Psalmen


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 1

  1. asrehais aser lo halak baasat resaim ubederek hattaim lo amad ubemosab lesim lo yasab:
    Rijk gezegend de mens die niet gaat in de raad van goddelozen en op de weg van zondaren niet hij staat en in de stoel/kring van spotters niet hij zit.
    Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters.
    Blessed is the man that walketh not in the counsel of the ungodly, nor standeth in the way of sinners, nor sitteth in the seat of the scornful.
    Heureux l`homme qui ne marche pas selon le conseil des méchants, Qui ne s`arrête pas sur la voie des pécheurs, Et qui ne s`assied pas en compagnie des moqueurs.
    Wohl dem, der nicht wandelt im Rat der Gottlosen noch tritt auf den Weg der Sünder noch sitzt, da die Spötter sitzen.
    Beatus vir qui non abiit in consilio impiorum, et in via peccatorum non stetit, et in cathedra pestilentiæ non sedit;

  2. ki im betorat yhwh hepso ubetorato yehgeh yomam walayela:
    Maar in de Thora van de HERE is zijn behagen en in zijn Thora hij overdenkt overdag en nacht.
    maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE en Zijn wet dag en nacht overdenkt.
    But his delight is in the law of the LORD; and in his law doth he meditate day and night.
    Mais qui trouve son plaisir dans la loi de l`Éternel, Et qui la médite jour et nuit!
    sondern hat Lust zum Gesetz des HERRN und redet von seinem Gesetz Tag und Nacht!
    sed in lege Domini voluntas ejus, et in lege ejus meditabitur die ac nocte.

  3. wehaya kees satul alpalge mayim aser piryo yitten beitto wealehu loyibbol wekol aseryaaseh yasli'h:
    En hij is als een boom geplant aan stromen van water die zijn vrucht geeft op zijn tijd en zijn gebladerte niet het verwelkt en alles wat hij doet zal voorspoedig zijn.
    Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt; al wat hij doet, zal goed gelukken.
    And he shall be like a tree planted by the rivers of water, that bringeth forth his fruit in his season; his leaf also shall not wither; and whatsoever he doeth shall prosper.
    Il est comme un arbre planté près d`un courant d`eau, Qui donne son fruit en sa saison, Et dont le feuillage ne se flétrit point: Tout ce qu`il fait lui réussit.
    Der ist wie ein Baum, gepflanzt an den Wasserbächen, der seine Frucht bringt zu seiner Zeit, und seine Blätter verwelken nicht; und was er macht, das gerät wohl.
    Et erit tamquam lignum quod plantatum est secus decursus aquarum, quod fructum suum dabit in tempore suo: et folium ejus non defluet; et omnia quæcumque faciet prosperabuntur.

  4. loken haresaim ki imkammos asertiddepennu ru'h:
    Niet zo de goddelozen echter als het kaf dat waait het weg wind.
    Maar zo zijn de goddelozen niet: die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast.
    The ungodly are not so: but are like the chaff which the wind driveth away.
    Il n`en est pas ainsi des méchants: Ils sont comme la paille que le vent dissipe.
    Aber so sind die Gottlosen nicht, sondern wie Spreu, die der Wind verstreut.
    Non sic impii, non sic; sed tamquam pulvis quem projicit ventus a facie terræ.

  5. alken loyaqumu resaim bammispat wehattaim baadat saddiqim:
    Daarom niet zullen opstaan / stand houden goddelozen in het oordeel noch zondaren in de vergadering van rechtvaardigen.
    Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht, de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen.
    Therefore the ungodly shall not stand in the judgment, nor sinners in the congregation of the righteous.
    C`est pourquoi les méchants ne résistent pas au jour du jugement, Ni les pécheurs dans l`assemblée des justes;
    Darum bleiben die Gottlosen nicht im Gericht noch die Sünder in der Gemeinde der Gerechten.
    Ideo non resurgent impii in judicio, neque peccatores in concilio justorum:

  6. kiyode yhwh derek saddiqim wederek resaim to'bed:
    Want kennende de HERE de weg van rechtvaardigen maar de weg van goddelozen zal vergaan.
    Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan.
    For the LORD knoweth the way of the righteous: but the way of the ungodly shall perish.
    Car l`Éternel connaît la voie des justes, Et la voie des pécheurs mène à la ruine.
    Denn der HERR kennt den Weg der Gerechten; aber der Gottlosen Weg vergeht.
    quoniam novit Dominus viam justorum, et iter impiorum peribit.
1:1
Welzalig hij , die in der bozen raad
Niet wandelt, nog op 't pad der zondaars staat,
Noch nederzit, daar zulken samenrotten,
Die roekeloos met God en godsdienst spotten;
Maar 's HEEREN wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt, bepeinst, en ijverig betracht.

1:2
Want hij zal zijn gelijk een frisse boom,
In vetten grond geplant bij enen stroom,
Die op zijn tijd met vruchten is beladen,
En sierlijk pronkt met onverwelkte bladen;
Hij groeit zelfs op in ramp en tegenspoed;
Het gaat hem wel; 't gelukt hem, wat hij doet.

1:3
Gans anders is 't met hem, die 't kwaad bemint;
Hij is als kaf, dat wegstuift voor de wind;
Geen zondaar zal 't gewis verderf ontkomen,
Als in 't gericht door God wordt wraak genomen;
Hij, die van deugd en godsvrucht is ontaard,
Zal niet bestaan, waar 't vrome volk vergaârt.

1:4
De HEER toch slaat der mensen wegen gâ,
En wendt alom het oog van Zijn genâ
Op zulken, die oprecht en rein van zeden,
Met vaste gang het pas der deugd betreden;
God kent hun weg, die eeuwig zal bestaan,
Maar't heilloos spoor der bozen zal vergaan.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 2

  1. lamma ragesu goyim uleummim yehgu-rig:
    Waarom dringen/woelen volkeren en natiën overdenken leegheid?
    Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
    Why do the heathen rage, and the people imagine a vain thing?
    Pourquoi ce tumulte parmi les nations, Ces vaines pensées parmi les peuples?
    Warum toben die Heiden, und die Völker reden so vergeblich?
    Quare fremuerunt gentes, et populi meditati sunt inania?

  2. yityassebu malkeeres werozenim noseduyahad alyhwh we'al-mesiho:
    Stellen zich op koningen van de aarde en heersers beramen samen tegen de HERE en tegen zijn gezalfde.
    De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
    The kings of the earth set themselves, and the rulers take counsel together, against the LORD, and against his anointed, saying,
    Pourquoi les rois de la terre se soulèvent-ils Et les princes se liguent-ils avec eux Contre l`Éternel et contre son oint?
    Die Könige der Erde lehnen sich auf, und die Herren ratschlagen miteinander wider den HERRN und seinen Gesalbten:
    Astiterunt reges terræ, et principes convenerunt in unum adversus Dominum, et adversus christum ejus.

  3. nenatteqa et-moserotemo wenaslika mimmemnu abotemo:
    Laat ons loscheuren hun banden en laten wij afwerpen van ons hun touwen.
    Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen!
    Let us break their bands asunder, and cast away their cords from us.
    Brisons leurs liens, Délivrons-nous de leurs chaînes!
    "Lasset uns zerreißen ihre Bande und von uns werfen ihre Seile!"
    Dirumpamus vincula eorum, et projiciamus a nobis jugum ipsorum.

  4. yoseb bassamayim yishaq adonay yil'ag-lamo:
    De zittende in de hemel lacht, de HERE spot over hen.
    Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere zal hen bespotten.
    He that sitteth in the heavens shall laugh: the Lord shall have them in derision.
    Celui qui siège dans les cieux rit, Le Seigneur se moque d`eux.
    Aber der im Himmel wohnt, lacht ihrer, und der HERR spottet ihrer.
    Qui habitat in cælis irridebit eos, et Dominus subsannabit eos.

  5. 'az yedabber 'elemo be'appo ubaharono yebahalemo:
    Dan spreekt Hij tot hen in zijn toorn en in zijn woede verschrikt Hij hen.
    Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
    Then shall he speak unto them in his wrath, and vex them in his sore displeasure.
    Puis il leur parle dans sa colère, Il les épouvante dans sa fureur:
    Er wird einst mit ihnen reden in seinem Zorn, und mit seinem Grimm wird er sie schrecken:
    Tunc loquetur ad eos in ira sua, et in furore suo conturbabit eos.

  6. wa'ani nasakti malki 'al-syyon har-qodsi:
    ik echter stelde mijn koning aan over Sion mijn heilige berg.
    Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg.
    Yet have I set my king upon my holy hill of Zion.
    C`est moi qui ai oint mon roi Sur Sion, ma montagne sainte!
    "Aber ich habe meinen König eingesetzt auf meinem heiligen Berg Zion."
    Ego autem constitutus sum rex ab eo super Sion, montem sanctum ejus, prædicans præceptum ejus.

  7. 'asappera 'el hoq yhwh 'amar 'elay beni 'atta 'ani hayyom yelidtika:
    Ik zal vertellen over de verordeningen van de HERE Hij zei tot mij: mijn zoon (bent) u, vandaag heb ik u verwekt.
    Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt.
    I will declare the decree: the LORD hath said unto me, Thou art my Son; this day have I begotten thee.
    Je publierai le décret; L`Éternel m`a dit: Tu es mon fils! Je t`ai engendré aujourd`hui.
    Ich will von der Weisheit predigen, daß der HERR zu mir gesagt hat: "Du bist mein Sohn, heute habe ich dich gezeuget:
    Dominus dixit ad me: Filius meus es tu; ego hodie genui te.

  8. se'al mimmenni we'ettena goym nahalateka wa'ahuzzateka 'apse-ares:
    Vraag van Mij en Ik zal geven volken uw bezit en uw eigendom uiteinden van aarde.
    Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit.
    Ask of me, and I shall give thee the heathen for thine inheritance, and the uttermost parts of the earth for thy possession.
    Demande-moi et je te donnerai les nations pour héritage, Les extrémités de la terre pour possession;
    heische von mir, so will ich dir Heiden zum Erbe geben und der Welt Enden zum Eigentum.
    Postula a me, et dabo tibi gentes hæreditatem tuam, et possessionem tuam terminos terræ.

  9. tero'em besebet barzel kikli yoser tenappesem:
    U zult hen verpletteren met een scepter van ijzer als een vat van (een) pottenbakker zult u hen verbrijzelen.
    U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
    Thou shalt break them with a rod of iron; thou shalt dash them in pieces like a potter's vessel.
    Tu les briseras avec une verge de fer, Tu les briseras comme le vase d`un potier.
    Du sollst sie mit einem eisernen Zepter zerschlagen; wie Töpfe sollst du sie zerschmeißen."
    Reges eos in virga ferrea, et tamquam vas figuli confringes eos.

  10. we'atta melakim haskilu hiwwaseru sopete ares:
    En nu koningen handelt verstandig laat u corrigeren rechters van de aarde.
    Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
    Be wise now therefore, O ye kings: be instructed, ye judges of the earth.
    Et maintenant, rois, conduisez-vous avec sagesse! Juges de la terre, recevez instruction!
    So lasset euch nun weisen, ihr Könige, und lasset euch züchtigen, ihr Richter auf Erden!
    Et nunc, reges, intelligite; erudimini, qui judicatis terram.

  11. ibdu et-yhwh bejira wegilu birada:
    Dient de HERE met vrees en brengt hulde met beving.
    Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver.
    Serve the LORD with fear, and rejoice with trembling.
    Servez l`Éternel avec crainte, Et réjouissez-vous avec tremblement.
    Dient dem HERRN mit Furcht und freut euch mit Zittern!
    Servite Domino in timore, et exsultate ei cum tremore.

  12. nassequ-bar pen-yeenap weto-bedu derek ki-yibar kimat appo asre kol-hose bo:
    Kust (de) Zoon opdat hij niet toornt en jullie vergaan onderweg want zal ontbranden spoedig zijn toorn rijk gezegend allen vertrouwenden op Hem.
    Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!
    Kiss the Son, lest he be angry, and ye perish from the way, when his wrath is kindled but a little. Blessed are all they that put their trust in him.
    Baisez le fils, de peur qu`il ne s`irrite, Et que vous ne périssiez dans votre voie, Car sa colère est prompte à s`enflammer. Heureux tous ceux qui se confient en lui!
    Küßt den Sohn, daß er nicht zürne und ihr umkommt auf dem Wege; denn sein Zorn wird bald entbrennen. Aber wohl allen, die auf ihn trauen!
    Apprehendite disciplinam, nequando irascatur Dominus, et pereatis de via justa. Cum exarserit in brevi ira ejus, beati omnes qui confidunt in eo.

2:1
Wat drift beheerst het woedend heidendom,
En heeft het hart der volken ingenomen?
De koningen verhefefn zich alom,
De vorsten zijn vermetel saâmgekomen,
Om God, de HEER, zelfs naar de kroon te steken,
En tegen Zijn Gezalfde op te staan,
Zij spreken saâm: Laat ons hun banden breken,
En van hun juk en touwen ons ontslaan.

2:2
Maar d'Opperheer, die Zijn geduchte stoel
Op sterren sticht en grondvest op de wolken,
Zal lachen met dat vruchteloos gewoel,
En spotten met de waan der dwaze volken.
God zal Zijn wraak ontdekken voor hun ogen;
Straks gloeit de lucht door 't vlammend bliksemlicht;
't Is God die spreekt; Hij dondert uit de hoge,
En jaagt de schrik Zijn haat'ren in 't gezicht:

2:3
"Durft gij bestaan te twisten met Mijn kracht?
Zal nietig stof Mij 't hoog gezag ontwringen,
Of weerstand biên aan Mijn geduchte macht?
Ontziet Mijn toorn, verdoolde stervelingen.
Gij zult vereefs Mijn rijksbestel weerstreven!
Mijn Koning is gezalfd door Mijn beleid;
Hij, door Mijn hand op Sions troon verheven,
Heerst op de berg van Mijne heiligheid.

2:4
En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld,
Zal Gods besluit aan 't wereldrond doen horen.
Hij sprak tot Mij: "'k Heb heden U geteeld;
Gij zijt Mijn zoon, Gij zijt Mijn eengeboren';
Zeg' vrij Uw eis; Ik z al Uw macht verhogen,
Opdat Uw naam alom ontzaglijk zij;
Het heidendom ligg' voor Uw stoel gebogen,
En 't eind der aard' erkenn' Uw heerschappij."

2:5
"Uw ijz'ren staf, die al hun macht verplet,
Maak'hen eerlang eerbiedig' onderzaten,
En noodzaak'hen te buigen voorUw wet,
Of sla z'aan gruis, als pottenbakkersvaten!"
O vorsten, wilt de wet der wijsheid horen,
Eer gij God zelv' en Zijn Gezalfde hoont;
O rechters tot de stoel der eer gekoren,
Verdraagt Zijn tucht, die u Zijn liefde toont.

2:6
Vreest 's HEEREN macht en dient zijn majesteit
Juicht, bevend op 't gezicht van Zijn vermogen,
En kust de Zoon, van ouds uw toegezeid,
Eer u Zijn toorn verdelg' voor aller ogen;
U op uw weg tot stof doe wederkeren,
Wanneer Zijn wraak, getergd door uuw gedrag,
U, onverhoeds, zou door haar gloed verteren,
Tot staving van Zijn lang gehoond gezag.

2:7
Welzalig zij, die, naar Zijn reine leer,
In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen;
Die Sions Vorst erkennen voor hun HEER;
Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 3

  1. mizmôr ledawid beborho mippene absalom beno:
    Een psalm van David tijdens zijn vluchten (van) voor het gezicht van Absalom zijn zoon.
    Een psalm van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom.
    A Psalm of David, when he flied from Absolom his son.
    Psaume de David. A l`occasion de sa fuite devant Absalom, son fils.
    Ein Psalm Davids, da er floh vor seinem Sohn Absalom.
    Psalmus David, cum fugeret a facie Absalom filii sui.

  2. yhwh ma-rabbu saray rabbim qanim alay:
    HERE hoe veel zijn mijn vijanden! Velen opstaanden tegen mij
    HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders; velen staan tegen mij op.
    LORD, how are they increased that trouble me! many are they that rise up against me.
    O Éternel, que mes ennemis sont nombreux! Quelle multitude se lève contre moi!
    Ach HERR, wie sind meiner Feinde so viel und setzen sich so viele wider mich!
    Domine, quid multiplicati sunt qui tribulant me? Multi insurgunt adversum me;

  3. rabbîm omerim lenapsi en yesu'ata llo belohim sela:
    Velen zeggenden tot/over mijn persoon er is geen verlossing voor hem bij God. Sela.
    Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela
    Many there be which say of my soul, There is no help for him in God. Selah.
    Combien qui disent à mon sujet: Plus de salut pour lui auprès de Dieu! -Pause.
    Viele sagen von meiner Seele: Sie hat keine Hilfe bei Gott. (Sela.)
    multi dicunt animæ meæ: Non est salus ipsi in Deo ejus.

  4. weattâ yhwh magen ba'adi kebodi umerim rosi:
    Maar U HERE schild voor mij mijn eer en verheffende mijn hoofd.
    U echter, HEERE, bent een schild voor mij, mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog.
    But thou, O LORD, art a shield for me; my glory, and the lifter up of mine head.
    Mais toi, ô Éternel! tu es mon bouclier, Tu es ma gloire, et tu relèves ma tête.
    Aber du, HERR, bist der Schild für mich und der mich zu Ehren setzt und mein Haupt aufrichtet.
    Tu autem Domine, susceptor meus es, gloria mea, et exaltans caput meum.

  5. qôlî el-yhwh eqra wayya'aneni mehar qodso sela:
    [Met] mijn stem tot de HERE ik riep/roep en Hij antwoordde/antwoordt mij van de berg van zijn heiligheid. Sela.
    Met mijn stem riep ik tot de HEERE, en Hij verhoorde mij vanaf Zijn heilige berg. Sela
    I cried unto the LORD with my voice, and he heard me out of his holy hill. Selah.
    De ma voix je crie à l`Éternel, Et il me répond de sa montagne sainte. -Pause.
    Ich rufe an mit meiner Stimme den HERRN; so erhört er mich von seinem heiligen Berge. (Sela.)
    Voce mea ad Dominum clamavi; et exaudivit me de monte sancto suo.

  6. anî sakabtiwaisana heqisoti ki yhwh yismekeni:
    Ik lag neer en ik sliep, ik ontwaakte want de HERE Hij ondersteunde mij.
    Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij.
    I laid me down and slept; I awaked; for the LORD sustained me.
    Je me couche, et je m`endors; Je me réveille, car l`Éternel est mon soutien.
    Ich liege und schlafe und erwache; denn der HERR hält mich.
    Ego dormivi, et soporatus sum; et exsurrexi, quia Dominus suscepit me.

  7. lo-ira meribebot am aser sabib satu alay:
    Ik zal niet vrezen voor tienduizenden volk die rondom zij stellen zich op tegen mij.
    Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk, die zich aan alle kanten tegen mij opstellen.
    I will not be afraid of ten thousands of people, that have set themselves against me round about.
    Je ne crains pas les myriades de peuples Qui m`assiègent de toutes parts.
    Ich fürchte mich nicht vor viel Tausenden, die sich umher gegen mich legen.
    Non timebo millia populi circumdantis me. Exsurge, Domine; salvum me fac, Deus meus.

  8. qûmâ yhwh hosi'eni elohay ki-hikkita et-kol-oyebay lehi sinne resaim sibarta:
    Sta op HERE! Verlos mij mijn God ja/want U sloeg al mijn vijanden [op] kaak tanden van goddelozen U verbrak
    Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God, want U hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen, de tanden van de goddelozen hebt U stukgebroken
    Arise, O LORD; save me, O my God: for thou hast smitten all mine enemies upon the cheek bone; thou hast broken the teeth of the ungodly.
    Lève-toi, Éternel! sauve-moi, mon Dieu! Car tu frappes à la joue tous mes ennemis, Tu brises les dents des méchants.
    Auf, HERR, hilf mir, mein Gott! denn du schlägst alle meine Feinde auf den Backen und zerschmetterst der Gottlosen Zähne.
    Quoniam tu percussisti omnes adversantes mihi sine causa; dentes peccatorum contrivisti.

  9. layhwh hayesua al-ammeka birkateka sela:
    Van de HERE (is) de verlossing over uw volk uw zegen. sela.
    Het heil is van de HEERE; Uw zegen is over Uw volk.
    Salvation belongeth unto the LORD: thy blessing is upon thy people. Selah.
    Le salut est auprès de l`Éternel: Que ta bénédiction soit sur ton peuple! -Pause.
    Bei dem HERRN findet man Hilfe. Dein Segen komme über dein Volk! (Sela.)
    Domini est salus; et super populum tuum benedictio tua.
3:1
Hoe vreeslijk groeit, o God,
Het saâmgezoren rot
Dergenen die mij drukken;
Zij maken niet alleen
De opstand algemeen,
Om mij mijn kroon t'ontrukken;
Maar velen doen van mij,
Hoe bitter ik ook lij',
Nog deze smaadtaal horen:
"God zal hem nu niet meer
Verlossen als weleer;
Hem is geen heil beschoren".

3:2
Maar, trouwe God, Gij zijt
Het schild, dat mij bevrijdt.
Mijn eer, mijn vast betrouwen;
Op U vest ik het oog;
Gij heft mijn hoofd omhoog,
En doet m'Uw gunst aanschouwen.
'k Riep God niet vrucht'loos aan;
Hij wil mij niet versmaân
In al mijn tegenheden;
Hij zag van Sion neer,
De woonplaats van Zijn eer,
En hoorde mijn gebeden.

3:3
Ik lag en sliep gerust,
Van 's HEEREN trouw bewust,
Totik verfrist ontwaakte;
Want God was aan mijn zij;
Hij ondersteunde mij
In 't leed dat mij genaakte.
Ik zal, vol heldenmoed,
Daarmij Zijn hand behoedt,
Tienduizenden niet vrezen;
Schoon ik, van alle kant,
Geweldig aangerand
En fel geprangd moog'wezen.

3:4
Sta op, verlos mij, Heer!
Gij hebt, o God, weleer
Getoond voor mij te waken,
Mijn haters onderdrukt,
En mij 't gevaar ontrukt;
Gij sloegt hen op de kaken,
Verbrekend onverwacht
Hun tanden door Uw macht;
'k Heb d'overhand verkregen.
Gij Heer, alleen, Gij zijt
Verwinnaar in de strijd,
En geeft Uw volk de zegen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 4

  1. lamenasseh binginot mizmor ledawid:
    Voor de koorleider met snaarinstrumenten een psalm van David.
    Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel.
    [4 opschrift] To the chief Musician on Neginoth, A Psalm of David.
    Au chef des chantres. Avec instruments à cordes. Psaume de David.
    Ein Psalm Davids, vorzusingen, auf Saitenspiel.
    In finem, in carminibus. Psalmus David.

  2. beqori aneni elohe sidqi bassar hirhabta lli honneni usema tepillati:
    Bij mijn roepen antwoord mij God van mijn gerechtigheid in de benauwdheid U maakte ruimte voor mij wees mij genadig en hoor mij gebed.
    Als ik roep, verhoor mij, o God van mijn gerechtigheid!
    [4:1] Hear me when I call, O God of my righteousness: thou hast enlarged me when I was in distress; have mercy upon me, and hear my prayer.
    Quand je crie, réponds-moi, Dieu de ma justice!
    Erhöre mich, wenn ich rufe, Gott meiner Gerechtigkeit, der du mich tröstest in Angst; sei mir gnädig und erhöre mein Gebet!
    Cum invocarem exaudivit me Deus justitiæ meæ, in tribulatione dilatasti mihi. Miserere mei, et exaudi orationem meam.

