven niet leert zal het in de hemel niet kunnen uithouden. Doet u mee met dit koor, met uw instrument, de vox humana, de menselijke stem? Van Wie kunt u dat leren? Van de Heere Jezus Christus Die de bange nacht van de verlating tegemoet ging en met Zijn discipelen de lofzang heeft gezongen. Wie dat van Hem leert en er hier mee begint zal dat tot in eeuwigheid mogen doen. Halleluja!