  3. bene is ad-meh kebodi liklimma te'ehabun riq tebaqsu kazab sela:
    Kinderen van mens hoelang mijn eer (wordt) tot smaad hebben jullie lief leegheiid zoeken jullie bedrog? sela
    Aanzienlijken, hoelang zult u mijn eer te schande maken? Hoelang zult u het lege liefhebben, de leugen zoeken? Sela
    [4:2] O ye sons of men, how long will ye turn my glory into shame? how long will ye love vanity, and seek after leasing? Selah.
    Fils des hommes, jusques à quand ma gloire sera-t-elle outragée? Jusques à quand aimerez-vous la vanité, Chercherez-vous le mensonge? -Pause.
    Liebe Herren, wie lange soll meine Ehre geschändet werden? Wie habt ihr das Eitle so lieb und die Lüge so gern!
    Filii hominum, usquequo gravi corde? ut quid diligitis vanitatem, et quæritis mendacium?

  4. ude'u ki-hipla yhwh hasid lo yhwh yisma beqori elayw:
    Maar weet dat afzonderde de HERE een getrouwe voor Zichzelf de HERE zal horen hij mijn roepen tot Hem.
    Weet toch: de HEERE heeft Zich een gunsteling afgezonderd; de HEERE hoort als ik tot Hem roep.
    [4:3] But know that the LORD hath set apart him that is godly for himself: the LORD will hear when I call unto him.
    Sachez que l`Éternel s`est choisi un homme pieux; L`Éternel entend, quand je crie à lui.
    Erkennet doch, daß der HERR seine Heiligen wunderbar führt; der HERR hört, wenn ich ihn anrufe.
    Et scitote quoniam mirificavit Dominus sanctum suum; Dominus exaudiet me cum clamavero ad eum.

  5. rigzu weal-tehetau imru bilbabkem al-miskabkem wedommu sela:
    Beeft en zondigt niet spreekt in jullie hart op jullie bed en zwijgt. Sela.
    Wees ontzet, maar zondig niet; spreek in uw hart wanneer u op uw slaapplaats ligt, en wees stil. Sela
    [4:4] Stand in awe, and sin not: commune with your own heart upon your bed, and be still. Selah.
    Tremblez, et ne péchez point; Parlez en vos coeurs sur votre couche, puis taisez-vous. -Pause.
    Zürnet ihr, so sündiget nicht. Redet mit eurem Herzen auf dem Lager und harret.
    Irascimini, et nolite peccare; quæ dicitis in cordibus vestris, in cubilibus vestris compungimini.

  6. zibhu zibhe-sedeq ubithu el-yhwh:
    Offert offers van gerechtigheid en vertrouwt op de HERE.
    Breng offers van gerechtigheid en vertrouw op de HEERE.
    [4:5] Offer the sacrifices of righteousness, and put your trust in the LORD.
    Offrez des sacrifices de justice, Et confiez-vous à l`Éternel.
    Opfert Gerechtigkeit und hoffet auf den HERRN.
    Sacrificate sacrificium justitiæ, et sperate in Domino. Multi dicunt: Quis ostendit nobis bona?

  7. rabbim omerim mi-yarenu tob nesa-alenu or paneka yhwh:
    Velen zeggenden wie zal ons doen zien verhef over/vluchtte (van) ons goed? Licht van uw aangezicht HERE.
    Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!
    [4:6] There be many that say, Who will shew us any good? LORD, lift thou up the light of thy countenance upon us.
    Plusieurs disent: Qui nous fera voir le bonheur? Fais lever sur nous la lumière de ta face, ô Éternel!
    Viele sagen: "Wer wird uns Gutes sehen lassen?" Aber, HERR, erhebe über uns das Licht deines Antlitzes!
    Signatum est super nos lumen vultus tui, Domine: dedisti lætitiam in corde meo.

  8. natatta simha belibbi me'et deganam wetirosam robbu:
    U gaf vreugde in mijn hart meer dan tijd (wanneer) hun koren en hun nieuwe wijn vermeerderen.
    U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden.
    [4:7] Thou hast put gladness in my heart, more than in the time that their corn and their wine increased.
    Tu mets dans mon coeur plus de joie qu`ils n`en ont Quand abondent leur froment et leur moût.
    Du erfreuest mein Herz, ob jene gleich viel Wein und Korn haben.
    A fructu frumenti, vini, et olei sui, multiplicati sunt.

  9. besalom yahdaw eskeba we'isan ki'atta yhwh lebadad labetah tosibeni:
    In vrede/welzijn tezamen ik zal neerliggen en ik zal slapen want U HERE alleen in zekerheid U zult mij doen wonen.
    In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen.
    [4:8] I will both lay me down in peace, and sleep: for thou, LORD, only makest me dwell in safety.
    Je me couche et je m`endors en paix, Car toi seul, ô Éternel! tu me donnes la sécurité dans ma demeure.
    Ich liege und schlafe ganz mit Frieden; denn allein du, HERR, hilfst mir, daß ich sicher wohne.
    In pace in idipsum dormiam, et requiescam; quoniam tu, Domine, singulariter in spe constituisti me.

4:1
Wil mij, wanneer ik roep, verhoren,
O God, die mijne rechtzaak redt.
Gij hebt in angst mij hulp beschoren,
En mij doen gaan in ruime sporen;
Betoon gena; hoor mijn gebed.
Wat moogt gij, mannen, toch beginnen?
Zal steeds tot schande zijn mijn eer?
Zult gij dan d'ijdelheid beminnnen;
En, t'enemaal beroofd van zinnen,
de leugen zoeken, keer op keer?

4:2
Herinnert u, gij roekelozen,
Dat zich de HEER een gunstgenoot
Heeft afgezonderd en verkozen.
Hij doet mij nooit van schaamte blozen,
Die, als ik riep, mij bijstand bood.
Zijt gij beroerd, ontsteld, verlegen,
Zo zondigt niet; verzaakt uw wil;
Spreekt in uw hart; herdenkt uw wegen,
Op 't eenzaam bedde neergezegen;
En weest in all' ontmoeting stil.

4:3
Dan zult gij recht naar 'altaar treden
En off'ren God een rein gemoed,
Het offer der gerechtigheden,
En 't zuiv're reukerk der gebeden;
Betrouwt op Hem, want Hij is goed.
Daar velen twijfelmoedig vragen:
"Wie zal ons 't goede toch doen zien?"
Doe Gij, o HEER, na 't angstig klagen,
Ons 't lieflijk licht Uws aanschijns dagen,
En wil Uw rijke gunst ons biên.

4:4
Gij hebt m'in 't hart meer vreugd gegeven,
Dan and'ren smaken in een tijd,
Als zij, door aards geluk verheven,
Bij koorn en most wellustig leven,
In hunnen overvloed verblijd.
Ik zal gerust in vrede slapen,
En liggen ongestoord ter neer;
Want Gij alleen, mijn schild en wapen,
Schoon 't onheil schijnt voor mij geschapen,
Zult mij doen zeker wonen, Heer.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 5

  1. lamenasse'h 'el-hannehiloth mizmor ledawid:
    Voor de koorleider voor de fluiten een psalm van David.
    Een psalm van David, voor de koorleider, bij fluitspel.
    [opschrift] To the chief Musician upon Nehiloth, A Psam of David.
    Au chef des chantres. Avec les flûtes. Psaume de David.
    Ein Psalm Davids, vorzusingen, für das Erbe.
    In finem, pro ea quæ hæreditatem consequitur. Psalmus David.

  2. amaray ha'azina yhwh bina hagigi:
    Mijn woorden hoor toch HERE neem in acht mijn gezucht.
    HEERE, neem mijn woorden ter ore, let op mijn zuchten.
    [5:1] Give ear to my words, O LORD, consider my meditation.
    Prête l`oreille à mes paroles, ô Éternel! Écoute mes gémissements!
    HERR, höre meine Worte, merke auf meine Rede!
    Verba mea auribus percipe, Domine; intellige clamorem meum.

  3. haqsiba leqol sawi malki we'lohay ki-eleka etpallal:
    Luister aandachtig naar de stem van hulpgeroep mijn koning en mijn God want tot U zal ik bidden.
    Sla acht op mijn stem als ik roep, mijn Koning en mijn God, want tot U bid ik.
    [5:2] Hearken unto the voice of my cry, my King, and my God: for unto thee will I pray.
    Sois attentif à mes cris, mon roi et mon Dieu! C`est à toi que j`adresse ma prière.
    Vernimm mein Schreien, mein König und mein Gott; denn ich will vor dir beten.
    Intende voci orationis meæ, rex meus et Deus meus.

  4. yhwh boqer tisma qoli boqer e'erak-leka wa'asappeh:
    HERE (in de) morgen U zult mijn stem horen (in de) morgen ik zal bereiden voor U en ik zal waken.
    's Morgens hoort U mijn stem, HEERE; 's morgens leg ik mijn gebed voor U neer en zie ik naar U uit.
    [5:3] My voice shalt thou hear in the morning, O LORD; in the morning will I direct my prayer unto thee, and will look up.
    Éternel! le matin tu entends ma voix; Le matin je me tourne vers toi, et je regarde.
    HERR, frühe wollest du meine Stimme hören; frühe will ich mich zu dir schicken und aufmerken.
    Quoniam ad te orabo, Domine: mane exaudies vocem meam.

  5. ki lo el-hapes resa 'otta lo' yegurka ra:
    Want niet God behagen scheppend (in) goddeloosheid U (bent) niet zal verblijven (bij) U (de) boze.
    Want U bent geen God Die vreugde vindt in goddeloosheid, de kwaaddoener zal bij U niet verblijven.
    [5:4] For thou art not a God that hath pleasure in wickedness: neither shall evil dwell with thee.
    Car tu n`es point un Dieu qui prenne plaisir au mal; Le méchant n`a pas sa demeure auprès de toi.
    Denn du bist nicht ein Gott, dem gottloses Wesen gefällt; wer böse ist, bleibt nicht vor dir.
    Mane astabo tibi, et videbo quoniam non Deus volens iniquitatem tu es.

  6. lo-yityassebu holelim laneged eneka saneta kol-po'ale awen:
    Niet zullen zich handhaven uitzinnigen voor uw ogen U haat alle werkers van ongerechtigheid.
    De dwazen blijven niet staande voor Uw ogen. U haat allen die onrecht bedrijven,
    [5:5] The foolish shall not stand in thy sight: thou hatest all workers of iniquity.
    Les insensés ne subsistent pas devant tes yeux; Tu hais tous ceux qui commettent l`iniquité.
    Die Ruhmredigen bestehen nicht vor deinen Augen; du bist feind allen Übeltätern.
    Neque habitabit juxta te malignus, neque permanebunt injusti ante oculos tuos.

  7. te'abbed dobere kazab is-damim umirma yeta'eb yhwh:
    U richt te gronde sprekers van leugen man van bloed en bedrog verafschuwt de HERE.
    U brengt de leugenaars om. Van de man van bloed en bedrog heeft de HEERE een afschuw.
    [5:6] Thou shalt destroy them that speak leasing: the LORD will abhor the bloody and deceitful man.
    Tu fais périr les menteurs; L`Éternel abhorre les hommes de sang et de fraude.
    Du bringst die Lügner um; der HERR hat Greuel an den Blutgierigen und Falschen.
    Odisti omnes qui operantur iniquitatem; perdes omnes qui loquuntur mendacium. Virum sanguinum et dolosum abominabitur Dominus.

  8. wa'ani berob hasdeka abo beteka estahaweh el-hekal-qodseka beyr'ateka:
    Maar ik door de grootheid van uw verbondstrouw ik zal komen (in) uw huis ik zal me neerbuigen naar uw heilige paleis in uw vrees/ontzag.
    Ik echter zal door Uw grote goedertierenheid Uw huis binnengaan, mij buigen naar Uw heilig paleis in vreze voor U.
    [5:7] But as for me, I will come into thy house in the multitude of thy mercy: and in thy fear will I worship toward thy holy temple.
    Mais moi, par ta grande miséricorde, je vais à ta maison, Je me prosterne dans ton saint temple avec crainte.
    Ich aber will in dein Haus gehen auf deine große Güte und anbeten gegen deinen heiligen Tempel in deiner Furcht.
    Ego autem in multitudine misericordiæ tuæ introibo in domum tuam; adorabo ad templum sanctum tuum in timore tuo.

  9. yhwh naheni besidqateka lema'an soreray hawesar lepanay darkeka:
    HERE leid mij in uw gerechtigheid omwille van mijn vijanden maak recht voor mijn aangezicht uw weg.
    HEERE, leid mij in Uw gerechtigheid, omwille van mijn belagers; maak Uw weg vóór mij recht.
    [5:8] Lead me, O LORD, in thy righteousness because of mine enemies; make thy way straight before my face.
    Éternel! conduis-moi dans ta justice, à cause de mes ennemis, Aplanis ta voie sous mes pas.
    HERR, leite mich in deiner Gerechtigkeit um meiner Feinde willen; richte deinen Weg vor mir her.
    Domine, deduc me in justitia tua: propter inimicos meos dirige in conspectu tuo viam meam.

  10. ki en bepihu nekona qirbam hawwot qeber-patuh geronam lesonam yahaliqun:
    Want er is niet betrouwbaar in hun binnenste verwoestingen open graf (is) hun keel (met) hun tong misleiden zij.
    Want in hun mond is niets wat betrouwbaar is hun binnenste is enkel verderf, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
    [5:9] For there is no faithfulness in their mouth; their inward part is very wickedness; their throat is an open sepulchre; they flatter with their tongue.
    Car il n`y a point de sincérité dans leur bouche; Leur coeur est rempli de malice, Leur gosier est un sépulcre ouvert, Et ils ont sur la langue des paroles flatteuses.
    Denn in ihrem Munde ist nichts Gewisses; ihr Inwendiges ist Herzeleid. Ihr Rachen ist ein offenes Grab; denn mit ihren Zungen heucheln sie.
    Quoniam non est in ore eorum veritas; cor eorum vanum est.

  11. ha'asimem elohim yippelu mimmo'asotehem berob pisehem haddihemo kimaru bak:
    Verklaar hen schuldig God laten zij vallen vanwege hun plannen door de hoeveelheid van hun overtredingen drijf hen uit want zij zijn opstandig tegen U.
    Verklaar hen schuldig, o God, laat hen ten val komen met hun opvattingen; verdrijf hen om hun vele overtredingen, want zij zijn U ongehoorzaam.
    [5:10] Destroy thou them, O God; let them fall by their own counsels; cast them out in the multitude of their transgressions; for they have rebelled against thee.
    Frappe-les comme des coupables, ô Dieu! Que leurs desseins amènent leur chute! Précipite-les au milieu de leurs péchés sans nombre! Car ils se révoltent contre toi.
    Sprich sie schuldig, Gott, daß sie fallen von ihrem Vornehmen. Stoße sie aus um ihrer großen Übertretungen willen; denn sie sind widerspenstig.
    Sepulchrum patens est guttur eorum; linguis suis dolose agebant: judica illos, Deus. Decidant a cogitationibus suis; secundum multitudinem impietatum eorum expelle eos, quoniam irritaverunt te, Domine.

  12. weyismehu kol-hose bak leolam yerannenu wetasek alemo weyalesu beka ohabe semeka:
    Maar dat zich verblijden alle schuilenden in U voor eeuwig zij zullen juichen en U zult bedekken over hen en zullen jubelen in U liefhebbers van uuw naam.
    Maar laat verblijd zijn allen die tot U de toevlucht nemen, laat hen voor eeuwig juichen omdat U hen beschut; laat in U van vreugde opspringen wie Uw Naam liefhebben.
    [5:11] But let all those that put their trust in thee rejoice: let them ever shout for joy, because thou defendest them: let them also that love thy name be joyful in thee.
    Alors tous ceux qui se confient en toi se réjouiront, Ils auront de l`allégresse à toujours, et tu les protégeras; Tu seras un sujet de joie Pour ceux qui aiment ton nom.
    Laß sich freuen alle, die auf dich trauen; ewiglich laß sie rühmen, denn du beschirmst sie; fröhlich laß sein in dir, die deinen Namen lieben,
    Et lætentur omnes qui sperant in te; in æternum exsultabunt, et habitabis in eis. Et gloriabuntur in te omnes qui diligunt nomen tuum,

  13. ki-atta tebarek saddiq yhwh kassinna rason taterennu:
    Want U, U zult zegenen rechtvaardige HERE als het schild (met) gunst U zult hem omringen.
    U immers zegent de rechtvaardige, HEERE; U omringt hem met goedgunstigheid als met een schild.
    [5:12] For thou, LORD, wilt bless the righteous; with favour wilt thou compass him as with a shield.
    Car tu bénis le juste, ô Éternel! Tu l`entoures de ta grâce comme d`un bouclier.
    Denn du, HERR, segnest die Gerechten; du krönest sie mit Gnade wie mit einem Schild.
    quoniam tu benedices justo. Domine, ut scuto bonæ voluntatis tuæ coronasti nos.
5:1
Neem HEER, mijn bange klacht ter oren;
Zie, als 'aan woorden mij onbreekt,
Wat d'overdenking in mij spreekt;
Verwaardig U, uit 's hemels koren,
Mijn stem te horen.

5:2
Sla ied're zucht, mijn hart ontgleden,
opmerkend gâ; schenk mij 't genot
Uws heils, mijn Koning en mijn God;
Ik zal tot U, met mijn gebeden,
Eerbiedig treden.

5:3
Ik zal door ijvervuur aan 't blaken,
O HEER, bij 't scheem'rend morgenlicht,
Mij stellen voor Uw aangezicht;
Oprechte boezemzuchten slaken,
En biddend waken.

5:4
Gij, die geducht zijt in vermogen,
Verdraagt de goddeloosheid niet;
Gij zult, o God, die 't al doorziet,
De boze voor Uw heilig' ogen,
Geenszins gedogen.

5:5
Wie zinloos, zonder 't overwegen
Wat hem betaamt, tot U durft gaan,
Zal voor Uw aanschijn niet bestaan;
Gij haat, en staat hun billijk tegen,
Die onrecht plegen.

5:6
Gij, Heer, verdelgt de leugenspreker,
Hij, die zijn hand met bloed bevlekt,
En gruw'len met bedrog bedekt,
Tergt, als de snoodste wetverbreker,
De hoogste Wreker.

5:7
Maar mij ontmoet Uw mededogen;
Ik zal, Uw woning ingeleid,
En, naar 'paleis der heiligheid
In ware Godsvrucht neergebogen,
Uw gunst verhogen.

5:8
Leid mij in Uw gerechtigheden,
Om mijn verspied'ren wil, en richt
Uw wegen voor mijn aangezicht;
Dan zal ik veilig voorwaarts treden,
Met vaste schreden.

5:9
Al 't recht is van hun mond geweken,
Zij leggen 't op verderven toe;
Hun keel is nooit verslindens moe,
Hun tong tracht, vleiend, ons door treken,
Naar 't hart te steken.

5:10
Draagt Gij, o God, hen nog geduldig?
Verwoest hun raadslag; drijf hen heen,
Daar z'Uwe wet zo stout vertreên.
Zij tergen U te menigvuldig;
Verklaar hen schuldig.

5:11
Maar geef Uw dierb'ren gunstelingen,
Wier geest in U zijn sterkte vindt,
Wier hart Uw naam oprecht bemint,
In U, volvrolijk op te springen,
en blij te zingen.

5:12
't Rechtvaardig volk zult Gij belonen,
Terwijl Gij, HEER, hen overdekt,
Hun tot een veilig schild verstrekt,
Gij zult goedgunstig hen bekronen,
Ja, bij hen wonen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 6

  1. lamenasseh binginot al-hasseminit mizmor ledawid:
    Voor de koorleider, met snaarinstrumenten op/naar de achtste, een psalm van David.
    Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel, op ‘De achtste’.
    To the chief Musician on Neginoth upon Sheminith, A Psalm of David.
    Au chef des chantres. Avec instruments à cordes. Sur la harpe à huit cordes. Psaume de David.
    Ein Psalm Davids, vorzusingen, auf acht Saiten.
    In finem, in carminibus. Psalmus David. Pro octava.

  2. yhwh al-be'appeka tokiheni we'al- bahamateka teyassereni:
    HERE niet in uw toorn U zult mij straffen en niet in uw woede U zult mij tuchtigen.
    HEERE, straf mij niet in Uw toorn, bestraf mij niet in Uw grimmigheid!
    [6:1] O LORD, rebuke me not in thine anger, neither chasten me in thy hot displeasure.
    Eternel! ne me punis pas dans ta colère.
    Ach HERR, strafe mich nicht in deinem Zorn und züchtige mich nicht in deinem Grimm!
    Domine, ne in furore tuo arguas me, neque in ira tua corripias me.

  3. honneni yhwh ki umlal ani repa'eni yhwh ki nibhalu asamay:
    Wees mij genadig HERE want verzwakt (ben) ik genees mij HERE want zij zijn verward mijn beenderen.
    Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt, genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
    [6:2] Have mercy upon me, O Lord; for my bones are vexed;
    Aie pitié de moi, Éternel! car je suis sans force; Guéris-moi, Éternel! car mes os sont tremblants.
    HERR, sei mir gnädig, denn ich bin schwach; heile mich, HERR, denn meine Gebeine sind erschrocken.
    Miserere mei, Domine, quoniam infirmus sum; sana me, Domine, quoniam conturbata sunt ossa mea.

  4. wenapsi nibhala me'od we'atta yhwh ad-matay:
    Ook mijn ziel is verschrikt zeer en U HERE hoe lang?
    Ja, mijn ziel is zeer door schrik overmand. En U, HEERE, hoelang nog?
    [6:3] My soul is also sore vexed: but thou, O LORD, how long?
    Mon âme est toute troublée; Et toi, Éternel! jusques à quand?...
    und meine Seele ist sehr erschrocken. Ach du, HERR, wie lange!
    Et anima mea turbata est valde; sed tu, Domine, usquequo?

  5. suba yhwh hallesa napsi hosi'eni lema'an hasdeka:
    Keer terug HERE red mijn leven/ziel verlos mij omwille van uw verbondstrouw.
    Keer terug, HEERE, red mijn ziel, verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid.
    [6:4] Return, O Lord, deliver my soul: oh save me for thy mercies' sake.
    Reviens, Éternel! délivre mon âme; Sauve-moi, à cause de ta miséricorde.
    Wende dich, HERR, und errette meine Seele; hilf mir um deiner Güte willen!
    Convertere, Domine, et eripe animam meam; salvum me fac propter misericordiam tuam.

  6. ki en bammawet zikreka bisol mi yodeh-llak:
    Want er is niet in de dood gedachtenis aan U in sjeool wie zal U belijden?
    Want in de dood is er geen gedachtenis aan U, wie zal U loven in het graf?
    [6:5] For in death there is no remembrance of thee: in the grave who shall give thee thanks?
    Car celui qui meurt n`a plus ton souvenir; Qui te louera dans le séjour des morts?
    Denn im Tode gedenkt man dein nicht; wer will dir bei den Toten danken?
    Quoniam non est in morte qui memor sit tui; in inferno autem quis confitebitur tibi?

  7. yagati be'anhati asheh bekol-layela mittati bedim'ati arsi amseh:
    Ik ben vermoeid door mijn gezucht ik laat drijven elke nacht mijn bed door mijn tranen mijn rustbank ik versmelt/doornat.
    Ik ben moe van mijn zuchten, heel de nacht maak ik mijn bed nat, doorweek ik mijn rustbank met mijn tranen.
    [6:6] ] I am weary with my groaning; all the night make I my bed to swim; I water my couch with my tears.
    Je m`épuise à force de gémir; Chaque nuit ma couche est baignée de mes larmes, Mon lit est arrosé de mes pleurs.
    Ich bin so müde vom Seufzen; ich schwemme mein Bett die ganze Nacht und netze mit meinen Tränen mein Lager.
    Laboravi in gemitu meo; lavabo per singulas noctes lectum meum: lacrimis meis stratum meum rigabo.

  8. asesa mikka'as eni ateqa bekol-soreray:
    Is uitgeteerd van verdriet mijn oog zij is verzwakt/verouderddoor al mjn tegenstanders.
    Mijn ogen zijn verzwakt van verdriet, ze zijn oud geworden vanwege al mijn tegenstanders.
    [6:7] Mine eye is consumed because of grief; it waxeth old because of all mine enemies.
    J`ai le visage usé par le chagrin; Tous ceux qui me persécutent le font vieillir.
    Meine Gestalt ist verfallen vor Trauern und alt ist geworden; denn ich werde allenthalben geängstet.
    Turbatus est a furore oculus meus; inveteravi inter omnes inimicos meos.

  9. suru mimmenni kol-po'ale awen ki-sama yhwh qol bikyi:
    Wijkt af van mij alle werkers van ongerechtigheid want heeft gehoord de HERE de stem van mijn gehuil.
    Ga weg van mij, u allen die onrecht bedrijft, want de HEERE heeft mijn luide geween gehoord.
    [6:8] Depart from me, all ye workers of iniquity; for the LORD hath heard the voice of my weeping.
    Éloignez-vous de moi, vous tous qui faites le mal! Car l`Éternel entend la voix de mes larmes;
    Weichet von mir, alle Übeltäter; denn der HERR hört mein Weinen,
    Discedite a me omnes qui operamini iniquitatem, quoniam exaudivit Dominus vocem fletus mei.

  10. sama yhwh tehinnati yhwh tepillati yiqqah:
    Heeft gehoord de HERE mijn smeekbede de HERE mijn gebed Hij zal aannemen.
    De HEERE heeft mijn smeken gehoord, de HEERE zal mijn gebed aannemen.
    [6:9] The LORD hath heard my supplication; the LORD will receive my prayer.
    L`Éternel exauce mes supplications, L`Éternel accueille ma prière.
    der HERR hört mein Flehen; mein Gebet nimmt der HERR an.
    Exaudivit Dominus deprecationem meam; Dominus orationem meam suscepit.

  11. yebosu weyibbahalu me'od kol-oyebay yasubu yebosu raga:
    Zullen beschaamd worden en zullen verschrikt worden zeer al mijn vijanden zij zullen terugkeren zij zullen beschaamd worden (in een) ogenblik.
    Al mijn vijanden worden zeer beschaamd en door schrik overmand; zij deinzen terug, zij worden in een ogenblik beschaamd.
    [6:10] Let all mine enemies be ashamed and sore vexed: let them return and be ashamed suddenly.
    Tous mes ennemis sont confondus, saisis d`épouvante; Ils reculent, soudain couverts de honte.
    Es müssen alle meine Feinde zu Schanden werden und sehr erschrecken, sich zurückkehren und zu Schanden werden plötzlich.
    Erubescant, et conturbentur vehementer, omnes inimici mei; convertantur, et erubescant valde velociter.
6:1
O HEER, Gij zijt weldadig,
Straf mij niet ongenadig
In Uwe toornegloed.
Ai, matig Uw kastijden;
Sla mij met medelijden,
Gelijk een vader doet.

6:2
Vergeef mij al mijn zonden,
Die Uwe hoogheid schonden;
Ik ben verzwakt, o HEER,
Genees mij, red mijn leven;
Gij ziet mijn beend'ren beven;
Zo slaat Uw hand mij neer.

6:3
Mijn ziel, gans neergebogen,
Schrikt voor Uw heilig' ogen,
In deze jammerstaat,
Hoe lang zal ik nog klagen?
Hoe lang Uw gramschap dragen,
O HEER, mijn toeverlaat?

6:4
Keer eind'lijk, HEER, toch weder;
Mijn ziel buigt zich terneder,
Ai, red haar van 't verderf;
Sla mijn ellende gade,
Tot roem van Uw genade,
En help mij, eer ik sterf.

6:5
Want wie kan, na 't verscheiden,
Op aarde meer verbreiden
Uw grootheid en Uw lof?
Wie zal Uw gunstbewijzen
In 't zijgend graf ooit prijzen;
U zingen in het stof?

6:6
Uw strenge geselroede
Maakt mij van het zuchten moe,
Verteert geheel mijn kracht;
Ik voel uw slagen klemmen,
En doe mijn bedde zwemmen
In tranen, heel de nacht.

6:7
Mijn oog is rood gekreten,
Van tranen uitgebeten,
Verouderd en doorknaagd;
Daar ik, in mijn ellenden,
Door al mijns vijands benden
Verdrukt word en gejaagd.

6:8
Mijn ziel grijp moed; wijkt, bozen,
Vlucht van mij weg, godd'lozen:
De HEER heeft mijne klacht,
Met toegenegen ooren,
Genadig willen horen,
En al mijn smart verzacht.

6:9
De HEER wild' op mijn kermen,
Zich over mij ontfermen:
Hij heeft mijn stem verhoord.
De HEER zal, op mijn smeken,
Geen huklp mij doen ontbreken;
Hij houdt getrouw Zijn woord.

6:10
Hij zal mijn haters weren,
Hen straks terug doen keren,
Beschaamd, en vol van schrik;
Zijn grimmigheid, aan 't blaken,
Zal hen te schande maken,
Zelfs in een ogenblik.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 7

  1. siggayon ledawid aser-sar layhwh al-dibre-kus ben-yemini:
    Een klaaglied van David dat hij zong voor de HERE vanwege de woorden van Kus de Benjaminiet.
    Sjiggajon van David, dat hij voor de HEERE gezongen heeft, vanwege de woorden van Cusj, de Benjaminiet.
    Shiggaion of David, which he sang unto the Lord, concerning the words of Cush the Benjamite.
    Complainte de David. Chantée à l`Éternel, au sujet de Cusch, Benjamite.
    Die Unschuld Davids, davon er sang dem HERRN von wegen der Worte des Chus, des Benjaminiten.
    Psalmus David, quem cantavit Domino pro verbis Chusi, filii Jemini.

  2. yhwh elohay beka hasiti hosi'eni mikkol-rodepay wehassileni:
    HERE mijn God bij U schuil ik verlos mij van alle acbtervolgers en red mij uit.
    HEERE, mijn God, tot U neem ik de toevlucht, verlos mij van al mijn vervolgers en red mij.
    [7:1] O Lord my God, in thee do I put my trust: save me from all them that persecute me, and deliver me:
    Eternel, mon Dieu! si j`ai fait cela, S`il y a de l`iniquité dans mes mains,
    Auf dich, HERR, traue ich, mein Gott. Hilf mir von allen meinen Verfolgern und errette mich,
    Domine Deus meus, in te speravi; salvum me fac ex omnibus persequentibus me, et libera me:

  3. pen-yitrop ke'aryeh napsi poreq we'en massil:
    Opdat hij niet zal wegslepen als een leeuw mijn persoon verscheurende terwijl er geen uitredder is.
    Anders verscheuren zij mijn ziel als een leeuw, slepen zij mij weg, terwijl er niemand is die redt.
    [7:2] Lest he tear my soul like a lion, rending it in pieces, while there is none to deliver.
    Afin qu`il ne me déchire pas, comme un lion. Qui dévore sans que personne vienne au secours.
    daß sie nicht wie Löwen meine Seele erhaschen und zerreißen, weil kein Erretter da ist.
    nequando rapiat ut leo animam meam, dum non est qui redimat, neque qui salvum faciat.

  4. yhwh elohay im-asiti zo't im-yes-awel bekappay:
    HERE mjn God indien ik deed dit indien er onrecht is in mijn handen
    HEERE, mijn God, als ik dát gedaan heb, als er onrecht aan mijn handen kleeft,
    [7:3] O LORD my God, if I have done this; if there be iniquity in my hands;
    Éternel, mon Dieu! si j`ai fait cela, S`il y a de l`iniquité dans mes mains,
    HERR, mein Gott, habe ich solches getan und ist Unrecht in meinen Händen;
    Domine Deus meus, si feci istud, si est iniquitas in manibus meis,

  5. im-gamalti solemi ra wa'ahallesa soreri reqam:
    Indien ik heb vergolden mijn vredegenoot kwaad en ik redde uit mijn tegenstander zonder reden.
    als ik iemand kwaad vergolden heb die vrede met mij had – wie mij zonder reden benauwde, heb ik juist gered! –
    [7:4] If I have rewarded evil unto him that was at peace with me; (yea, I have delivered him that without cause is mine enemy:)
    Si j`ai rendu le mal à celui qui était paisible envers moi, Si j`ai dépouillé celui qui m`opprimait sans cause,
    habe ich Böses vergolten denen, so friedlich mit mir lebten, oder die, so mir ohne Ursache feind waren, beschädigt:
    si reddidi retribuentibus mihi mala, decidam merito ab inimicis meis inanis.

  6. yiraddop oyeb napsi weasseg weyirmos la'ares hayyay ukebodi le'apar yasken sela:
    (Dan) zal achtervolgen vijand mijn persoon en overmeesteren en hij zal vertrappen ter aarde mijn leven en mjn eer in het stof zal neerliggen sela.
    dan mag de vijand mij vervolgen, achterhalen, mijn leven op de grond vertrappen en mijn eer in het stof doen wonen! Sela
    [7:5] Let the enemy persecute my soul, and take it; yea, let him tread down my life upon the earth, and lay mine honour in the dust. Selah.
    Que l`ennemi me poursuive et m`atteigne, Qu`il foule à terre ma vie, Et qu`il couche ma gloire dans la poussière! -Pause.
    so verfolge mein Feind meine Seele und ergreife sie und trete mein Leben zu Boden und lege meine Ehre in den Staub. (Sela.)
    Persequatur inimicus animam meam, et comprehendat; et conculcet in terra vitam meam, et gloriam meam in pulverem deducat.

  7. quma yhwh be'appeka hinnase be'abrot soreray we'ura elay mispat siwwita:
    Sta op HERE in uw toorn verhef U zelf tegen de woede uitbarstingen van mijn tegenstanders en ontwaak voor mij/mijn God recht U gebood.
    Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U tegen de verbolgenheid van wie mij benauwen, ontwaak ter wille van mij; U hebt het recht ingesteld.
    [7:6] Arise, O LORD, in thine anger, lift up thyself because of the rage of mine enemies: and awake for me to the judgment that thou hast commanded.
    Lève-toi, ô Éternel! dans ta colère, Lève-toi contre la fureur de mes adversaires, Réveille-toi pour me secourir, ordonne un jugement!
    Stehe auf, HERR, in deinem Zorn, erhebe dich über den Grimm meiner Feinde und wache auf zu mir, der du Gericht verordnet hast,
    Exsurge, Domine, in ira tua, et exaltare in finibus inimicorum meorum: et exsurge, Domine Deus meus, in præcepto quod mandasti,

  8. wa'adat le'ummim tesobekekka we'aleha lammarom suba:
    En vergadering van naties zal U omringen en boven haar naar de hoogte keer terug.
    De gemeenschap van volken zal U omringen, neem dan weer plaats hoog boven hen.
    [7:7] So shall the congregation of the people compass thee about: for their sakes therefore return thou on high.
    Que l`assemblée des peuples t`environne! Monte au-dessus d`elle vers les lieux élevés!
    daß sich die Völker um dich sammeln; und über ihnen kehre wieder zur Höhe.
    et synagoga populorum circumdabit te: et propter hanc in altum regredere:

  9. yhwh yadin ammim sapeteni yhwh kesidqi uketummi alay:
    De HERE zal berechten volken oordel mij HERE naar mijn rechtvaardigheid en naar mijn volkomenheid over mij.
    De HEERE zal over de volken rechtspreken. Doe mij recht, HEERE, want ik ben rechtvaardig en oprechtheid is bij mij.
    [7:8] The LORD shall judge the people: judge me, O LORD, according to my righteousness, and according to mine integrity that is in me.
    l'Eternel juge les peuples: Rends-moi justice, ô Éternel! Selon mon droit et selon mon innocence!
    Der HERR ist Richter über die Völker. Richte mich, HERR, nach deiner Gerechtigkeit und Frömmigkeit!
    Dominus judicat populos. Judica me, Domine, secundum justitiam meam, et secundum innocentiam meam super me.

  10. yigmar-na ra resa'im utekonen saddiq ubohen libbot ukelayot elohim saddiq:
    Laat toch ophouden kwaad van goddelozen en U zult bevestigen rechtvaardige en beproevende harten en nieren God rechtvaardige.
    Laat er toch een einde komen aan de slechtheid van de goddelozen, maar doe de rechtvaardige standhouden, o rechtvaardige God, Die harten en nieren beproeft.
    [7:9] Oh let the wickedness of the wicked come to an end; but establish the just: for the righteous God trieth the hearts and reins.
    Mets un terme à la malice des méchants, Et affermis le juste, Toi qui sondes les coeurs et les reins, Dieu juste!
    Laß der Gottlosen Bosheit ein Ende werden und fördere die Gerechten; denn du prüfst Herzen und Nieren.
    Consumetur nequitia peccatorum, et diriges justum, scrutans corda et renes, Deus.

  11. maginni al-elohim mosi yisre-leb:
    Mijn schild (is) bij God verlossende rechten van hart.
    Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart verlost.
    [7:10] My defence is of God, which saveth the upright in heart.
    Mon bouclier est en Dieu, Qui sauve ceux dont le coeur est droit.
    Mein Schild ist bei Gott, der den frommen Herzen hilft.
    Justum adjutorium meum a Domino, qui salvos facit rectos corde.

  12. elohim sopet saddiq we'el zo'em bekol-yom:
    God rechter rechtvaardige en God verontwaardigd zijnde te allen tijde.
    God is een rechtvaardige Rechter, een God Die iedere dag toornt.
    [7:11] God judgeth the righteous, and God is angry with the wicked every day.
    Dieu est un juste juge, Dieu s`irrite en tout temps.
    Gott ist ein rechter Richter und ein Gott, der täglich droht.
    Deus judex justus, fortis, et patiens; numquid irascitur per singulos dies?

  13. im-lo yasub harbo yiltos qasto darak wayekoneneha:
    Indien niet men zal terugkeren zijn zwaard hij zal scherpen zijn boog hij spande en maakte haar gereed.
    Als men zich niet bekeert, dan zal Hij Zijn zwaard scherpen, Zijn boog spannen, en aanleggen.
    [7:12] If he turn not, he will whet his sword; he hath bent his bow, and made it ready.
    Si le méchant ne se convertit pas, il aiguise son glaive, Il bande son arc, et il vise;
    Will man sich nicht bekehren, so hat er sein Schwert gewetzt und seinen Bogen gespannt und zielt,
    Nisi conversi fueritis, gladium suum vibrabit; arcum suum tetendit, et paravit illum.

  14. welo hekin kele-mawet hissayw ledoleqim yipal:
    En voor hen hij bereidde wapens van dood zijn pijlen voor verbrande [zaken] hij maakt.
    Hij heeft dodelijke wapens voor Zich gereedgemaakt, Hij richt Zijn pijlen op de felle achtervolgers.
    [7:13] He hath also prepared for him the instruments of death; he ordaineth his arrows against the persecutors.
    Il dirige sur lui des traits meurtriers, Il rend ses flèches brûlantes.
    und hat darauf gelegt tödliche Geschosse; seine Pfeile hat er zugerichtet, zu verderben.
    Et in eo paravit vasa mortis, sagittas suas ardentibus effecit.

  15. hinneh yehabbel-awen wehara amal weyalad saqer:
    Zie hij kronkelt van verderf en is zwanger van moeite en zal baren leugen.
    Zie, hij heeft weeën van onrecht en is zwanger van kwaad, hij zal leugen baren.
    [7:14] Behold, he travaileth with iniquity, and hath conceived mischief, and brought forth falsehood.
    Voici, le méchant prépare le mal, Il conçoit l`iniquité, et il enfante le néant.
    Siehe, der hat Böses im Sinn; mit Unglück ist er schwanger und wird Lüge gebären.
    Ecce parturiit injustitiam; concepit dolorem, et peperit iniquitatem.

  16. bor kara wayyahperehu wayyippol besahat yip'al:
    Put hij groef en hij diepte hem uit en hij viel in diepte hij maakte.
    Hij heeft een kuil gedolven en die uitgegraven, maar hij is gevallen in het graf dat hij zelf gemaakt heeft.
    [7:15] He made a pit, and digged it, and is fallen into the ditch which he made.
    Il ouvre une fosse, il la creuse, Et il tombe dans la fosse qu`il a faite.
    Er hat eine Grube gegraben und ausgehöhlt und ist in die Grube gefallen, die er gemacht hat,
    Lacum aperuit, et effodit eum; et incidit in foveam quam fecit.

  17. yasub amalo beroso we'al qodqodo hamaso yered:
    Zal terugkeren zijn onheil op zijn hoofd en op zijn schedel zijn geweld zal neerdalen.
    Zijn moeite zal op zijn eigen hoofd terugkeren, zijn geweld op zijn eigen schedel neerdalen.
    [7:16] His mischief shall return upon his own head, and his violent dealing shall come down upon his own pate.
    Son iniquité retombe sur sa tête, Et sa violence redescend sur son front.
    Sein Unglück wird auf seinen Kopf kommen und sein Frevel auf seinen Scheitel fallen.
    Convertetur dolor ejus in caput ejus, et in verticem ipsius iniquitas ejus descendet.

  18. odeh yhwh kesidqo wa'azammera sem-yhwh elyon:
    Ik zal dankzeggen De HERE naar zijn gerechtigheid en ik zal zeker lofzingen de naam van de HERE Allerhoogste.
    Ik zal de HEERE loven om Zijn gerechtigheid, en voor de Naam van de HEERE, de Allerhoogste, psalmen zingen.
    [7:17] I will praise the LORD according to his righteousness: and will sing praise to the name of the LORD most high.
    Je louerai l`Éternel à cause de sa justice, Je chanterai le nom de l`Éternel, du Très-Haut.
    Ich danke dem HERRN um seiner Gerechtigkeit willen und will loben den Namen des HERRN, des Allerhöchsten.
    Confitebor Domino secundum justitiam ejus, et psallam nomini Domini altissimi.
7:1
O HEER, mijn God, volzalig Wezen.
'k Betrouw op U, wien zou ik vrezen?
Red mij hulpvaardig uit de nood,
Eer mij mijn vijand breng' ter dood;
Geef mij ten roof niet in zijn handen,
Die mij, met felle leeuwentanden,
Verscheuren zou door wond op wond,
Wanneer ik geen Verlosser vond.

7:2
Mijn God, zo 'k immer hebb' bedreven
Het boze stuk, mij aangewreven,
't Onkreukbaar recht ooit hebb'gefnuikt,
En een oneven schaal gebruikt.
Of kwaad voor goed hebb' toegewogen,
En mijnen vreêgenoot bedrogen;
(Hem heb ik zelfs 't gevaar ontrukt
Die mij ten onrecht' had verdrukt.)

7:3
Zo moet mijn vijand op de hielen
Mij volgen, ja geheel vernielen;
Hij roov'mijn leven en mijn eer,
En werp' mijn kroon ter arde neer.
Sta op, o HEER, wil mij behoeden;
Uw gramschap straff' mijns vijands woeden;
Ontwaak voor mij, en keer 't geweld:
't Gericht hebt Gij zelf ingesteld.

7:4
Zo zullen zich gehele scharen
Van volk'ren om U heen vergâren;
Beklim dan, boven dit gewoel,
Uw hemeltroon, Uw rechterstoel.
De HEER zal al de volken richten,
En 't onrecht voor het recht doen zwichten:
Geef dan, o HEER, dat voor elks ook
Mijn recht en vroomheid blijken moog'.

7:5
Laat toch het kwaad der goddelozen
Een einde nemen, straf de bozen;
Maar sterk Uw volk, dat hulp behoeft,
Gij, die elks hart en nieren proeft,
Laat vrij voor U mijn vijand vrezen,
Voor U, rechtvaardig Opperwezen;
Bij U, mijn Bondgod, is mijn schild,
Die 't vroom gemoed behouden wilt.

7:6
God, die op 't recht Zijn troon wil stichten,
God is rechtvaardig in Zijn richten,
En toont Zijn gramschap dag aan dag.
Bestrijdt de mens Zijn hoog gezag;
Blijft hij zich tegen Hem verzetten,
God zal Zijn glinst'rend wraakzwaard wetten;
Hij kromt en spant alreê Zijn boog,
En dreigt met pijlen van omhoog.

7:7
God heeft de waap'nen aangegrepen,
Tot 's vijands wissen dood geslepen;
Hij legt de pijlen op hem aan;
Wie hittig woedt, zal niet bestaan.
De boze wringt en kromt de leden,
in arbeid van onzinnigheden;
Hij gaat van dwaze moeite zwaar;
Verwacht dan, dat hij leugen baar'.

7:8
Hij heeft een diepe kuil doen delven,
Maar 't was, bij d'uitkomst, voor zichzelven,
Schoon hij, met zoveel loos beleid,
Dien had tot mijn verderf bereid;
De moeite, die hij dorst verwekken,
Zal zijnen kop eerlang bedekken.
En zijnen schedel al 't geweld,
Waarmeê hij and'ren had gekweld.

7:9
Ik zal het eeuwig Wezen prijzen,
Zijn recht de schuldig' eer bewijzen,
En zingen 's Allerhoogsten lof,
Met psalmen, tot in 't hemelhof.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 8

  1. lamenasse'h al-haggittit mizmor ledawid:
    Voor de koorleider op de Gittit een psalm van David.
    Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De Gittith’.
    (To the chief Musician upon Gittith, A Psalm of David.)
    Au chef des chantres. Sur la guitthith. Psaume de David.
    In finem, pro torcularibus. Psalmus David.

  2. yhwh adonenu ma-addir simka bekol-ha'ares aser tena hodeka al-hassamayim:
    HERE onze Heer hoe machtig (is) uw naam op heel de aarde dat U stelde uw glorie boven de hemel.
    HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde! U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel.
    [8:1] O LORD our Lord, how excellent is thy name in all the earth! who hast set thy glory above the heavens.
    Domine, Dominus noster, quam admirabile est nomen tuum in universa terra! quoniam elevata est magnificentia tua super cælos.

  3. mippi olelim weyoneqim yissadta 'oz lema'an sorereka lehasbit oyeb umitnaqqem:
    Uit de mond van kinderen en zuigelingen U vestigde kracht omwille van uw tegenstanders om te doen stoppen vijand en de zich wrekende.
    Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U een sterk fundament gelegd, omwille van Uw tegenstanders, om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden.
    [8:2] Out of the mouth of babes and sucklings hast thou ordained strength because of thine enemies, that thou mightest still the enemy and the avenger.
    Ex ore infantium et lactentium perfecisti laudem propter inimicos tuos, ut destruas inimicum et ultorem.

  4. ki-er'eh sameka ma'ase esbe'oteka yareh wekokabim aser konanta:
    Wanneer ik zie uw hemel de werken van uw vingers maan en sterren die U bevestigde.
    Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt,
    [8:3] When I consider thy heavens, the work of thy fingers, the moon and the stars, which thou hast ordained;
    Quoniam videbo cælos tuos, opera digitorum tuorum, lunam et stellas quæ tu fundasti.

  5. ma-enos ki-tizkerennu uben-adam ki tipqedennu:
    Wat is de mens dat U hem gedenkt? En de zoon van mens U aandacht aan hem besteedt?
    Wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt, en de mensenzoon, dat U naar hem omziet?
    [8:4] What is man, that thou art mindful of him? and the son of man, that thou visitest him?
    Quid est homo, quod memor es ejus? aut filius hominis, quoniam visitas eum?

  6. wattehasserehu mme'at me'elohim wekabod wehadar te'atterehu:
    En U liet hem ontbreken weinig (minder) dan God/goden en (met) eer en majesteit U kroonde hem.
    Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen en hem met eer en glorie gekroond.
    [8:5] For thou hast made him a little lower than the angels, and hast crowned him with glory and honour.
    Minuisti eum paulominus ab angelis; gloria et honore coronasti eum;

  7. tamsilehu bema'ase yadeka kol satta tahat-raglayw:
    U laat hem heersen over de werken van uw handen alles U stelde onder zijn voeten.
    U doet hem heersen over de werken van Uw handen, U hebt alles onder zijn voeten gelegd:
    [8:6] Thou madest him to have dominion over the works of thy hands; thou hast put all things under his feet:
    et constituisti eum super opera manuum tuarum.

  8. soneh wa'alapim kullam wegam bahamot saday:
    Kleinvee en vee zij alle en ook dieren van (het) veld.
    schapen en runderen, die allemaal, en ook de dieren van het veld,
    [8:7] All sheep and oxen, yea, and the beasts of the field;
    Omnia subjecisti sub pedibus ejus, oves et boves universas, insuper et pecora campi,

  9. sippor samayim udege hayyam ober arhot yammim:
    Vogels van hemel en vissen van de zee doortrekkende paden van zeeën.
    de vogels in de lucht en de vissen in de zee al wat over de paden van de zeeën gaat.
    [8:8] The fowl of the air, and the fish of the sea, and whatsoever passeth through the paths of the seas.
    volucres cæli, et pisces maris qui perambulant semitas maris.

  10. yhwh adonenu ma'addir simka bekol-ha'ares:
    HERE onze Heer hoe machtig (is) uw naam op heel de aarde!
    HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
    [8:9] O LORD our Lord, how excellent is thy name in all the earth!
    Domine, Dominus noster, quam admirabile est nomen tuum in universa terra!
8:1
HEER, onze Heer, grootmachtig Opperwezen,
Hoe
Gij
Hebt

8:2
Uw
Uit
Zo
Daar

8:3
Sla
Dat
Zie
En

8:4
Mijn
De
Dat
En

8:5
Gij
Het
Maar
En

8:6
Gij
De
Ja, zet én aard
Door

8:7
Waar schapen zijn, of ossen in de weiden;
Waar enig
Waar
Gij

8:8
Wat
Wat vissen
En wat
Zijn

8:9
HEER, onze Heer, grootmachtig Opperwezen,
Hoe
Hoe
Die


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 9

  1. lamenasseh almut labben mizmor ledawid:
    Voor de koorleider bij het sterven van de zoon een psalm van David.
    In finem, pro occultis filii. Psalmus David.

  2. odeh yhwh bekol-libbi asappera:
    IK zal danken de HERE met heel mijn hart ik zal vertellen al uw wonderen.

  3. esmeha we'e'elsa bak azammera simka elyon:
    Ik zal me verheugen en ik zal jubelen in U ik zal lofzingen uw naam Allerhoogste!

  4. besub-oyebay ahor yikkaselu weyobedu mippaneka:
    Bij het omkeren van mjn vijanden achterwaarts zij struikelen/struikelden en komen/kwamen om van voor uw aangezicht.

  5. ki-asita mispati wedini yasabta lekisse sopet sedeq:
    Want U bracht tot stand mijn recht en mijn rechtszaak U zat op een troon richtend/richter van rechtvaardigheid.

  6. ga'arta goyim ibbadta rasa semam mahita le'olam wa'ed:
    U bestrafte volken U richtte te gronde godeloze hun naam U roeide uit/vaagde weg voor eeuwig en altijd.

  7. ha'oyeb tammu horabot lanesah we'arim natasta abad zikram hemma:
    De vijand zij kwamen ten einde ruïnes voor eeuwig en steden U roeide uit/gooide omver ging verloren hun gedachtenis zij.

  8. wayhwh le'olam yeseb konen lammispat kis'o:
    Maar de HEERE voor eeuwig Hij blijft Hij vestigde voor het oordeel zijn troon.

  9. wehu yispot-tebel besedeq yadin le'ummim bemesarim:
    En Hij Hij zal de wereld oordelen in gerechtigheid Hij zal rechtspreken voor de naties in rechtheid.

  10. wihi yhwh misqab laddak misgab le'ittot bassara:
    En zal zijn de HERE een toevlucht voor de verdrukte een toevlucht voor tijden in de benauwdheid.

  11. weyibtehu beka yod'e semeka ki lo-azabta doreseka yhwh:
    En zullen vertrouwen op U kenners van uw naam want U verliet niet zoekenden U HERE.

  12. zammeru layhwh yoseb siyyon haggidu ba'ammim alilotayw:
    Zingt voor de HERE inwoner van Sion verkondigt onder de volken zijn buitengewone daden.

  13. ki-dores damim otam zakar lo-sakah sa'aqat anayyim:
    WAnt zoeker van bloed hen Hij gedenkt Hij vergeet niet de roep van vernederden.

  14. haneneni yhwh re'eh 'aneyi missone'ay meromemi missa'are mawet:
    Wees

  15. lema'an asappera kol-tehillateka besa'are bat-siyyon agila bisu'ateka:

  16. tab'u goyim besahat asu bereset-zu tamanu nilkeda raglam:

  17. noda yhwh mispat asa bepoal kappayw noqes rasa higgayon sela:

  18. yasubu resaim lisola kol-goyim sekehe elohim:

  19. ki lo lanesah yissakah ebyon tiqwat aniwiyyim to'bad la'ad:

  20. quma yhwh al-ya'oz enos yissepetu goyim al-paneka:

  21. sita yhwh mora lahem yed'u goyim enos hemma sela:
9:1
Ik zal
Blijmoedig
Mijn tong
En al uwwonderen vertellen

9:2
Ik
Opspringen
Uw naam
O Allerhoogste, lof ontvangen.

9:3
Omdat
Teruggekeerd
Hij
Vergaan

9:4
Want, naar
Hebt Gij
En, op
Deedt Gij

9:5
Gij
En
Hun
En

9:6
O vijand, hebt gij door uw macht
't Verwoesten voor altoos volbracht?
Hebt
Is

9:7
Neen, dwaas, uw hop zal ras vergaan,
Maar
Dien
Om

9:8
HIj
Het
De
En

9:9
De HEER
Voor
Een
Een toevlucht in benauwde tijden.

9:10
Hij, die Uw naam in waarheid kent,
Zal, HEER, op U in zijn ellend'
Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten
Hen, die gelovig tot U vluchten.

9:11
Zingt,
Die
En
Met

9:12





9:13





9:14





9:15





9:16
Thans




9:17
De stoute




9:18
Nooddruftigen




9:19
Sta
Zich
Maar
De

9:20
O
En
Dat
Geen



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 10

  1. lama yhwh ta'amod berahoq ta'lim le'ittot bassara:
    Waarom HERE U staat van verre U verbergt voor tijden in de benauwdheid?

  2. bega'awat rasa yidlaq ani yittapesu bimzimmot zu hasabu:

  3. ki-hillel rasa al-ta'awat napso ubose berek ni'es yhwh:

  4. rasa kegobah appo bal-yidros en elohim kol-mezimmotayw:

  5. yahilu derakaw bekol-et marom mispateka minnegdo kol-sorerayw yapi'h bahem:

  6. amar belibbo bal-emmot ledor wador aser lo-bera:

  7. ala pihu male umirmot watok tahat lesono amal wa'awen:
    (Van) vloek (is) zijn mond

  8. yeseb bema'rab haserim bammistarim yaharog naqi enayw laheleka yisponu:

  9. ye'ereb bammistar ke'aryeh besukkoh ye'erob lahatop ani yahtop ani bemosko beristo:

  10. widkeh yaso'h wenapal ba'asumayw helka'im:

  11. amar belibbo sakah 'el histir panayw bal-ra'a lanesah:

  12. quma yhwh 'el nesa' yadeka al-tiskah anayim:

  13. al-meh ni'es rasa elohim amar belibbo lo' tidros:

  14. ra'ita ki'atta amal waka'as tabbit latet beyadeka aleka ya'azob heleka yatom 'atta hayita ozer:

  15. sebor zero rasa wara tidros-ris'o bal-timsa:

  16. yhwh melek olam wa'ed abedu goyim me'arso:

  17. ta'awat anawim samata yhwh takin libbam taqsib azeneka:

  18. lispot yatom wadak bal-yosip od la'aros enos min-ha'ares:
10:1
Waarom
Waarom
Beangst
De
Vervolgt
Dat hen
In

10:2








10:3








10:4








10:5








10:6








10:7








10:8








10:9










1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 11

  1. lamenasse'h ledawid bayhwh hasiti ek to'meru lenapsi nudiw harkem sippor:

  2. ki hinneh haresa'im yidrekun qeset konenu hissam al-yeter lirot bemo-opel leyisre-leb:

  3. ki hassatot yeharesun saddiq mah-ppa'al:

  4. yhwh behekal qodso yhwh bassamayim kis'o enayw yehezu ap'appayw yibhanu bene adam:

  5. yhwh saddiq yibhan werasa we'oheb hamas sana napso:

  6. yamter al-resaim pahim es wegaperit weruh zilapot menat kosam:

  7. ki-saddiq yhwh sedaqot aheb yasar yehezu panemo:
11:1








11:1








11:1








11:4










1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 12

  1. lamenasseh al-hasseminit mizmor ledawid:
    Voor de koorleider op/naar de achtste een psalm van David.

  2. hosira yhwh ki-gamar hasid ki-passu emunim mibbene adam:
    Verlos HERE

  3. saw yedabberu is et-re'ehu sepat halaqot beleb waleb yedabberu:

  4. yakret yhwh kol-sipte halaqot lason medabberet gedolot:

  5. aser ameru lilsonenu nagbir sepatenu ittanu mi adon lanu:

  6. missod aniyyim me'anqat ebyonim atta aqum yo'mar yhwh asir beyesa yap'i lo:

  7. imarot yhwh amarot tehorot kesep sarup ba'alil la'ares mezuqqa sib'atayim:

  8. atta-yhwh tismerem tisserennu min-haddor zu le'olam:

  9. sabib rasa'im yithallakun kerum zullut libne adam:

12:1





12:1





12:1





12:1





12:1





12:1





12:1





12:8



En



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 13

  1. lamenasse'h mizmor ledawid:
    Voor de koorleider een psalm van David.
    Een psalm van David, voor de koorleider.
    [opschrift] To the chief Musician, A Psalm of David.
    Au chef des chantres. Psaume de David.

  2. ad-ana yhwh tiskaheni nesah ad-ana tastir et-paneka mimmenni:
    Hoelang HERE U zult mij vergeten voor eeuwig? Hoe lang U zult verbergen uw aangezicht voor mij?
    Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten? Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen?
    [13:1] How long wilt thou forget me, O LORD? for ever? how long wilt thou hide thy face from me?
    Jusques à quand, Éternel! m`oublieras-tu sans cesse? Jusques à quand me cacheras-tu ta face?

  3. ad-ana asit esot benapsi yagon bibapi yomam ad-ana yarum oyebi alay:
    Hoe lang ik zal stellen beraadslagingen in mijn ziel zorg in mijn hart overdag? Hoe lang zal verheven zijn mijn vijand over mij?
    Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel, verdriet hebben in mijn hart, dag na dag? Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen?
    [13:2] How long shall I take counsel in my soul, having sorrow in my heart daily? how long shall mine enemy be exalted over me?
    Jusques à quand aurai-je des soucis dans mon âme, Et chaque jour des chagrins dans mon coeur? Jusques à quand mon ennemi s`élèvera-t-il contre moi?

  4. habbita aneni yhwh elohay ha'ira enay pen-isan hammawet:
    Sla acht antwoord mij HERE mijn God verlicht mijn ogen opdat ik niet zal slapen (in) de dood.
    Zie mij aan, verhoor mij, HEERE, mijn God! Verlicht mijn ogen, anders ontslaap ik in de dood,
    [13:3] Consider and hear me, O LORD my God: lighten mine eyes, lest I sleep the sleep of death;
    Regarde, réponds-moi, Éternel, mon Dieu! Donne à mes yeux la clarté, Afin que je ne m`endorme pas du sommeil de la mort,

  5. pen-yomar oyebi yekaltiw saray yagilu ki emmot:
    Opdat niet zal zeggen mijn vijand ik heb hem overwonnen mijn tegenstanders zich zullen verheugen omdat/wanneer ik bezwijk.
    anders zegt mijn vijand: Ik heb hem overwonnen, en verheugen mijn tegenstanders zich, wanneer ik wankel.
    [13:4] Lest mine enemy say, I have prevailed against him; and those that trouble me rejoice when I am moved.
    Afin que mon ennemi ne dise pas: Je l`ai vaincu! Et que mes adversaires ne se réjouissent pas, si je chancelle.

  6. wa'ani behasdeka batahti yagel libbi bisu'ateka asira layhwh ki gamal alay:
    Maar ik op uw verbondstrouw/liefde ik vertrouw zal zich verheugen mijn hart in uw verlossing ik zal zingen voor de HERE want Hij volbracht vooor mij.
    Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid, mijn hart zal zich verheugen in Uw heil, ik zal voor de HEERE zingen, omdat Hij goed voor mij geweest is.
    [13:5] But I have trusted in thy mercy; my heart shall rejoice in thy salvation.
    [13:6] I will sing unto the LORD, because he hath dealt bountifully with me.
    Moi, j`ai confiance en ta bonté, J`ai de l`allégresse dans le coeur, à cause de ton salut; Je chante à l`Éternel, car il m`a fait du bien.

13:1
Hoe
Vergeet
Hoe lang
Van mij Uw
Daar al mijn moed en kracht vergaat.

13:2
Hoe lang
In 't hart
En
Hoe lang zal mij mijn vijand plagen,
En mij verachtelijk vertreên?

13:3
Aanschouw mijn ramp, verhoor mij, Heer;
Ai,
Verlicht,
En
Dat mij de slaap des doods verteer'.

13:4
Opdat de vijand





13:5
Maar, in dit smartelijk verdriet,
Mistrouwt mijn hart
Neen, 't zal
Ik zal de HEER mijn lofzang wijden,
Die mij genadig bijstand biedt.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 14

  1. lamenasse'h ledawid amar nabal belibbo en elohim hishitu hit'ibu alila en oseh-tob:
    Voor de koorleider van david zegt dwaas in zijn hart er is geen God zij verderven zij habndelen gruwelijk wandaden er is geen dende goed.

  2. yhwh missamayim hisqip al-bene-adam lir'ot hayes maskil dores et-elohim:
    De HERE vanuit de hemel kijkt neer over de kinderen van mens om te zien of er is een wijs handelende/verstandige zoekende God.

  3. hakkol sar yahdaw ne'elahu en oseh-tob en gam-ehad:
    Iedereen week af tezamen werden zij corrupt/ontaard er is geen doende goed zelfs (niet) één.

  4. halo yadu kol-po'ale awen okele ammi akelu lehem yhwh lo qara'u:
    Niet zij begrijpen/weten alle werkers van ongerechtigheid opeters van mijn volk zij eten brood de HERE niet zij roepen aan.

  5. sam pahadu pahad ki-elohim bedor saddiq:
    Daar zij verschrikken (met) schrik want God (is) te midden van geslacht rechtvaardig.

  6. asat-ani tabisu ki yhwh mahsehu:
    Raad van arme jullie zullen verwarren maar de HERE (is) zijn schuilplaats.

  7. mi yitten missiyyon yesu'at yisra'el besub yhwh sebut ammo yagel ya'aqob yismah yisra'el:
    Wie zal geven uit Sion verlossing vaan Israel bij het herstellen van de HERE het geluk van zijn volk zal verheugd zijn Jakob zal blij zijn Israel.

14:1






14:1






14:1






14:1






14:1






14:1






14:1







1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 15

  1. mizmor ledawid yehoa mi-yagur be'oholeka mi-yiskon behar qodseka:
    Een psalm van David. Wie zal verblijven in uw tent? Wie zal wonen op de berg van uw heiligheid?

  2. holek tamim upo'el sedeq wedober emet bilbabo:
    Gaande volkomen en doende rechtvaardigheid en sprekende waarheid in zijn hart.

  3. lo-ragal al-lesono lo-asa lere'ehu ra'a weherpa lo-nasa al-qerobo:
    Hij lasterde niet met zijn tong niet hij doet aan zijn metgezel kwaad en spot hij heft niet aan tegen zijn naaste.

  4. nibzeh be'enayw nim'as we'et-yir'e yhwh yekabbed nisba lehara welo yamir:
    Is veracht in zijn ogen een verworpene maar de vrezenden van de HERE hij eert zweert hij tot schade lijden dan niet hij verandert.

  5. kaspo lo-natan benesek wesohad al-naqi lo laqah oseh-elleh lo yimmot le'olam:
    Zijn geld hij geeft niet voor rente en omkoopgeschenk tege onschuldige niet hij neemt aan doener van deze (dingen) niet hij zal wankelen voor eeuwig.

15:1
Wie zal verkeren, grote God,
In Uwe tent? Wien zult Gij kronen
Met zulk een onweerdeerbaar lot,
Dat hij, bij 't heuglijkst gunstgenot
Uw heilig Sion moog' bewonen?

15:2






15:3






15:4






15:5







1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 16

  1. miktam ledawid samereni el ki-hasiti bak:
    Een inscriptie van David bewaar mij God want ik schuil bij U.

  2. amarte layhwh adonay otta tobati bal-aleka:
    U zegt tot de HERE mijn Heer (bent) U mijn goed niets boven U/alleen bij U.

  3. liqdosim aser-ba'ares hemma we'addire kol-hepsi-bam:
    Tot de heiligen die in het land (zijn) zij en machtigen van al mijn behagen (is) in hen.

  4. yirbu assebotam aher maharu bal-assik niskehem middam ubal-essa et-semotam al-sepatay:
    Vermeerderen hun zorgen (wie) andere [god] zij verwerven/dienen ik zal niet uitgieten hun plengoffers van bloed en ik zal niet opnemen hun namen op mijn lippen.

  5. yhwh menat-helqi wekosi atta tomik gorali:
    De HERE (is) het deel van mijn bezit en mijn beker U ondersteunende mijn lot.

  6. habalim napelu-li banne'immim ap-nahalat sapera alay:
    Meetsnoeren vielen voor mij op de lieflijke plaatsen ook (mijn) (erf)deel is schoon voor mij.

  7. abarek et-yhwh aser ye'asani ap-lelot yisseruni kilyotay:
    Ik zal loven de HERE die mij raad geeft zelfs (in de) nachten instrueren mij mijn nieren.

  8. siwwiti yhwh lanegdi tamid ki mimini bal-emmot:
    Ik stel de HERE vóór mij altijd omdat aan mijn rechterhand ik zal niet wankelen.

  9. laken samah libbi wayyagel kebodi ap-besari yiskon labetah:
    Daarom is verheugd mijn hart en juicht mijn eer ook mijn vlees woont in zekerheid.

  10. ki lo-ra'azob napsi lis'ol lo-titten hasideka lir'ot sahat:
    Want U zult niet overgeven/verlaten mijn persoon voor/naar het graf u zult niet toestaan uw getrouwe te zien verderf.

  11. todi'eni orah hayyim soba semahot et-paneka ne'imot bimineka nesah:
    U zult mij bekend maken het pad van leven verzadiging van vreugden bij uw aangezicht lieflijkheden aan uw rechterhand voor eeuwig.

16:1
Bewaar mij toch, o alvermogend God;
'k Betrouw op U; schenk hulp, verhoor mijn smeken.
O mijne ziel, gij hebt vrijmooedig tot
Uw God en Heer, uw Bondgod, durven spreken:
"Gij zijt de Heer; ik zal U nooit verzaken,
Ofschoon tot U mijn goedheid niet kan raken".

16:2
Maar 't heilig volk, dat op deez' aarde leeft,
Dat heerlijk volk, mijn lust, ontvangt al 't voordeel.
De snode schaar, die rijke giften geeft
Aan and're goôn, verzwaart de smart in 't oordeel.
'k Zal op 't altaar hun offerbloed niet plengen,
Noch ooit hun naam op mijne lippen brengen.

16:3
Getrouwe Heer, Gij wilt mijn goed, mijn God,
Mijn erfenis en 't deel mijns bekers wezen.
Gij onderhoudt gestaâg het heuglijk lot,
Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren;
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.

16:4
Ik zal den HEER, die mij getrouwen raad
Gegeven heeft, met psalmgezangen prijzen,
Daar 't Godd'lijk licht mij toestraalt vroeg en laat,
Mijn nieren zelfs bij nacht mij onderwijzen.
Ik stel dien HEER gedurig mij voor ogen;
Zijn rechterhand zal nooit mijn val gedogen.

16:5
Daarom heeft zich mijn kwijnend hart verblijd;
Mijn tong, mijn eer, zingt Godgewijde tonen;
Ook zal mijn vlees, thans afgesloofd, ten spijt
Des vijands, in den grafkuil zeker wonen.
Gij zult mijn ziel niet in de hel vergeten;
Uw heil'ge zal van geen verderving weten.

16:6
Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend,
Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde;
Uw aangeziicht, in gunst tot mij gewend,
Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde;
De lieflijkheên van 't zalig hemelleven
zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 17

  1. tepilla ledawid sim'a yhwh sedeq haqsiba rinnati ha'azina tepillati belo sipte mirma:
    Een gebed van David hoor HERE gerechtigheid hoor aandachtig naar mijn geroep geef gehoor aan mijn gebed zonder lippen van bedrog.

  2. millepaneke mispati yese eneka tehezena mesarim:
    Van voor uw aangezicht mijn recht laat uitgaan uw ogen zullen zien rechte dingen.

  3. bahama libbi pagadta llayelâ seraptanî bal-timsâ zammoti bal-ya'abar-pî:
    U onderzocht mijn hart U bezocht in (de) nacht U louterde opdat U niet zult vinden ik besloot opdat mijn mond niet zal overtreden.

  4. lip'ullot adam bidbar sepateka ani samarti arhot paris:

  5. tamok asuray bema'geloteka bal-namotti pe'amay:

  6. ani-qara'tika ki-ta'aneni el hat-ozneka li sema imrati:

  7. hapleh hasadeka mosi hosim mimmitqomemin bimineka:

  8. samereni ke'ison bat'ayin besel kenapeka tastireni:

  9. mippene resa'im zu sadduni oyebay benepes yaqqipu alay:

  10. helbamo ssageru pimo dibberu bege'ut:

  11. assurenu atta sebabunyy enehem yasitu lintot ba'ares:

  12. dimyono ke'aryeh yiksop litrop wekikpir yoseb bemistarim:

  13. quma yhwh qaddema panayw hakri'ehu palleta napsi merasa harbeka:

  14. mimtim yadeka yhwh mimtim meheled helqam bahayyim usepyyneka temalle bitnam yisbe'u banim wehinnihu yitram le'olelehem:

  15. ani besedeq ehezeh paneka esbe'a behaqis temunateka:

17:1
't Behaag' U, Heer, naar mijn gebed,
Geschrei en goede zaak te horen;
'k Vermoei met geen bedrog Uw oren;
Dat heeft mijn lippen niet besmet.
Vergun mij dan mijn klacht 't ontvouwen;
Laat, voor Uw heilig aangezicht,
Mijn recht gesteld zijn in 't licht;
Uw oog de billijkheid aanschouwen.

17:2
Gij toetstet mij bij dag en nacht;
Gij vondt mij trouw, in vreugd'of smarte;







17:3
Ik zet mijn treden in Uw spoor,








17:4
Maak Uwe weldaân wonderbaar






En neig Uw oren tot mijn klachten.

17:5
Zo zoeken wij






Zij

17:6
Geen
Geen





Van

17:7
Red
Der
Geen
En maken van den buik hun god;
Van hen
Hoe
Verliezen
En hunnen kind'ren overlaten.

17:8
Maar (blij vooruitzicht dat mij streelt!)
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 18

  1. lamenasse'h le'ebed yhwh ledawid aser dibber layhwh et-dibre hassira hazzo't beyom hissil-yhwh oto mikkap kol-oyebayw ummiyyad sa'ul:

  2. wayyo'mer erhameka yhwh hizqi:

  3. yhwh sal'i umesudati umepalti eli suri eheseh-bbo maginni weqeren-yisi misgabbi:

  4. mehullal eqra yhwh umin-oyebay iwwase:

  5. apapuni heble-mawet wenahale beliyya'al yeba'atuni:

  6. heble se'ol sebabuni qiddemuni moqese mawet:

  7. bassar-li eqra yhwh we'el-elohay asawwe yisma mehekato qoli wesaw'ati lepanayw tabo be'oznayw:

  8. wattig'as wattir'as ha'ares umosede harim yirgazu wayitga'asu ki-hara lo:

  9. ala asan be'appo we'es-mippiw to'kel gehalim ha'aru mimmennu:

  10. wayyet samayim wayyerad wa'arapel tahat raglayw:

  11. wayyirkab al-kerub wayya'op wayyede al-kanpe-ru'h:

  12. yaset hosek sitro sebibotayw sukkato heskat-mayim abe sehaqim:

  13. minnogah negdo abayw aberu barad wegahale-es:

  14. wayyar'em bassamayim yhwh we'elyon yitten qolo barad wegahale-es:

  15. wayyislah hissayw wayepisem uberaqim rab wayehummem:

  16. wayyera'u apiqe mayim wayyiggalu mosedot tebel migga'arateka yhwh minnismat ru'h appeka:

  17. yislah mimmarom yiqqaheni yamseni mimmayim rabbim:

  18. yassileni me'oyebi 'az umissone'ay ki'amesu mimmenni:

  19. yeqaddemuni beyom-edi wayehi-yhwh lemis'an li:

  20. wayyosi'eni lammerhab yehalleseni ki hapes bi:

  21. yigmeleni yhwh kesidqi kebor yaday yasib li:

  22. ki-samarti darke yhwh welo-rasa'ti me'elohay:

  23. ki kol-mispatayw lenegdi wehuqqotayw lo'asir menni:

  24. wa'ehi tamim 'immo wa'estammer me'awoni:

  25. wayyaseb-yhwh li kesidqi kebor yaday leneged enayw:

  26. im-hasid tithassad im-gebar tamim tittammam:

  27. im-nabar titbarar we'im-iqqes titpattal:

  28. ki-atta am-ani tosi we'enayim ramot taspil:

  29. ki'atta ta'ir neri yhwh elohay yaggi'h hoski:

  30. ki-beka arus gedud ebe'lohay adelled-sur:

  31. ha'el tamim darko imrat-yhwh serupa magen hu lekol hahosim bo:

  32. ki mi elo'h mibbal'ade yhwh umi sur zulati elohenu:

  33. ha'el hame'azzereni hayil wayyitten tamim darki:

  34. mesawweh raglay ka'ayyalot we'al bamotay ya'amideni:

  35. melammed yaday lammilhama wenihata qeset-nehusa zero'otay:

  36. wattitten-li magen yis-eka wimineka tis'adeni we'anwatka tarbeni:

  37. tarhib sa'adi tahtay welo ma'adu qarsullay:

  38. erdop oyebay we'assigem welo-asub ad-kallotam:

  39. emhasem welo-yuklu qum yippelu tahat raglay:

  40. watte'azzereni hayil lammilhama takri qamay tahtay:

  41. we'oyebay natatta lli orep umesan'ay asmitem:

  42. yesawwe'u we'en-mosi al-yhwh welo anam:

  43. we'eshaqem ke'apar al-pene-ru'h ketit husot ariqem:

  44. tepalleteni meribe 'am tesimeni lero's goyim 'am lo-yada'ti ya'abduni:

  45. lesema 'ozen yissame'u li bene-nekar yekahasu-li:

  46. bene-nekar yibbolu weyahregu mimmisgerotehem:

  47. hay-yhwh ubaruk suri weyarum elohe yis'i:

  48. ha'el hannoten neqamot li wayyadber ammim tahtay:

  49. mepalleti me'oyebay 'ap min-qamay teromemeni me'is hamas tassileni:

  50. al-ken odeka baggoyim yhwh ulesimka azammera:

  51. magdil yesu'ot malko we'oseh hesed limsiho ledawid ulezar'o ad-olam:

18 voorzang
Nu zal mijn ziel, nu zullen al mijn zinnen,
O God, mijn sterkt', U hartelijk beminnen,
Mijn steenrots, burg en helper is de HEER,
Mijn God, mijn rots, mijn zaligheid, mijn eer.

18:1
'k Betrouw
De hoorn







18:2
'k Riep
Tot
Mijn
Aan
Toen
Het
Beroerd
Door

18:3
Een dikke rook ging op, waar Hij zich keerde








18:4









18:5









18:6









18:7









18:8









18:9









18:10
't Is God








18:11
Mijn voet








18:12
Gij
Mijn
Hij
Mijn
Zij
Zelfs
Toen
En als het slijk der straten weggevaagd.

18:13
Gij hebt mij uit den twist des volks verheven,
En tot
Ik
Zo
De
lag
zij
In burg en slot, op ieder ogenblik.

18:14
Zo leeft de HEER, mijn rotssteen zij geprezen;
De God
Die God
En volk
Die mij
Die mij
Ja, Gij
Daar G'op den troon van roem en eer mij stelt.

18:15
Daarom, o HEER, zal ik U eer bewijzen;
Bij
Met
Hij
Hij
Aan David en zijn nakroost eeuwig denken.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 19

  1. lamenasse'h mizmor ledawid:

  2. hassamayim mesapperim kebod-el uma'aseh yadayw maggid haraqi:

  3. yom leyom yabbi omer welayela llelayela yehawweh-dda"at:

  4. en-omer we'en debarim beli nisma qolam:

  5. bekol-ha'ares yasa qawwam ubiqseh tebel millehem lassemes sam-ohel bahem:

  6. wehu kehatan yose mehuppato yasis kegibbor larus orah:

  7. miqseh hassamayim mosa'o utequpato al-qesotam we'en nistar mehammato:

  8. torat yhwh temima mesibat napes edut yhwh ne'emana mahkimat peti:

  9. piqqude yhwh yesarim mesammehe-leb miswat yhwh bara me'irat enayim:

  10. yir'at yhwh tehora omeder la'ad mispete-yhwh emet sedequ yahdaw:

  11. hannehemadim mizzahab umippaz rab umetuqim middebas wenopet supim:

  12. gam-abdeka nizhar bahem besomram eqeb rab:

  13. segi'ot mi-yabin minnistarot naqqeni:

  14. gam mizzedim hasok abdeka al-yimselu-bi az etam weniqqeti mippesa rab:

  15. yihyu lerason imre-pi wahegyon libby lepaneka yhwh suri wego'alli:
    Laten zijn voor aanvaarding/tot behagen de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart voor uw aangezicht HERE mijn steenrots en mijn verlosser!

19:1
Het ruime hemelrond
Vertelt











19:2
Hoe goddelijk en schoon












19:3
God heeft voor 't grote licht,












19:4
Des HEEREN wet nochthans
Verspreidt











19:5
Des












19:6
Dus












19:7
Weerhoud













1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 20

  1. lamenasse'h mizmor ledawid:
    Voor de koorleider een psalm van David.

  2. ya'anka yhwh beyom sara yesaggebka sem elohe ya'aqob:
    Moge u antwoorden de HERE op dag van benauwdheid moge u in hoogte stellen de naam van de God van Jakob.

  3. yislah-ezreka miqqodes umissiyyon yis'adekka:
    Moge Hij uw hulp zenden vanuit heiligdom en vanuit Sion moge Hij u ondersteunen.

  4. yizkor kol-minhoteka we'olateka yedaseneh sela:

  5. yitten-leka kilbakeba wekol-asateka yemalle:

  6. nerannema bisu'ateka ubesem-elohenu nidqol yemalle yhwh kol-mis'aloteka:

  7. atta yadati ki hosi yhwh mesiho ya'anehu misseme qodso bigburot yesa yemino:

  8. elleh barekeb we'elleh bassusim wa'anahnu besem-yhwh elohenu nazkir:

  9. hemma kar'u wenapalu wa'anahnu qqamnu wannit'odad:

  10. yhwh hosi'a hammelek ya'anenu beyom-qar'enu:

20:1
Dat op uw klacht de hemel scheure!








20:2
Hij will' uw offerspijz' gedenken;








20:3
Dan zal 't gejuich tn hemel dringen;








20:4
Op wagens, paarden, en op helden,








20:5
Behoud
Verlos
Die
Aanbidden


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 21

  1. lamenasse'h mizmor ledawid:
    Voor de koorleider een psalm van David.

  2. yhwh be'ozzeka yismah-melek ubisu'ateka mah-yyagel me'od:
    HERE in uw kracht koning verheugt zich en in uw verlossing hoe hij jubelt zeer!

  3. ta'awat libbo natatta llo wa'araset sepatayw bal-mana'ta ssela:

  4. ki-teqaddemennu birkot tob tasit lero'so ateret paz:

  5. hayyim sa'al mimmeka natatta llo orek yamim 'olam wa'ed:

  6. gadol kebodo bisu'ateka hod wehadar tesawweh alayw:

  7. ki-tesitehu berakot la'ad tehaddehu besimha et-paneka:

  8. ki-hammelek bote'h bayhwh ubehesed elyon bal-yimmot:

  9. timsa yadeka lekol-oyebeka yemineka timsa son'eka:

  10. tesitemo ketannur es le'et paneka yhwh be'appo yeballe'em weto'kelem es:

  11. piryamo me'eres te'abbed wezar'am mibbene 'adam:

  12. ki-natu aleka ra'a hasebu mezimma bal-yukalu:

  13. ki tesitemo sekem bemetareka tekonen al-penehem:

  14. ruma yhwh be'uzzeka nasira unezammerah geburateka:

21:1
O HEER
Om Uw
Uw heil
En met wat
Zal hij
Verrukt, ten reie gaan.

21:2







21:3







21:4







21:5







21:6







21:7







21:8







21:9







21:10







21:11







21:12







21:13








1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 22

  1. lamenasseh al-ayyelet hassahar mizmor ledawid:
    Voor de koorleider over de hinde van de dageraad een psalm van David.

  2. eli eli lama azabtani rahoq misu'ati dibre sa'agati:
    Mijn God mijn God waarom U verliet mij? Ver van mijn verlossing woorden van mijn gekreun.

  3. elohay eqra yomam welo ta'aneh welayela welo-dumiyya li:
    Mijn God ik roep overdag maar niet U antwoordt en nacht maar geen rust voor mij.

  4. we'atta qados yoseb tehillot yisra'el:
    Maar U heilig zittende lofprijzing van Israël.

  5. beka bathu abotenu bathu wattepalletemo:
    Op U vertrouwden onze vaderen zij vertrouwden en U redde hen uit.

  6. eleka za'aqu wenimlatu beka bathu welo-bosu:
    Tot U zij schreeuwden en zij werden uitgered op U zij vertrouwden en zij werden niet beschaamd.

  7. we'anoki tola'at welo-is herpat adam ubezuy am:
    Maar ik een worm en geen mens verachting van mens en geminacht (door) volk.

  8. kol-ro'ay yal'iqu li yaptiry besapa yani'u ro's:
    Alle zienden mij honen over mij zij steken uit met lip zij schudden hoofd.

  9. gol el-yhwhy yepalletehu yassilehu ki hapes bo:
    Wentel op de HERE laat Hij hem verlossen laat Hij hem uitredden want Hij heeft welgevallen aan hem:

  10. ki-atta gohi mibbaten mabtihi al-sede immi:
    Want U uittrekkende mij uit buik doende mij vertrouuwen aan de borsten van mijn moeder.

  11. aleka haselakti merahem mibbeten immi eli otta:
    Op U ik was geworpen sinds baarmoeder vanaf de buik van mijn moeder mijn God U.

  12. a-tirhaq mimmenni ki-sara qeroba ki-en ozer:
    Wees niet ver van mij want benauwdheid (is) nabij want er is geen helper.

  13. sebabuni parim rabbim abbire basan kitteruni:

  14. pasu alay pihem aryeh torep weso'eg:

  15. kammayim nispakti wehitparedu kol-asmotay haya libbi kaddonag names betok me'ay:

  16. yabes kaheres kohi ulesoni mudbaq malqohay wela'apar-mawet tispeteni:

  17. ki sebabuni kelabim adat mere'im higgipuni ka'ari yaday weraglay:

  18. asapper kol-asmotay hemma yabbitu yir'u-bi:

  19. yehallequ begaday lahem we'al-lebusy yappilu goral:

  20. we'atta yhwh al-tirhaq eyaluti le'ezrati husa:

  21. hassila mehereb napsi miyyad-keleb yehidati:

  22. hosi'eni mippi aryeh umiqqarne remim anitani:

  23. aseppera simka le'ehay betok qahal ahalelekka:

  24. yir'e yhwh haleluhu kol-zera ya'aqob kabbeduhu weguru mimmennu kol-zera yisra'el:

  25. ki lo-baza welo siqqas enut ani welo-histir panayw mimmennu ubesawwe'o alayw same:

  26. me'itteka tehillati beqahal rab nedaray asallem neged yere'ayw:
    Van bij U

  27. yokelu anawim weyisba'u yehalelu yhwh doresayw yehi lebabkem la'ad:
    Zullen eten

  28. yizkeru weyasubu el-yhwh kol-apse-ares weyistahawulepaneka kol-mispehot goyim:
    Zullen gedenken

  29. ki layhwh hammeluka umosel baggoyim:
    Want van de HERE

  30. akelu wayyistahauu kol-disne-eres lepanayw yikre'u kol-yorede apar wenapso lo hiyya:
    Aten en aanbaden alle vetten van (de) aarde

  31. zera ya'abdennu yesuppar la'donay laddor:
    Nakomelingen zullen Hem dienen

  32. yabo'u weyaggidu sidqato le'am nolad ki asa:
    Zullen komen en meedelen

22:1
Mijn
En
En b
Dus fel
't Zij
Gij
Ik heb
In mijn verdriet

22:2
'Erken
En hebt
Bij
In gunst
Op U stond vast
Gij zaagt
Gij hebt
Tot U
Hen bijgestaan

22:3
U smeekten zij,
En zijn gered; zij
Op U vertrouwd,
Na hun gebeden,
Maar ik
Een worm, geen man,
Een spot
Dien
Beschimpen kan.

22:4
Al
Men
Daar
Moet
"Dat God
Verleen', hem redd';
Dat
En
In ruimte zet'."

22:5
Gij
Ik
Aan
Van
Zij
Gans
'k Mocht
Of
Mijn

22:6
Wees
Mij prangt
'k Heb
Geen hulp te wachten.
Een
En
Omringt
Mijn
Voor

22:7
Zij
Gelijk
Ik
Die
Mijn
O
Wat
Mijn
Al

22:8
Mijn
Mijn
Gij
In
Want
Een
Heeft
Mijn
Zo fel het kan.

22:9
Mijn
Hun
Z'ontzien
Hun
En
Verhard
Kan
Zij
Van mijn gewaad.

22:10
Maar
Sta
Ai,
Door
Red
Die
Ai,
Daar
Haar

22:11
Verlos
Verhoor
Dat,
Mij
Dan
'k Zal
Mijn
'k Heb
Dan prijzensstof.

22:12
Gij,
Dat
Ontzie
Vertrouwend wachten,
Wie
Noch
Van
Maar
Riep naar omhoog.

22:13
Ik
En
Betaal
Bij
'k Zachtmoedig
Ten
Wie
Zo
In

22:14
Eerlang
Haast
En,
Zal
Aanbidding
Want
En
Hij
Tot

22:15
Wie
Wie
En wie
Heeft
Het vrome zaad
Zal
Hem
Het
In

22:16
Zij
Om
Te
En grote daden.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 23

  1. mizmor ledawid yhwh ro'i lo' ehsar:

  2. bin'ot dese yarbiseni al-me menuhot yenahaleni:

  3. napsi yesobeb yanheni bema'gele-sedeq lema'an semo:

  4. gam ki-elek bege salmawet lo-ira ra ki-atta 'immadi sibteka umis'anteka hemma yenahamuni:

  5. ta'arok lepanay sulhan neged soreray dissanta bassemen ro'si kosi rewaya:

  6. 'ak tob wahesed yirdequni kol-yeme hayyay wesabti bebet-yhwh le'orek yamim:

23:1
De
'k Heb
Hij
Aan
Hij
In

23:2
Ik
In
Gij
Uw
Gij
De tafel aan, voor mijner haat'ren ogen.

23:3
Gij
En
Het zalig
Verlaat
Zodat
Een

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 24

  1. ledawid mizmor layhwh ha'ares umelo'ah tebel weyosebe bah:
    Van David een psalm van de HERE de aarde en haar volheid wereld en inwoners van in haar.

  2. ki-hu al-yammim yesadah we'al-neharot yekoneneha:
    Want Hij op zeeën fundeerde haar en op rivieren Hij vestigde haar.

  3. mi-ya'aleh behar-yhwh umi-yaqum bimqom qodso:
    Wie zal klimmen op de berg van de HERE?

  4. neqi kappayim ubar-lebab aser lo-nasa lassawe napsi welo nisba lemirma:
    Reine van handen en zuiver van hart die niet verhief tot valsheid mijn ziel en niet heeft gezworen tot bedrog.

  5. yissa beraka me'et yhwh usedaqa me'elohe yiso:
    Hij zal dragen zegen van bij de HERE en gerechtigheid van de God van zijn verlossing.

  6. zeh dor doresaw mebaqse paneka ya'akob sela:
    Dit (is) geslacht van zijn vrager zoekers van uw aangezicht [God van] Jacob

  7. seu se'arim rasekem wehinnaseu pithe olam weyabo melek hakkabod:
    Verheft poorten jullie hoofden en wordt verheven deuren van eeuwigheid opdat zal binnenkomen de koning van de glorie.

  8. mi zeh melek hakkabod yhwh izzuz wegibbor yhwh gibbor milhama:
    Wie de koning van deze de glorie de HERE sterk en geweldig de HERE geweldige van strijd.

  9. se'u se'arim ra'sekem use'u pithe olam weyabo melek hakkabod:
    Verheft poorten jullie hoofden en verheft deuren van eeuwigheid opdat zal binnenkomen de koning van de glorie:

  10. mi hu' zeh melek hakkabod yhwh seba'ot hu' melek hakkabod sela:
    Wie (is) Hij deze de Koning de glorie? De HERE van legers Hij (is) de koning van de glorie! sela:

24:1
Al
Met
Zijn
Hij
Op
Doorsneden

24:2
Wie
Wie
Voor
De



24:3
Die




24:4
Verhoogt




24:5
Verhoogt
Rijst
Opdat
Wie
't
Hem eren wij met lofgezangen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 25

  1. Alef
    ledawid elaka yhwh napsi essa:

  2. Beth
    elohay beka batahti al-ebosa al-ya'alsu oyebay li:

  3. Gimel
    gam kol-qoeka lo yebosu yebosu habbogedim reqam:

  4. Daleth
    derakeka yhwh hodi'eni orhoteka lammedeni:

  5. He
    hadrikeni ba'amitteka welammedeni ki-atta elohe yisi oteka qiwwitti kol-hayyom:

  6. Zain
    zekor-rahameka

  7. Cheth
    hatto'wt

  8. Teth
    tob-weyasar

  9. Jod
    yadrek

  10. Caph
    kol-arhot

  11. Lamed
    lema'an-simka

  12. Mem
    mi-zeh

  13. Nun
    napso

  14. Samech
    sod

  15. Ain
    enay

  16. Pe
    peneh-elay

  17. Tsade
    sarot

  18. Resch
    re'eh

  19. Resch
    re'eh-oyebay

  20. Schin
    samera

  21. Thau
    tom-wayoser

  22. pedeh

25:1
'k Hef mijn ziel, o God der goden,
Tot U op; Gij zijt mijn God;
'k Heb op U vertrouwd in noden;
Weert van mij toch schaamt'en spot;





25:2
HEER, ai, maak








25:3
Denk








25:4
's HEEREN








25:5
Loutre








25:6
Wie








25:7
Gods verborgen omgang vinden
Zielen,







25:8
Zie op mij in gunst van boven;








25:9
Sla op mijn ellenden d'ogen,








25:10
Hoed mijn ziel, en red z'uit noden;
Maak mij niet beschaamd, o HEER;
Want ik kom tot U gevloden,
Laat d'oprechtheid meer en meer,
Met de vroomheid, mij behoên;
'k Wacht op U in mijn ellenden.
Laat Uw hand, in tegenspoên,
Israël verlossing zenden.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 26

  1. ledawid

  2. behaneni

  3. ki-hasdeka

  4. lo-yasabti

  5. saneti

  6. erhas

  7. lasmi

  8. yhwh

  9. al-te'esop

  10. aser-bidehem

  11. wa'ani

  12. ragli

26:1
O
Ik
En
Ik
Op
Ik

26:2
Beproef


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 27

  1. ledawid yhwh ori weyis'i mimmi ira yhwh ma'oz-hayyay mimmi ephad:

  2. biqrob

  3. im-tahaneh

  4. ahat

  5. ki

  6. we'atta

  7. sema-yhwh

  8. leka

  9. al-taster

  10. ki-abi

  11. horeni

  12. al-titteni

  13. lule

  14. qawweh el-yhwh hazaq weya-ames libbeka weqawweh el-yhwh:

27:1
God
Hij
Mijn
Hij
Wanneer
En
Stiet
den

27:2
Al






27:2







27:2







27:2







27:2







27:7






1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 28

  1. ledawid eleka yhwh eqra suri alteheras mimmenni penteheseh mimmenni wenimsalti imyorade bor:
    Van David. Tot U HERE ik roep mijn rots wees niet doof voor mij opdat U niet zult zwijgen voor mij en ik gelijk word aan afdalenden van put/graf.
    Een psalm van David. Tot U roep ik, HEERE, mijn rots. Houd U niet doof voor mij! Want houdt U Zich stil voor mij, dan ben ik aan hen gelijk die in de kuil neerdalen.
    Unto thee will I cry, O LORD my rock; be not silent to me: lest, if thou be silent to me, I become like them that go down into the pit.
    De David. Éternel! c`est à toi que je crie. Mon rocher! ne reste pas sourd à ma voix, De peur que, si tu t`éloignes sans me répondre, Je ne sois semblable à ceux qui descendent dans la fosse.
    Ein Psalm Davids. Wenn ich rufe zu dir, HERR, mein Hort, so schweige mir nicht, auf daß nicht, wo du schweigst, ich gleich werde denen, die in die Grube fahren.
    [27:1] Psalmus ipsi David. Ad te, Domine, clamabo; Deus meus, ne sileas a me: nequando taceas a me, et assimilabor descendentibus in lacum.

  2. sema

  3. al-timsekeni

  4. ten-lahem

  5. ki

  6. baruk

  7. yhwh

  8. yhwh

  9. hosi'a et-ammeka ubarek et-nahalateka ure'em wenasse'em ad-ha'olam:

28:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 29

  1. mizmor ledawid habu layhwh bene elim habu layhwh kabod wa'oz:
    Een psalm van David erkent voor de HERE kinderen van goden erkent voor de HERE eer/glorie en kracht.

  2. habu layhwh kebod semo histahawu layhwh behadrat-qodes:

  3. qol yhwh al-hammayim el-hakkabod hir'ím yhwh al-mayim rabbim:

  4. qol-yhwh bakko'h qol yhwh behadar:

  5. qol yhwh sober arazim wayesabber yhwh et-arze hallebanon:

  6. wayyarqidem kemo-egel lebanon wesiryon kemo ben-re'emim:

  7. qol-yhwh hoseb lahabot es:

  8. qol yhwh yahil midbar yahil yhwh midbar qades:

  9. qol yhwh yeholel ayyalot wayyehesop ye'arot ubehekalo kullo omer kabod:

  10. yhwh lammabbul yasab wayyeseb yhwh melek le'olam:

  11. yhwh oz le'ammo yitten yhwh yebarek et-ammo bassalom:

29:1
Aardse
Geeft
Dat
Aller
Vorsten
Van
't Voegt
's HEEREN

29:2
's HEEREN
Rolt







29:3









29:4









29:5









29:6
Looft
Israël
Hem
Zeeg'nen zal met vreed'en troost.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 30

  1. mizmor sir-hanukkat habbayit ledawid:
    Een psalm lied van de inwijding van het huis van David.
    Een psalm, een lied voor de inwijding van Davids huis.
    [0] A Psalm and Song at the dedication of the house of David.

  2. aromimka yhwh ki dillitani welo-simmahta oyebay li:
    Ik zal U verhogen HERE want U hebt mij opgetrokken en U liet niet blij zijn mijn vijanden over mij.
    Ik zal U roemen, HEERE, want U hebt mij opgetrokken en mijn vijanden over mij niet verblijd.
    [1] I will extol thee, O LORD; for thou hast lifted me up, and hast not made ??my foes to rejoice over me.

  3. yhwh elohay siwwa'ti eleka wattirpa'eni:
    HERE mijn God ik riep om hulp tot U en U genas mij.
    HEERE, mijn God, ik heb tot U geroepen en U hebt mij genezen.
    [2] O LORD my God, I cried unto thee, and thou hast healed me.

  4. yhwh he'elita min-se'ol napsi hiyyitani miyyawredi-bor:
    HERE U deed opgaan uit het graf mijn ziel U liet mij leven te midden van neerdalenden van put.
    HEERE, U hebt mijn ziel uit het graf opgehaald; U hebt mij in het leven behouden, zodat ik in de kuil niet ben neergedaald.
    [3] O LORD, thou hast brought up my soul from the grave: thou hast kept me alive, that I should not go down to the pit.

  5. zammeru layhwh hasidayw wehodu lezeker qodso:
    Zing psalmen voor de HEERE, gunstelingen van Hem! Loof Hem ter gedachtenis aan Zijn heiligheid.
    [4] Sing unto the LORD, O ye saints of his, and give thanks at the remembrance of his holiness.

  6. ki
    Want een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven lang Zijn goedgunstigheid; overnacht 's avonds het geween, 's morgens is er gejuich.
    [5]

  7. wa'ani
    Ík zei wel in mijn zorgeloze rust: Ik zal voor eeuwig niet wankelen.

  8. yhwh

  9. eleka yhwh eqra we'el-adonay ethannan:

  10. mah-bbesa bedami beridti el-sahat hayodeka apar hayaggid amitteka:
    Wat voordeel in mijn bloed in mijn neerdalen naar het graf? Zal U soms loven stof zal het verkondigen uw waarheid?

  11. sema-yhwh wehonneni yhwh heyeh-ozer li:

  12. hapakta mispedi lemahol li pittahta saqqi watte'azzereni simha:

  13. lema'an yezammerka kabod welo yiddom yhwh elohay le'olam odekka:
    Zodat U zal bezingen glorie en niet het zal zwijgen HERE mijn God voor eeuwig ik zal U loven.

30:1
Ik zal met hart en mond, o Heer,
Uw naam verhogen en Uw eer,
Omdat Gij mij Uw bijstand boodt,
Mij optrok uit de diepste nood;
Zodat de vijand in mijn lijden,
Zich over mij niet mocht verblijden.

30:2
Mijn God, Gij hebt mij, op mijn klacht,
Genezen, en mijn smart verzacht;
Gij hebt mijn ziel, door angst beroerd,
Als uit het graf weer opgevoerd;
Gij hebt het leven mij geschonken;
Ik ben niet in de kuil gezonken.

30:3
Psalmzingt






30:4
Perst eens de bitt're tegenspoed,






30:5
Ik sprak, door mijn geluk misleid:






30:6
Maar, toen






30:7
Zou in den kuil 't ontzielde stof
Den mond





30:8
Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
Veranderd
Mijn
Met
Niet
Mijn God, U zal ik eeuwig loven.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 31

  1. lamenasseh mizmor ledawid:

  2. beka yhwh hasiti al-ebosa le'olam besidqateka palleteni:

  3. hatteh

  4. ki-sal'i

  5. tosi'eni

  6. beyodka

  7. sane'ti

  8. agila

  9. welo

  10. honneni

  11. ki















31:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 32

  1. ledawid maskil asre nesuy-pesa kesuy hata-a

  2. asre

  3. ki-heherasti
    Terwijl ik zweeg teerden weg mijn beenderen onder mijn gekreun heel de dag

  4. ki yomam

  5. hatta-ti
    Mijn zonde ik maakte U bekend en mijn ongerechtigheid ik bedekte niet, ik zei ik zal belijden over mijn overtredingen aan de HERE en U, U vergaf de ongerechtigheid van mijn zonde. Sela.

  6. al-zo't

  7. atta seter

  8. askileka

  9. al-tihyu

  10. rabbim

  11. simhu

32:1
Welzalig


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 33

  1. rannenu saddiqim bayhwh layesarim nawa tehillah:
    Juicht rechtvaardigen in de HERE voor de rechten (is) juist lofprijzing

  2. hodu layhwh bekinnor
    Looft

  3. siru-lo
    Zingt voor Hem een lied

  4. ki-yasar
    Want recht

  5. oheb
    Liefhebbende gerechtigheid en recht de verbondstrouw van de HERE vervult de aarde

  6. bidbar
    Door het woord van de HERE

  7. Bijeen brengende

  8. Zullen vrezen voor de HERE

  9. ki hu
    Want Hij zei

  10. yhwh

  11. asat
    De raad van de HERE

  12. asre
    Rijk gezegend

  13. Vanuit hemel aanschouwt

  14. Vanuit de plaats van zijn woning

  15. De formerende

  16. Niet de koning redt zich uit

  17. Bedrog/zinloosheid

  18. hinneh
    Zie het oog van de HERE

  19. lehassil
    Om te redden van de dood hun ziel/leven en om hen in leven te behouden in de honger

  20. napsenu
    Onze ziel wacht

  21. ki-bo
    Ja in Hem verblijdt zich ons hart want op de naam van zijn heiligheid wij vertrouwden

  22. yehi-hasdeka

33:1
Zingt vrolijk, heft de stem naar boven,
Rechtvaardigen, verheft den HEER,
Het past oprechten, God te loven;
Zing zijnen grote Naam ter eer.
Prijst Hem in uw psalmen,
Met de schoonste galmen;





33:2











33:3











33:4











33:5
Geen
Dan
Zijn
Zijn
Schoon
List
God
Schoon
Snood'


33:6











33:7











33:8











33:9










1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 34

  1. ledawid

  2. ALEF
    abaraka

  3. BETH
    bayhwh





















34:1
Ik
Mijn
Mijn
Om
Mijn
't Z
Door
En juichen tot Zijn eer.

34:2
Komt
Verbreidt
De




1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 35



35:1
Twist
Ga
Wil
Om
Belet
Zo
Vertroost
En

35:2
U
Ga
Wil
Om
Belet
Zo
Vertroost
En

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 36


36:1
Het trots gedrag des bozen doet
Mij spreken in 't beklemd gemoed:
"Gods vrees is uit zijn ogen,"
Wijl hij zolang zichzelven vleit,
Tot God zijn ongerechtigheid
Niet langer kan gedogen.
Bedrog en onrecht spreekt zijn mond:
't Verstand laat na, den waren grond
Van 't weldoen op te merken;
Des nachts is 't kwaad zijn overleg.
Hij stelt zich op een bozen weg,
En schuwt geen snode werken.

36:2
Uw goedheid, Heer', is hemelhoog,
Uw waarheid tot de wolkenboog;
Uw recht is als Gods bergen;
Uw oordeel
En zegent
Uw hulp







36:3












1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 37

  1. Alef
    ledawid al-tithar bammere'im al-teqanne beose awla:
    Van David. Wees niet vertoornd op de boosdoeners, wees niet afgunstig op werkers/plegers van misdaad/onrecht.

  2. ki kehasir mehera yimmalu ukeyereq dese yibbolun:
    Want als het gras snel zij verdorren en als groenheid van vegetatie/fris gras zij verwelken.

  3. Beth
    betah bayhwh wa'aseh-tob skan-eres ure'eh emuna:
    Vertrouw op de HERE en doe goed bewoon land/aarde en weid getrouwheid.

  4. wehitannag al-yhwh weyitten-leka misalot libbeka:
    En vergenoeg jezelf in de HERE en Hij zal geven aan jou de wensen van jouw hart.

  5. Gimel
    gol al-yhwh darkeka ubetah alayw wehu ya'aseh:
    Wijd toe aan de HERE jouw weg en vertrouw op Hem en Hij zal handelen.

  6. wehosi ka'or sidqeka umispateka kassohorayim:
    En Hij zal doen uitgaan als het licht je gerechtigheid en je recht als de middag.

  7. Daleth
    dom layhwh wehitholel lo al-tithar bemaslih darko be'is oseh mezimmot:
    Zwijg voor de HERE en wacht op Hem wees niet vertoornd op voorspoedig makende zijn weg op man uitvoerende (boze) plannen.

  8. He
    herep meap waazob hema al-tithar ak-lehare:
    Weerhoud van toorn en verlaat woede wees niet vertoornd [dat is] alleen om schade aan te richten.

  9. ki-mere'im

  10. Vau
    we'od

  11. wa'anawim

  12. Zain
    zomem

  13. adonay

  14. Chet
    hereb

  15. harbam

  16. Teth
    tob-meat

  17. ki

  18. Jod
    yode

  19. lo-yebosuh

  20. Caph
    ki

  21. Lamed
    loeh

  22. ki

  23. Mem
    mehwa

  24. ki-yippol

  25. Nun
    na'ar

  26. kol-hayyom

  27. Samech
    sur

  28. ki

  29. saddiqim

  30. Pe
    pi-saddiq

  31. torat

  32. Tsade
    sopeh

  33. yhwh

  34. Koph
    qawweh

  35. Resh
    ra'iti

  36. wayya'abor

  37. Schin
    semar-tam

  38. uposim

  39. Thau
    utesuat

  40. wayyazerim yhwh wayepalletem yepalletem meresa'im weyosi'em ki-hasu bo:
    En zal hen helpen de HERE

37:1
Wees over 't heil der bozen niet ontstoken;
Benijd hen niet. Wat onrecht, wat geweld
De trouw verdrukk', zij blijft niet ongewroken:
De trotse ziet zijn weeld' een perk gesteld;
Valt af, als 't kruid, ter nauwernood ontloken;
Verdort, als 't gras, door 's maaaiers zeis geveld.

37:2
Stel op de HEER in alles uw betrouwen;
Betracht uw plicht; bewoon het aardrijk; leer
Uw welvaart op Gods trouw volstandig bouwen;
Verlustig u met blijdschap in de HEER;
Dan zal Hij in liefd' en gunst aanschouween,
U schenken, wat uw hart van Hem begeer'.

37:3
Geen ijd'le zorg doe u van 't heilspoor dwalen;
Houd in uw weg het oog op God gericht,
Vertrouw op Hem, en d'uitkomst zal niet falen :
Hij zal welhaast uw recht, voor elks gezicht,
Doen dagen als de morgenzonnestralen,
En blinken als het helder middaglicht.

37:4
Zwijg Gode, wacht op 't eind van 's HEEREN wegen,
Wanneer gij hier der snoden voorspoed ziet:
En, hebben zij door list huns wens verkregen,
't Ontsteek' uw drift, noch baar' u zielsverdriet;
Misgun hun dan geen ingebeelden zegen,
Laat af van toorn, en zoek de wrake niet.

37:5
God roeit hen uit, die






37:6
't Zachtmoedig volk






37:7
Hij ziet






37:8
Hun eigen zwaard






37:9
Gods macht verbreekt de arm der goddelozen,
Terwijl Zijn hand
Al treden
Zij
Hij
Hun

37:10







37:11







37:12







37:13







37:14







37:15







37:16







37:17







37:18





Hij was niet meer, hoe vast hij eertijds stond.

37:19
Let
Want
God
Maar
Dan
En

37:20
Het heillot, dat rechtvaardigen verkregen,
Vloeit af van God, hun sterkt', als d'angst hen knelt.
Hij laat, in tijd van nood, hen niet verlegen;
Des HEEREN hulp bevrijdt hen voor 't geweld
Van 't godd'loos rot: Hij komt hem gunstig tegen,
Die op Zijn macht een vast vertrouwen stelt.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 38

  1. 3801

38:1
Groot en eeuwig Opperwezen,
Zeer te vrezen,
Straf mij in Uw gramschap niet;
Toon mij toch, dat Uw kastijden,
In mijn lijden,
Uit geen grimmigheid geschiedt.

38:2
Want uw pijlen
Bitt're
Zij
'k Voel
Die
Neergedaald

38:3

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 39


39:1






39:2






39:3






39:4






39:5






39:6






39:7






39:8




Ai,
Verkwik

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 40

  1. Een psalm van David, voor de koorleider.

  2. qawwoh
    Lang heb ik de HEERE verwacht, en Hij boog Zich naar mij toe en hoorde mijn hulpgeroep.

  3. wayya'aleni

  4. wayyitten

  5. asre

  6. rabbot

  7. zebah

  8. azarti

  9. la'asot-resoneka

  10. bissarti

  11. sidqateka

  12. atta

  13. ki

  14. reseh

  15. yebosu

  16. yasommu

  17. yasisu

  18. wa'ani

40:1
'k Heb lang den HEER in mijnen druk verwacht,
En Hij heeft zich tot mij geneigd;
Ik riep, door nood op nood bedreigd,
Hij gaf gehoor aan mijne jammerklacht.
Mij, in den kuil verzonken,
Mij heeft Hij hulp geschonken,
Gevoerd uit modd'rig slijk;
Mij op een rots gezet,
Waar ik, met vasten tred,
Die jammerkolk ontwijk.

40:2
Hij geeft m' opnieuw een danklied tot Zijn eer,
Een lofzang. Velen zullen 't zien,
En God eerbiedig hulde bien;
Hem vrezen, en vertrouwen op den Heer.
Wel hem, die 't Opperwezen
Dus kinderlijk mag vrezen,
Op Hem vertrouwen stelt,
En, in gevaar, geen kracht
Van ijdle trotsaards wacht,
Van leugen of geweld.

40:3
Mijn God, Gij hebt Uw wond'ren groot gemaakt;
Wie is 't, die 't onbepaald getal
Van Uw gedachten melden zal?
Wat geest zo vlug, wat tong zo welbespraakt?
Geen slachtvee, geen altaren,
Vol spijs ten offer, waren
Het voorwerp van Uw lust.
Gij hebt mij naar Uw woord,
Mijn oren doorgeboord,
En 't lichaam toegerust.

40:4
Brandofferen, noch offer voor de schuld,
Voldeden aan Uw eis, noch eer.
Toen zeid' ik: "Zie, ik kom, o Heer';
De rol des boeks is met Mijn Naam vervuld,
Mijn ziel, U opgedragen,
Wil U alleen behagen.
Mijn liefd' en ijver brandt;
Ik draag Uw heilge wet,
Die Gij den stervling zet,
In 't binnenst' ingewand."

40:5
Uw heilleer wordt door mij alom verbreid:
'k Bedwing mijn tong en lippen niet.
Gij weet het, Heer', die alles ziet
Mijn hart verbergt nooit Uw gerechtigheid.
Uw waarheid doe ik horen;
Uw heil, den mens beschoren,
Vloeit daaglijks uit mijn mond.
Uw gunst, Uw trouw, Uw woord
En Godsgeheimen, hoort
Uw talrijk volk in 't rond.

40:6
G' onthoudt, o Heer', dan Uw barmhartigheên
Mij nooit in knellend zielsgevaar,
Dat mij Uw gunst en trouw bewaar',
Daar ik door ramp op ramp mij vind bestreên.
Ik voel mij aangegrepen,
Door zonden fel benepen,
Een heir niet t' overzien,
Die ik veel minder dan
Mijn hoofdhaar tellen kan;
Zij doen mijn krachten vlien.

40:7
't Behaag, U mij te redden uit den nood;
O Heer', bied vaardig onderstand,
En overstort met schaamt' en schand'
Hen, die mijn ziel vervolgen tot den dood;
Laat z' achterwaarts gedreven,
Met schand' in 't vluchten sneven,
Wier lust is in mijn kwaad.
Verwoesting zij het loon,
Voor al den schimp en hoon
Van hem, die mij versmaadt.

40:8
Verheug het volk, verblijd hen allen, Heer',
Die naar U zoeken t' elken stond';
Leg steeds Uw vrienden in den mond:
"Den groten God zij eeuwig lof en eer!"
Schoon 'k arm ben en ellendig,
Denkt God aan mij bestendig;
Gij zijt mijn hulp, mijn kracht,
Mijn redder, o mijn God,
Bestierder van mijn lot,
Vertoef niet, hoor mijn klacht.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 41

  1. lamenasse'h mizmor ledawid:
    Voor de koorleider een psalm van David.
    [40:1] In finem. Psalmus ipsi David.

  2. asre maskil el-dal beyom ra'a yemalletehu yhwh:
    Rijk gezegend de aandacht bestedende aan zwakke op een dag van kwaad zal hem uitredden de HERE.

  3. De HERE zal hem bewaren en Hij zal hem doen leven hij zal gelukkig/gezegend zijn in het land en Hij zal hem niet overgeven aan de begeerte van zijn vijanden.

  4. De HERE zal hem ondersteunen op bed van ziekte geheel zijn ligbed U zult veranderen tijdens zijn ziekte.

  5. Ik zei HERE wees mij genadig genes mijn ziel wat ik zondigde tegen U.

  6. Mijn vijanden spreken kwaad over/tegen mij wanner hij zal sterven en zal vergaan zijn naam?

  7. En indien komt [iemand] om [mij] te zien valsheid/leegte spreekt zijn hart het verzameld slechtheid voor zixhzelf hij gaat uit naar buiten hij spreekt.

  8. Samen over mij zij fluisteren met elkaar al mijn haters tegen mij zij bedenken/maken plannen tegen mij kwaad.

  9. Belial/Zaak van nietswaardigheid uitgegoten op hem en waar hij neerligt hij zal niet voortgaan op te staan:





  10. [40:14] Benedictus Dominus Deus Israël a sæculo et usque in sæculum. Fiat, fiat.

41:1
Welzalig hij, die zich verstandig draagt
Bij een ellendig mens;
De HEER zal hem, wanneer hij treurt en klaagt,
Bevrijden naar zijn wens;
Behoeden, en doen leven, hier op aard',
In vreê en zaligheid;
Nooit van zijn God verlaten, maar bewaard
Voor 's vijands boos beleid.

41:2
De HEER zal hem, op 't ziekbed neergestort,
Versterken door Zijn kracht;
Gij maakt, dat zelfs zijn ganse leger wordt,
Veranderd door Uw macht.
Ik heb tot God geroepen om gena;
'k Zei in mijn angst en leed:
"Genees mij, Heer', die bij U schuldig sta,
En tegen U misdeed."

41:3
In plaats van troost, vervolgt mij 's vijands blaam.
Zij zeggen tot elkaar:
"Waar blijft zijn dood, wanneer vergaat zijn naam?"
Komt iemand van die schaar,
Om mij te zien, dan spreekt hij vals, en smeedt
Mij kwaad, zoveel hij kan;
Als hij terug van mij naar buiten treedt,
Spreekt hij er and'ren van.

41:4
Zij momp'len saam, vervuld met bitt'ren haat;
Van raadslaan nimmer moê,
Bedenken zij een goddeloos verraad.
Men zegt: "Gods geselroê
Treft hem gewis, een schenddaad kleeft hem aan;
Hij ligt voor eeuwig neer;
Nu zult gij hem niet weder op zien staan,
Hersteld gelijk weleer."

41:5
Zelfs hij, op wien ik heb vertrouwd,
Mijn vreê- en disgenoot,
Verhief zijn hiel, en sloeg mij fier en stout,
Terwijl hij at mijn brood.
Maar Gij, o Heer', schiet tot mijn hulpe toe;
Bewijs gena, en red,
En richt mij op; dat ik vergelding doe,
En d' ontrouw palen zett'.

41:6
Ik ken Uw gunst, ik ken Uw trouw hieraan,
Dat zich mijn vijand niet
Beroemen zal, noch ik te gronde gaan;
Wijl Gij mij bijstand biedt,
Mij onderhoudt in mijn oprechtigheid,
En, voor Uw aangezicht,
Met teed're zorg en trouwe hulp geleidt
naar 't eeuwig zalig licht.

41:7
Looft Isrels God; roept door all' eeuwigheên,
Des HEEREN grootheid uit;
Dat elk met mij zijn lofzang en gebeên,
Met Amen, Amen sluit'.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 42

  1. lamenasseh
    Voor de koorleider, een onderwijzing van de zonen van Korach.
    [41:1] In finem. Intellectus filiis Core.

  2. ke'ayyal
    Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
    [41:2]

  3. sama
    [41:3]

  4. hayeta-lli
    [41:4]

  5. elleh
    [41:5]

  6. mah-ttistohahi
    [41:6]

  7. elohay alay
    [41:7]

  8. tehom-el-tehom
    [41:8]

  9. yomam
    [41:9]

  10. omera
    [41:10]

  11. beresah
    [41:11]

  12. mah-ttistohahi napsi umah-tthemi alay hohili le'lohim ki-od odennu yesu'ot panay welohay:
    [41:12]

42:1
't Hijgend
Schreeuwt
Van
Dan
Ja,
God des
Zal ik
In Uw huis Uw naam verhogen?

42:2









42:3









42:4









42:5
Maar de HEER








42:6
'k Zal








42:7
O mijn ziel wat buigt







1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 43

  1. sapeteni





43:1
Geduchte
Strijd
Van
Gerechtigheid
Opdat
En

43:2
M
G
W
W
D
G
43:3
Z
E
T
D
T
D
43:5

Z
E
T
D
T
D

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 44


44:1









44:2









44:3









44:4









44:5









44:6









44:7









44:8









44:9









44:10









44:11









44:12









44:13









44:14




1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 45 (een klein Hooglied)

  1. lamenasse'h al-sosannim libne-qorah maskil sir yedidot:

  2. rahas libbi dabar tob omer ani ma'asy lemelek lesoni et soper mahir:

  3. yapeyapita mibbene adam husaq hen bspetoteka al-ken berakeka elohim le'olam:

  4. hagor-harbeka al-yarek gibbor hodeka wahadareka:

  5. wahadareka selah rekab al-debar-emet we'anwa-sedeq wetoreka nora'ot yemineka:

  6. hisseka senunim ammim tahteka yippelu beleb oyebe hammelek:

  7. kis'aka elohim olam wa'ed sebet misor sebet malkuteka:

  8. ahabta sedeq wattisna resa al-ken mesahaka elohim eloheka semen sason mehabereka:

  9. mor-wa'ahalot qesi'ot kol-bigdoteka min-hekele sen minni simmehuka:

  10. benot melakim beyiqqeroteka nisseba segal limineka beketem opir:

  11. sim'i-bat ure'i wehatti azenek wesikhi ammek ubet abik:

  12. weyit'aw hammelek yapeyek ki-hu adonayik wehistahawi-lo:

  13. ubat-sor beminha panayik yehallu asire am:

  14. kol-kebuda bat-melek kol-kebuda bat-melek penima mimmisbesot zahab lebusah:

  15. lirqamot tubal lammelek betulot ahareha re'oteha muba'ot lak:

  16. tubalna bismahot wagil tebo'ena behekal melek:

  17. tahat aboteka yihyu baneka tesitemo lesarim bekol-ha'ares:

  18. azkira simka bekol-dor wador al-ken ammim yehoduka le'olam wa'ed:

45:1







Dies

45:2








45:3








45:4








45:5








45:6








45:7








45:8






In eeuwigheid, uit aller volk'ren mond.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 46

  1. lamenasse'h libne-qorah al-alamot sir:
    Een lied op Alamoth, voor de koorleider, van de zonen van Korach.

  2. elohim lanu mahaseh wa'oz ezra besarot nimsa me'od:
    God is ons een toevlucht en vesting; Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden.

  3. al-ken lo-nira behamir ares ubemot harim beleb yamim:
    Daarom zullen wij niet bevreesd zijn, al veranderde de aarde van plaats en werden de bergen verzet naar het hart van de zeeën.

  4. yehemu yehmeru memayw yir'asu-harim bega'awato sela:
    Laat haar water bruisen, laat het schuimen, laat de bergen beven door haar onstuimigheid. Sela

  5. nahar pelagayw yesammehu ir-elohim qedos miskene elyon:
    De beekjes van de rivier verblijden de stad van God, het heiligdom, de woningen van de Allerhoogste.

  6. elohim beqirbah bal-timmot yazereha elohim lipnot boqer:
    God is in haar midden, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.

  7. hamu goyim matu mamelakot natan begolo tamug ares:
    De heidenvolken tierden, de koninkrijken wankelden; Hij liet Zijn stem klinken: de aarde smolt weg.

  8. yhwh sebaoth immanu misgab-lanu elohe ya'aqob sela:
    De HEERE van de legermachten is met ons; de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela

  9. leku-hazu mip'alot yhwh aser-sam sammot ba'ares:
    Kom, zie de daden van de HEERE, Die verwoestingen op de aarde aanricht;

  10. masbit milhamot ad-qeseh ha'ares qeset yesabber weqisses hanit agalot yisrop ba'es:
    Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, de boog breekt en de speer in stukken slaat, de wagens met vuur verbrandt.

  11. harpu ude'u ki-anoki elohim arum baggoyim arum ba'ares:
    Geef het op en weet dat Ik God ben; Ik zal geroemd worden onder de heidenvolken, Ik zal geroemd worden op de aarde.

  12. yhwh sebaot immanu misgab-lanu elohe ya'aqob sela:
    De HEERE van de legermachten is met ons; de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela

46:1
God is








46:2
Laat vrij








46:3
Geen onheil








46:4
De HEER








46:5
God stilt








46:6
De HEER
Is met ons
De HEER
Is

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 47

  1. lamennasse'h libne-qorah mizmor:

  2. kol-ha'ammim tiq'u-kap hari'u le'lohim beqol rinna:

  3. ki-yhwh elyon nora melek gadol al-kol-ha'ares:

  4. yadber ammim tahtenu ule'ummim tahat raglenu:

  5. yibhar-lanuet-nahalatenu et ge'on ya'akob aser-aheb sela:

  6. ala elohim bitru'a yehoa beqol sopar:

  7. zammeru elohim zammeru zammeru lemalkenu zammeru:

  8. ki melek kol-ha'ares elohim zammeru maskil:

  9. malak elohim al-goyim elohim yasab al-kisse qodso:

  10. nedibe ammim ne'esapu am elohe abrakam ki lelohim maginne'eres me'od na'ala:
47:1
Juicht
Handklapt
Onze
Weest
Zingt
Buigt
Alles
Alles
Zijne majesteit
Maakt haar heerlijkheid,
Over 't rond der aard,
Wijd en zijd vermaard.

47:2
Naar











47:3
God











47:4
Zingt
Opdat
Hoe
Over
Hoe
Geeft
Daar
Eed'len
Nu
Straalt
Delen
Eren

47:5
D'eersten
Die
Naar
Zijn
Eren
God munt uit in kracht

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 48









  1. ka'aser






  2. ki

48:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 49

  1. lamenasseh libne-qorah mizmor:
    Voor de koorleider van de zonen van Korach een psalm.
    Een psalm, voor de koorleider, van de zonen van Korach.
    Hear this, all ye people; give ear, all ye inhabitants of the world:
    48:1 In finem, filiis Core. Psalmus.

  2. sim'u-zo't kol-ha'ammim ha'azinu kol-yosebe haled:
    Hoor dit al de volken geeft gehoor alle inwoners van wereld.
    Hoor dit, alle volken, neem het ter ore, alle bewoners van de wereld,
    Both low and high, rich and poor, together.
    Audite hæc, omnes gentes; auribus percipite, omnes qui habitatis orbem:

  3. gam-bene adam gam-bene'is yahad asir we'ebyon:
    Ook kinderen van mens(heid) ook kinderen van man samen/zowel rijk(e) als behoeftig(e).
    zowel eenvoudigen als aanzienlijken, rijk en arm samen.

  4. pi yedabber hokmot wehagut libbi tebunot:
    Mijn mond zal spreken wijsheden en de overdenking van mijn hart (met) verstandigheden.
    Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking van mijn hart zal vol inzicht zijn.

  5. atteh lemasal azeni eptah bekinnor hidati:
    Ik zal neigen/uitstrekken tot spreuk mijn oor ik zal openen met harp mijn raadsel.
    Ik zal mijn oor neigen tot een spreuk, ik zal mijn verborgenheden onthullen bij harpspel.

  6. lamma ira bime ra awon aqebay yesubeni:
    Waarom zal ik vrezen in dagen van kwaad [als] ongerechtigheid van mijn hielen mij omringt?
    Waarom zou ik bevreesd zijn in dagen van onheil, wanneer de onrechtvaardigen mij op de hielen zitten en mij omringen?

  7. habbothim al-helam uberob aseram yithallalu:
    De vertrouwenden op hun vermogen/sterkte en op de veelheid van hun rijkdom zij beroemen zich.
    Zij vertrouwen op hun vermogen en beroemen zich op hun grote rijkdom.

  8. Niemand van hen kan zijn broeder metterdaad verlossen, hij kan God zijn losgeld niet geven






  9. zeh

  10. kasso'n lis'ol sattu mawet yirem wayyirdu bam yesarim labboqer wesyyram leballot se'ol mizzebul lo:
    Als kleinvee voor graf zij zijn aagewezen dood zal hen weiden en zullen heersen over hen rechtn in de morgen en hun gedaante/rots om te vernietigen graf/sjeool/dodenrijk vanuit woning van hem.
    Als schapen zet men hen in het graf, de dood zal hen weiden. De oprechten zullen in de morgen over hen heersen, het graf zal hun gestalte doen wegteren, ver van hun woning.
    But God will redeem my soul from the power of the grave: for he shall receive me. Selah.
    Mais Dieu sauvera mon âme du séjour des morts, Car il me prendra sous sa protection. -Pause.
    Sie liegen in der Hölle wie Schafe, der Tod weidet sie; aber die Frommen werden gar bald über sie herrschen, und ihr Trotz muß vergehen; in der Hölle müssen sie bleiben.
    Sicut oves in inferno positi sunt: mors depascet eos. Et dominabuntur eorum justi in matutino; et auxilium eorum veterascet in inferno a gloria eorum.

  11. ak-elohim

  12. al-tira

  13. ki

  14. ki-napso

  15. tabo ad-dor abotayw ad-nesah lo yir'u-'or:
    Zij zal komen/komt tot geslacht van zijn vaderen tot eeuwigheid niet zij zullen licht zien.
    toch zal hij komen tot het geslacht van zijn vaderen; voor altijd zullen zij het licht niet zien.

  16. adam biqar welo yabin nimsal kabbehemot nidmu:
    Mens/heid in/met eer/kostbaarheid/pracht maar niet hij begrijpt hij wordt gelijk als de dieren zij vergaan.
    De mens, die wel in aanzien is, maar geen inzicht heeft, wordt gelijk aan de dieren, die vergaan.

49:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 50


50:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 51


51:1
Gena, o God
Verschoon
Delg
Uw
Ai,
Mijn
Zie
En

51:2
Want
Mijn
'k Heb
Uw
Ik
Dies
'k Erken
Uw

51:3
't Is
Neen,
Mijn
Reeds
Zie,
Gij,
Gij,
En

51:4

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 52

  1. 52

52:1
Waartoe






52:2

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 53


53:1






53:2





53:3




53:4
Heeft
Geen
Met
Zij
Zelfs

53:5
Op
Want
Hun
Hebt
Dit boos geslacht.

53:6
Och
Voor
En
En
Aan zijnen HEER.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 54


54:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 55


55:1
O






55:2
't Geroep






55:3







55:4







55:5







55:6







55:7







55:8







55:9







55:10







55:11







55:12







55:13







55:14
Gij, HEER, Gij zet de boze palen





1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 56

  1. 5601

56:1.
Genâ, o God, bescherm mij door Uw hand;
Zie,
Zie,

56:2

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 57


57:1






57:2






57:3






57:4






57:5




Mijn psalmgezang

57:6




Uw naam alom de plechtigst'eer bewijzen

57:7




Laat ieder die door heel de wereld zingen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 58


58:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 59


59:1









59:2









59:3









59:4









59:5









59:6









59:7









59:8









59:9









59:10







Zich over mij heeft uitgebreid.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 60


60:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 61

  1. lamenasse'h al-neginat ledawid:

  2. sim'a elohim rinnati haqsiba tepillati:

  3. miqseh ha'ares eleka eqra ba'atop libbi besur-yarum mimmenni tanheni:

  4. ki-hayita mahseh li migdal-oz mippene oyeb:

  5. agura be'ahaleka olamim eheseh beseter kenapeka ssela:

  6. ki-atta elohim samata lindaray natatta yerussat yire semeka:




61:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 62

  1. lamenasseh al-yedutun mizmor ledawid:
    Voor de koorleider naar (melodie) Jedutun een psalm van David.

  2. ak el-elohim dumiyya napsi mimmennu yesu-ati:
    Waarlijk/Alleen tot God rust/stilte (is) mijn ziel van Hem (is) mijn verlossing.

  3. ak-hu suri wisu'ati misgabbi lo-emmot rabba:
    Waarlijk/Alleen Hij mijn rots en mijn verlossing mijn toevlucht ik zal niet wankelen veel.

  4. ad-ana tehotetu al-is teossehu kullekem keqir natuy gader haddehuya:

  5. ak misse'eto ya'asu lehaddi'h yirsu kazab beqiw yebareku ubeqirbam yegalelu-sela:

  6. ak lelohim dommi napsi ki-mimmennu tiqwati:

  7. ak-hu suri wisuati misgabbi lo emmot:

  8. al-elohim yisi

  9. bithu

  10. ak

  11. al-tibtehu

  12. ahat

  13. uleka-adonay

62:1
Mijn ziel
Van Hem
Hij immers
Mijn heil
Mijn toevlucht
Ik zal geen grote wank'ling vrezen.

62:2
Hoe
Het
Uw
Haast
Zo
Een

62:3
Zij






62:4







62:5



62:6



62 :7



62:8
Eenmaal
Tot tweemaal
"Dat
Ook
Dies
Vergelding

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 63


63:1
O God,
Mijn God
Zo ras wij






63:2









63:3









63:4









63:5









63:6








1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 64


64:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 65

  1. lamenasse'h mizmor ledawid sir:

  2. leka dumiyya tehilla elohim besiyyon uleka yesullam-neder:

  3. some tepilla adeka kol-basar yabou:

  4. dibre awonot gaberu menni pesaenu atta tekapperem:

  5. asre tibhar uteqareb yiskon hasereka nisbea betub beteka qedos hekaleka:

  6. noraot besedeq ta'anenu elohe yis'enu mibtah kol-qaswe-eres weyam rehoqim:

  7. mekin


65:1
De






Ootmoedig tot U treên.

65:2









65:3









65:4









65:5









65:6









65:7









65:8









65:9
De velden zijn bedekt met kudden;






Uw goedheid en Uw lof.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 66

  1. lamenasseh
    Een lied, een psalm, voor de koorleider. Juich voor God, heel de aarde!

  2. Zing psalmen voor Zijn heerlijke Naam, geef Hem lof en eer.


66:1
Juich
De
Zing
Verhef
Zeg
Gij
O
Die veinzend buigen voor Uw macht.

66:2
Al
Het
Gezangen
De
Komt
Wat
Hetzij
Bezoekt

66:3
God baande
En
Daar
Nadat
Hij
Zijn
Hij
Hij

66:4
Looft







66:5
Een







66:6
Door







66:7
Ik zal het







66:8
Komt, luistert







66:9
Waar' ik door ongerechtigheden







66:10
God
Lof
Die
Noch

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 67

  1. lamenasseh

  2. elohim

  3. lada'at

  4. yoduka

  5. yismehu

  6. yoduka

  7. eres

  8. yebarekenu
67:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 68

  1. lamenasseh

  2. yaqum

  3. kehindop

  4. wesaddiqim

  5. siru

  6. abi

  7. elohim

  8. elohim

  9. eres

  10. gesem

  11. hayyateka

  12. adonay

  13. malke

  14. im-tiskebun

  15. bepares

  16. har-elohim

  17. lamma

  18. rekeb

  19. alita

  20. baruk adonay yom yom ya'amas-lanu ha'el yesu'atenu sela:
    Gezegend de Here dag dag Hij draagt (last) voor ons de God onze verlossing. Sela.

  21. ha'el lanu el lemosa'ot welehwih adonay lammawet tosa'ot:

  22. ak-elohim yimhas ro's oyebayw qadeqod se'ar mithallek ba'asamayw:

  23. amar

  24. lema'an

  25. ra'u

  26. qiddemu

  27. bemaqhelot

  28. sam

  29. siwwa

  30. mehekaleka

  31. gear

  32. ye'etayu

  33. mamlekot

  34. larokeb

  35. tenu

  36. nora elohim mimmiqdaseka el yisra'el hu noten oz weta'asumot la'am baruk elohim:

68:1
De HEER zal opstaan tot de strijd;
Hij zal zijn haters, wijd en zijd,
Verjaagd, verstrooid doen zuchten;
Hoe trots Zijn vijand wezen moog',
Hij zal voor Zijn ontzagg'lijk oog,
Al sidderende vluchten.
Gij zult hen, daar G'in glans verschijnt,
Als rook en damp, die ras verdwijnt,
Verdrijven en doen dolen.
't Godd'loze volk wordt haast tot as;
't Zal voor Uw oog vergaan, als was,
Dat smelt voor gloênde kolen.

68:2
Maar 't vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen;
Hun blijdschap
Door 't licht
Ten
Heft Gode
Verhoogt
Laat al wat
Bereidt de weg,
Die door de
Zijn naam is HEER der heren.

68:3
Springt
Die,
Een Vader is der wezen;
Die
Die
En
Een


En
Maar
Doet

68:4












68:5












68:6












68:7












68:8












68:9












68:10












68:11












68:12












68:13












68:14












68:15












68:16
Gij
Heft
Van
Waar
Zijn
En
Geeft
HIj
En
Erkent
Hij doet Zijn sterkte boven lucht.
En boven wolken wonen.

68:17
Hoe
Uit
Aanbuid
'Is
Van
Looft God; elk moet hem vrezen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 69


69:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 70


70:1



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 71

  1. beka-yhwh hasiti al-ebosa le-olam:
    Bij U HERE schuil ik laat mij niet beschaamd worden vooor eeuwig.

  2. besidqateka tassileni utepalleteni hatteh-elay ozneka wehosi'eni:
    In/Door uw gerechtigheid verlos mij bevrijd mij neig tot mij uw eer en red mij.



71:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 72

  1. lislomoh elohim mispateka lemelek ten wesidqateka leben-melek:

  2. yadin

  3. yisu

  4. yispot

  5. yira'uka

  6. yered

  7. yiprah-beyamayw saddiq

  8. weyerde miyyam

  9. lepanayw

  10. malke

  11. weyistahawu-lo

  12. ki-yassil

  13. yahos

  14. mittok

  15. wihi

  16. yehi

  17. yehi

  18. baruk

  19. ubaruk

  20. kollu tepillotdawid ben-yisay:

72:1
Geef, HEER, de Koning Uwe rechten,
En Uw gerechtigheid
Aan
Te
Dan
Rechtvaardig
En
Hun recht doen op hun klacht.

72:2
De bergen
De heuvels
Hij zal
Het heil

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 73

  1. mizmor le'asap 'ak tob leysra'el elohim lebare lebab:
    Een psalm van Asaf echt/ja/zeker goed voor Israel God voor reinen van hart.
    Een psalm van Asaf. Ja, God is goed voor Israël, voor hen die zuiver van hart zijn.

  2. wa'ani kim'at natawuy raglay ke'ayin suppeku asuray:
    Maar ik bijna waren afgeweken/was gestruikeld mijn voeten als niets waren/was uitgegleden mijn voetstappen.
    Maar wat mij betreft, mijn voeten waren bijna uitgegleden, mijn schreden waren haast uitgeschoten,

  3. ki-qinne'ti baholelim selom resa'im er'eh:
    Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen/arroganten voorspoed/welzijn van goddelozen zag ik.
    want ik was jaloers op de dwazen, toen ik de vrede van de goddelozen zag.

  4. ki 'en harsubbot lemotam ubari ulam:
    Want (er zijn) geen banden/belemmeringen tot/in/bij hun dood en vet hun buik/lichaam.
    Tot aan hun dood zijn er immers geen boeien, en hun kracht is fris.

  5. ba'amal enos enemo we'im-adam lo yenugga'u:
    In moeite van mens zij niet en met mens niet zij worden geplaagd.
    Zij verkeren niet in moeiten, zoals andere stervelingen, en worden niet gekweld met andere mensen.

  6. laken anaqatmo ga'awa ya'atap-sit hamas lamo:

  7. yasa meheleb enemo aberu maskiyyot lebab:

  8. yamiqu widabberu bera oseq mimmarom yedabberu:

  9. sattu bassamayim pihem ulesonam tihalak ba'ares:

  10. laken yasyyb ammo halom ume male yimmasu lamo:

  11. we'ameru eka yada'el weyes de'a be'elyon:

  12. hinneh-elleh resa'im wesalwe olam hisgu-hayil:

  13. ak-riq zikkiti lebabi wa'erhas beniqqayon kappay:

  14. wa'ehi nagu kol-hayyom wetokahti labbeqarim:

  15. im-amarti asappera kemo hinneh dor baneka bagadti:

  16. wa'ahasseba lada'at zo't amal hyy' be'enay:

  17. ad-abo el-miqdese-el abina le'aharitam:

  18. 'ak bahalaqot tasit lamo hippaltam lemassu'ot:

  19. 'ek hayu lesamma keraga sapu tammu min-ballahot:









  20. wa'ani

73:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 74

  1. maskil le'asap lama elohim zanahta lanesah yesan appeka beson mariteka:


74:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 75











  1. wekol-qarne

75:1







75:2

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 76

  1. lamenasse'h binginot mizmor le'asap sir:

  2. noda

  3. wayehi

  4. samma

  5. na'or

  6. estolelu

  7. migga'arateka elohe

  8. atta

  9. missamayim

  10. bequm-lammispat

  11. ki-hamat

  12. nidaru

  13. yibsor

76:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 77

  1. lamenasse'h al-yeditun le'asap mizmor:

  2. qoli el-elohim we'es'aqa qoli el-elohim weha'azin elay:

  3. beyom serati adonay darasti yadi layela niqqera welo tapuq me'ana hinnahem napsi:

  4. ezkera elohim we'ehemaya asiha wetit'attep ruhi sela:

  5. ahazta semurot enay nip'amti welo adabber:

  6. hissabti yamim miqqedem senot olamim:

  7. ezkera neginati ballayela im-lebabi asiha wayehappes ruhi:

  8. hal'olamim yizna adonay welo-yosip lirsot od:

  9. he'apes lanesah hasdo gamar omer ledor wador:

  10. hasakah hannot el im-qapas be'ap rahamayw sela:

  11. wa'omar halloti hi senot yemin elyon:

  12. ezkyor ma'alele-yah ki-ezkera miqqedem pil'eka:

  13. wehagiti bekol-po'oleka uba'aliloteka asiha:

  14. elohim

  15. atta

  16. ga'alta

  17. ra'uka

  18. zoremu

  19. qol

  20. bayyam

  21. nahita

77:1
Mijn geroep, uit angst en vrezen,
Klimt tot God, het Opperwezen;
God, die, in mijn ongeval,
D'oren tot mij neigen zal.
'k Zocht Hem in mijn bange dagen;
'k Bracht de nachten door met klagen;
'k Liet niet af, mijn hand en oog,
Op te heffen naar omhoog.

77:2
'k Schatte mij geheel verloren;
'k Mocht
Als
Loosd'
Peinsd'
Vrucht'loos
Dacht
Mijne

77:3
Slaap
'k Was
En, v
Wars
'k
Jaren
En
Van

77:4
'k Dacht




77:5
"Zou

77:6
"Zou God

77: 7
'k Zal gedenken,
Ons
'k Zal

77:8
Heilig
Niemand
Wie,
Groot
Ja,
Wond'ren
Gij
Groot

77:9
Door
Hebt
Jakobs
Vrijgemaakt
't Water
't Water
Steigerden
D'afgrond

77:10
Dikke wolken goten water;
Hoger zwerk gaf fel geklater;
Uwe pijlen, zo geducht,
Vlogen vlammend door de lucht;
't Zwaar geluid der donderslagen
Deed het al in 't ronde wagen;
En de wereld werd verlicht,
Door herhaalde biksemschicht.

77:11
D'aarde sloeg van schrik aan 't beven,
Toen z' U langs Uw pad zag streven,
Zee en grote waters door,
In het nooit ontdekte spoor;
Toen G' Uw volk den weg bereiddet,
Daar Gij 't als een kudde leiddet;
Mozes'en Aärons hand
Bracht hen dus naar 't heilig land.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 78

  1. maskil
    Een onderwijzing van Asaf. Mijn volk, neem mijn onderricht ter ore, neig uw oor tot de woorden van mijn mond.

  2. epteha
    Ik wil mijn mond met spreuken opendoen en van aloude verborgenheden doen overvloeien,

  3. aser
    die wij gehoord hebben en weten en onze vaders ons verteld hebben.

  4. lo
    Wij zullen ze niet verbergen voor hun kinderen, maar aan de volgende generatie de loffelijke daden van de HEERE vertellen, Zijn kracht en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.

  5. wayyaqem
    Want Hij heeft een getuigenis ingesteld in Jakob, een wet vastgesteld in Israël; die heeft Hij onze vaderen geboden om ze hun kinderen bekend te maken,

  6. opdat de volgende generatie ze zal kennen, de kinderen die geboren zullen worden, en zij opstaan en ze weer aan hun kinderen vertellen;

78:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 79

  1. mizmor le'asap elohim ba'u goyim benahalateka timmeu ethekal qodseka samu etyerusalaim le'iyyim
    Een psalm van Asaf. God kwamen volken in uw bezit zij verontreinigden de tempel/het paleis van uw heiligdom, zij stelden Jeruzalem tot puinhopen.


1.
tekst79

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 80

  1. lamenasse'h el-sosannim edut le'asap mizmor:
    Voor de koorleider

  2. ro'eh yisra'el ha'azina noheg kasso'n yosep yoseb hakkerubim hopi'a:

  3. lipne

















  4. yhwh elohim seba'ot hasibenu ha'er paneka weniwwase'a:

80:1
Neem
Die
Als
Die
U
Verschijn weer blinkend met Uw licht.

80:2
Die glans
Toon Benjamin
Verloos Manasse
Getrouwe
Verlos ons
Van

80:3
Hoe lang
Verwerpt
Hoe
Gij
Gij
Met

80:







80:







80:







80:







80:







80:







80:







80:11
Behoud ons,HEER der legermachten,
Zo zullen w' ons voor afval wachten;
Zo knielen w' altoos voor U neer.
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons; toon ons 't lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 81

  1. lamenasse'h

  2. harninu

  3. se'u-zimra

  4. tiq'u

  5. ki

  6. edut

  7. hasiroti

  8. bassara

  9. sama

  10. lo-yihyeh

  11. anoki

  12. welo-sama

  13. wa'asallehehu bisrirut

  14. lu

  15. kim'at

  16. mesan'e

  17. wayya'akilehu

81:1
Zing nu blij te moê
't Machtig Opperwezen
Enen lofzang toe;
Om ons heligenot
Worde Jakobs God
Met gejuich geprezen.

81:2
Zingt

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 82

  1. mizmor

  2. ad-matay

  3. siptu-dal

  4. palletu-dal

  5. lo

  6. ani-amarti

  7. aken

  8. quma

82:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 83

  1. sir mizmor le'asap:

  2. elohim al-domi-lak al-teheras we'al-tisqot el:







  3. gam-assur










  4. weyed'u ki-atta simka yhwh lebaddeka elyon al-kol-ha'ares:

83:1
In
Staat
Hij oordeelt
In
Hoe lang
Een onrechtvaardig
En acht slaan
Der

83:2
Toont
Doet
Rechtvaardigt
Verdrukt
Verlost
En
Rukt
Gerechtigheid

83:3
Maar
Men
Men
Het
Dies
'k Heb
Dat
En

83:4
Gij
En
Eens
In
Sta
Ai
Want
De volkeren in eigendom

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 84

  1. lamenasse'h

  2. mah-yyedidot

  3. niksepa

  4. gam-sippor

  5. asre

  6. asre

  7. obere

  8. yeleku

  9. yhwh

  10. maginnenu

  11. ki

  12. ki

  13. yhwh seba'ot asre adam bote'h bak:

84:1
Hoe lieflijk, hoe vol heigenot,
O HEER, der legerscharen God,
Zijn mij Uw huis en tempelzangen.
Hoe branden mijn genegenheên,
Om 's HEEREN voorhof in te treên.




84:2
Zelfs
De
In
Bij U
Verwacht




84:3
Welzalig








84:4
Zij gaan








84:5
O God, die








84:6
Want God, de HEER, zo goed, zo mild,






En zich geheel aan U vertrouwt.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 85

  1. lamenasseh libne-qorah mizmor:
    Voor de koorleider voor de kinderen van Korach een psalm.
    Een psalm, voor de koorleider, van de zonen van Korach.
    Oratio ipsi David. Inclina, Domine, aurem tuam et exaudi me, quoniam inops et pauper sum ego.

  2. rasita yhwh arseka sabta sebiwt ya'aqob:
    U had welgevallen (aan)/was welgezind HERE uw land U keerde de gevangenschap / het lot van Jacob.
    U bent Uw land goedgezind geweest, HEERE, U bracht een omkeer in de gevangenschap van Jakob.
    Custodi animam meam, quoniam sanctus sum; salvum fac servum tuum, Deus meus, sperantem in te.

  3. nasata
    De ongerechtigheid van Uw volk hebt U weggenomen, U hebt al hun zonden bedekt. Sela

  4. asapta
    U hebt al Uw verbolgenheid weggenomen, U hebt Zich van Uw brandende toorn afgewend.

  5. subenu
    Breng ons terug, o God van ons heil, doe Uw toorn over ons teniet

  6. hal-olam
    Zult U voor eeuwig toornig op ons zijn, Uw toorn laten duren van generatie op generatie?

  7. halo-atta
    Zou Ú ons niet weer levend maken, zodat Uw volk zich in U verblijdt?

  8. har'enu
    Toon ons Uw goedertierenheid, HEERE, geef ons Uw heil.

  9. esmea
    Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal, want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstelingen van vrede spreken; maar laten zij niet tot dwaasheid terugkeren.

  10. ak qarob
    Zeker nabij tot zijn vrezenden zijn verlossing/heil om te wonen eer/glorie in ons land.
    Ja, Zijn heil is nabij hen die Hem vrezen, zodat er eer in ons land woont.

  11. hesed-we'emet
    Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkaar, gerechtigheid en vrede kussen elkaar.

  12. emet
    Trouw komt op uit de aarde, gerechtigheid ziet uit de hemel neer.

  13. gam-yhwh
    Ook geeft de HEERE het goede, en geeft ons land zijn opbrengst.

  14. sedeq
    Gerechtigheid gaat voor Zijn aangezicht uit, Hij zet haar langs de weg waar Zijn voetstappen staan.

85:1
Gij hebt Uw land, o HEER, die gunst betoond,
Dat Jacobs zaad opnieuw in vrijheid woont;
De schuld Uws volks hebt G'uit Uw boek gedaan;
Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan;
Gij vindt in gunst, en niet in wraak, Uw lust;
De hitte
O heilrijk
Keer af


85:2
Heeft
Zal
Of
Zult
Opdat
Dat
Geef
Uit vrije gunst, het zuchtend vaderland.


85:3
Merk
Hij
Zijn
Mits
Voorwar,
Hetwelk
Opdat
En zich aldaar op 't luisterrijkst vertoon'.


85:4
Dan wordt genâ van waarheid blij ontmoet;
De vrede met een kus van 't recht gegroet;
Dan spruit de trouw uit d'aarde blij omhoog;
Gerechtigheid ziet neer van 's hemels boog;
Dan zal de HEER ons 't goede weer doen zien;
Dan zal ons 't land zijn volle garven biên;
Gerechtigheid gaat voor zijn aangezicht,
Hij zet z'alom, waar Hij zijn treden richt.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 86

  1. tepilla

  2. samera

  3. honneni

  4. samme'h

  5. ki-atta

  6. ha'azina

  7. beyom

  8. en-kamoka

  9. kol-goyim

  10. ki-gadol

  11. horeni

  12. odeka

  13. ki-hasdeka

  14. elohim

  15. we'atta

  16. peneh

  17. aseh-immi ot

86:1
Neig
Om
'k Ben ellendig






86:2









86:3









86:4









86:5









86:6









86:7









86:8









86:9
Doe een teken mij ten goede,
Dat mijn haters in hun woede
Mogen zien, hoe, tot hun spijt,
Gij mij troost, en mij bevrijdt.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 87

  1. libne-qorah mizmor sir yesudato beharere-qodes:
    Van de zonen van Korach een psalm een lied zijn fundamenten (ligt/is) in/op bergen van heiligheid.
    Een psalm, een lied van de zonen van Korach. Zijn fundament rust op de heilige bergen.

  2. oheb yhwh sa'are Sion mikkol miskenot ya-aqob:
    Liefhebbende de HERE de poorten van Sion boven alle woonplaatsen van Jakob.
    De HEERE heeft de poorten van Sion lief boven alle woningen van Jakob.

  3. nikbador medubbar bak ir ha'elohim sela:
    Heerlijke dingen gesproken in u stad van (de) God! Sela.
    Zeer heerlijke dingen worden over u gesproken, stad van God!

  4. azkir rahab ubabel leyoday hinneh peleset wesor im-kus zeh yullad-sam:
    Ik zal vermelden Rahab en Babel als/aan/voor/[te zijn] onder mijn kennenden Filistea en Tyrus met Nubië deze werd geboren daar.
    Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen; zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet: die zijn daar geboren.

  5. ulasiyyon ye'amer is we'is yulla-bah wehu yekoneneha elyon:
    Van Sion wordt gezegd: Man voor man is erin geboren. De Allerhoogste Zelf doet haar standhouden.

  6. yhwh yispor biktob ammim zeh yullad-sam sela:
    De HEERE telt hen erbij, wanneer Hij de volken opschrijft, en zegt: Deze is daar geboren.

  7. wesarim keholelim kol-ma'yana bak:
    Zo/en zangers als/wanneer fluitspelenden/reidansenden: al mijn fonteinen in u!
    De zangers evenals zij die in reien dansen, zingen: Al mijn bronnen zijn in u!

87:1
Zijn grondslag
Heeft God
De HEER
Bemint

87:2
Men
O
'k Zie
Bij hen

87:3
De Filistijn




87:4
God zal ze zelf bevestigen en schragen,




87:5
Dan wordt mijn naam met lofgejuich geprezen;
Dan zullen daar de blijde zangers staan,
De speelliên op de harp en cimbel slaan,
En binnen u al mijn fonteinen wezen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 88



















  1. hirhaqta

88:1
O God mijn heils, mijn toeverlaat,






88:2







88:3







88:4







88:5







88:6







88:7







88:8







88:9







88:10







88:11
Gij hebt én metgezel én vrind,
Van mij verwijderd in mijn lijden,
Zodat mijn ziel, hoe z' ook moet strijden,
Bij niemand heul of bijstand vindt;
'k Zoek hen vergeefs, 'k moet eenzam wenen;
Al mijn bekenden zijn verdwenen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 89

  1. maskil le'etan ha'ezrahi:
    Een onderwijzing van Etan, de Ezrachiet.
    Een onderwijzing van Etan, de Ezrahiet.

  2. hasde yhwh olam asira ledor wador odi emunateka bepi:
    De barmhartigheden/gunstbewijzen van de HERE eeuwig ik zal bezingen van geslacht en geslacht ik zal bekend maken uw trouw met mijn mond.
    Ik zal de blijken van goedertierenheid van de HEERE eeuwig bezingen, van generatie op generatie Uw trouw met mijn mond bekendmaken.

  3. ki-amarti olam hesed yibbaneh samayim takin emunateka bahem:
    Want ik zei eeuwig verbondsliefde/-trouw is bevestigd/gebouwd hemel U vestigde uw trouw in hen.
    Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal voor eeuwig gebouwd worden; Uw trouw hebt U vast doen staan in de hemel zelf.

  4. karati berit libhiri nisbati ledawid abdi:
    Ik sloot een verbond met mijn uitverkorene ik heb gezworen aan David mijn dienaar.

  5. ad-olam akin zar'eka ubaniti ledor-wador kis'aka sela:
    Voor eeuwig Ik zal (be)vestigen uw nakomelingen en ik zal bouwen van geslacht en geslacht uw troon sela.

  6. weyodu samayim pil'aka yhwh ap-emunateka biqhal qedosim:

  7. ki mi bassahaq ya'arok layhwh yidmeh layhwh bibne elim:

  8. el na'aras besod-qedosim rabba wenora al-kol-sebibayw:

  9. yhwh elohe seba'ot mi-kamoka:

  10. atta mosel bege-ut hayyam beso' gallayw atta tesabbehem:

  11. atta dikki'ta kehalal rahab bizro uzzeka pizzarta oyebeka:

  12. leka samayim ap-leka ares tebel umelo'ah atta yesadtam:

  13. sapon weyamin atta beratam tabor wehermon besimka yerannenu:

  14. leka zero im-gebura ta'oz yadeka tarum yemineka:

  15. sedeq umispat mekon kis'eka hesed we'emer yeqaddemu paneka:

  16. asre ha'am





































  17. baruk yhwh leolam amen we'amen:
    Gezegend de HERE voor eeuwig, amen, ja amen!

89:1.
'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên;
Uw waarheid t' allen tijd' vermelden door mijn reên.
Ik weet, hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen,
Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen;
Zo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken,
Zo min zal Uwe trouw ooit wank'len of bezwijken.

89:2
"Ik heb", dit was Uw taal, dit was Uw taal, "een vast verbond gemaakt
Met Mijnnen gunsteling, dien steeds Mijn oog bewaakt,
Ik
Aan
Ik
Uw zaad bevestigen, en uwen rijkstroon schragen."

89:3
De hemel
Uw waarheid
Daar
Want
En, w
Wie

89:4
God
En
Wie
Wie
Grootmachtig
Uw

89:5
Gij
Hoe
Gans
Uw
En
Zijn

89:6
Gij
Ginds
Gij hebt
Uw
Van recht
En waarheid en

89:7
Hoe
Zij
Zij
Uw
Uw
Maar

89:8
Gij
Uw
Wij
Door
Want
En

89:9
Gij hebt
Gezegd in een gezicht
"Ik
Hem uit het volk
'k Heb
En hem met heil'ge zalf aan Mij en 't rijk verbonden.

89:10
Mijn
Mijn
De
Door
Den
Noch

89:11
Ik
Verplett'ren
Mijn
Zijn
Zijn
Door

89:12
"Gij", zal hij zeggen
De
Een
Als
Mijn
En

89:13
Ik
Zolang
Maar
Zo
Zo
Dan

89:14
Dan
Bezoeken
Doch
Niet
'k Zal
't Geen

89:15
'k Heb
Zo
Zijn
Zo
Bevestigd
Staat

89:16
Maar
Gij
Gij
Zijn
Zijn
Zijn

89:17
Hij
Gij
Gij
Zijn
Gij
En

89:18
Zijn
De dagen
Met
Hoe
Zal
Gelijk

89:19
Gedenk
Het
Zou
Wie
Wie
Gelijk

89:20
Gedenk
Waarmee
Den smaad
Waarmede
Gij immers wilt of zult nooit onze hoop beschamen!
Den Heer zij eeuwig lof, en elk zegg': Amen, Amen!

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 90









  1. ki








  2. wihi no'am adonay elohenu alenu uma'aseh yadenu konena alenu uma'aseh yadenu konenehu:

90:1







90:2







90:3







90:4







90:5







90:6







90:7







90:8
Uw






90:9
Laat





1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 91











91:1
Hij
Wordt
Beveiligd
Beschaduwd
Dies
Voor
Mijn
Den

91:2


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 92

  1. 92

92:1
Laat
Met
't Is
Dat
't Zij
Ons
't Zij
Van
92:2
't Voegt







92:3








92:4








92:5








92:6








92:7








92:8








1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 93

  1. 93

1.
tekst

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 94

  1. el-neqamot yhwh 'el negamot hopta:

  2. hinnase sopet ha'ares haseb gemul al-ge'im:

  3. ad-matay resa'im yhwh 'ad-matay resa'im ya'alozu:

  4. yabbi'u yedabberu ataq yit'ammeru kol-po'ale 'awen:

  5. ammeka yhwh yedakke'u wenahalateka ye'annu:

  6. almana weger yaharogu witomim yerassehu:

  7. wayyo'meru lo yir'eh-yyah welo-yabin elohe ya'aqob:

  8. binu bo'arim ba'am ukesilim matay taskilu:

  9. hanota ozen halo yisma im-yoser ayin halo yabbit:

  10. hayoser goyim halo yok'i hamelammed adam da'at:

  11. yhwh yode'a mahsebot adam ki-hemma habel:

  12. asre haggeber aser-teyasserennu yyah umittorateka telammedennu:

  13. lehasqit lo mime ra ad yikkareh larasa sahat:

  14. ki lo-yittos yhwh ammo wenahalato lo ya'azob:

  15. ki-ad-sedeq yasub mispat we'aharayw kol-yisre-leb:

  16. mi-yaqum li im-mere'im mi-yityasseb li im-poale awen:

  17. lule yhwh ezrata lli kim'at sakena duma napsi:

  18. im-amarti mata ragli hasdeka yhwh yis'adeni:

  19. berob sar'appay beqirbi tanhumeka yesa'as'u napsi:

  20. hayehobreka kisse hawwot yoser amal ale-hoq:

  21. yagodu al-nepes saddiq wedam naqi yarsi'u:

  22. wayehi yhwh li lemisqab we'lohay lesur mahsi:

  23. wayyaseb alehem et-onam ubera'atam yasmitem yasmitem yhwh elohenu:

94:1
Verschijn nu blinkend, God der wrake;
Dat eens Uw arm voor ons ontwake;
Vertoon
Gij,
Sta op,
Hovaardigen hun trots geweld.

94:2
Hoe
Hoe
Nog
En
Baldadig d'allerhardste taal?

94:3
't Verbrijzeld
Daar
De
Wordt
Zelfs
Naar recht noch reden wordt gehoord.

94:4
Zij
"De
De
Let
Blijft
Gij, dwazen, die het licht verdoofd?

94:5
Zou
Geplant
Zou
Zoudt
Die
Den mens, die wetenschap ontbeert?

94:6
Neen,
Dat
Welzalig
Die
Het
En voordeel trekt zelfs uit het leed.

94:7
Zo leert hij zich geduldig dragen
Zo
Zo
En
Totdat
Waarin de zondaar nederstort.

94:8
De HEER zal, in dit moeilijk leven,
Zijn
Het
Haast
Al
Die merkt het op, en keurt het goed.

94:9
Wie helpt mij tegen al die bozen?
Wie wederstaat
Zo mij de HEER
Geen
Dan
En ik bijna in't graf gestort.

94:10
Wanneer ik zei: "Mijn voeten glijden",
Toen
Wanneer
Door
En
Toen heeft Uw troost mijn ziel verkwikt.

94:11
Zou ooit de stoel der schand'lijkheden
Bij
Die
Zij
Verdrukken
Ja, doemen zelfs 't onschuldig bloed.

94:12
De HEER, mijn Bondgod, was vóór dezen
Mijn hoog vertrek in al mijn vrezen,
Mijn
Hij
En
't Is God, die hen verdelgen zal.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 95

  1. leku
    Komt laten wij jubelen voor de HERE laten wij juichen voor de rots van onze verlosing/ons heil!

  2. neqaddema
    Laten wij naderen zijn aangezicht met dankzegging met liederen laten wij juichen voor Hem.

  3. ki 'el
    Want God groot de HERE en groot over/boven alle goden.

  4. Die in zijn hand diepten/afgelegen plaatsen van aarde en verhevenheid/pieken van bergen van Hem.

  5. Die van Hem/aan wie toebehoort de zee en Hij, Hij maakte en (het) droge land zijn handen formeerden.

  6. Komt laten wij aanbidden en laten wij neerbuigen laten wij knielen voor het aangezicht van de HERE onze Maker.

  7. Want Hij onze God en wij het volk van zijn weide/zorg en kleinvvee van zijn hand vandaag indien naar zijn stem jullie zullen horen.

  8. Verhardt niet jullie hart als [bij] Meriba als de dag van Massa in de woestijn.

  9. Waarverzochten Mij jullie vaderen zij beproefden mij ook zagen zij mijn werk

  10. Veertig jaar was ik afkerig tegen geslacht en Ik zei een volk dwalenden van hart zij maar zij zij (er)kenden niet mijn wegen.

  11. Daar/toen heb ik gezworen in mijn toorn indien zij zullen komen tot mijn rust!

95:1
Komt, laat ons samen Isrels Heer,
De rotssteen van ons heil, met eer,
Met Godsgewijden zang ontmoeten;
Laat ons Zijn gunstrijk aangezicht,
Met en verheven lofgedicht
En blijde psalmen, juichend groeten.

95:2
De HEER is groot, een heerlijk God,
Een Koning, die het zaligst lot,
Ver boven alle goôn, kan schenken.
Het diepst van 's aardrijks ingewand,
Het hoogst gebergt' is in Zijn hand;
't Is al gehoorzaam aan Zijn wenken.

95:3
Zijn'is de zee; z'is door Zijn kracht
Met al het droge voortgebracht;
't Moet alles naar Zijn wetten horen.
Komt, buigen w' ons dan biddend neer;
Komt, laat ons knielen voor de Heer,
Die ons gemaakt heeft en verkoren.

95:4
Want Hij is onze God, en wij
Zijn 't volk van Zijne heerschappij,
De schapen,
Zo
Gelooft
Verhardt

95:5
Verhardt
Ootmoedig
Laat Massa u ten afschrik wezen
Waar
Toen
Hen niet bewoog, om Mij te vrezen.

95:6
'k Heb aan dit volk, dat Mij vergat,
Een lange tijd verdriet gehad,
Ja, veertig jaar hun hoon verdragen;
En zei: "Dit volk, dat steeds Mij sart
Heeft een verdwaasd en dwalend hart;
'Schept in Mijn wegen geen behagen".

95:7
Dies heb Ik, door hun tergend kwaad
Op 't hoogst vergramd, dit volk versmaad,
En met een dure eed gezworen,
Dat, wegens zijn geschonden trouw,
Het nooit Mijn rust genieten zou,
Die voor Mijn volk nog blijft beschoren.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 96

  1. siru layhwh sir hadas siru layhwh kol-ha'ares:











  2. ya-aloz

  3. lipnê

96:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 97

  1. 97

1.
tekst

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 98

  1. 98

98:1
Zingt
Dien
Zijn
Zijn
Dat
Nu
Zo
Voor

98:2
Hij heeft gedacht
Zijn trouw
Dit slaan
Nu onze
Juich
Gij
Zing
Het heil

98:3
Doet
Uw
Laat
Trompetten
Dat
Voor
De
De

98:4
Laat
De
't Gebergte
En
Hij
De
Al
Wordt in rechtmatigheid geleid.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 99

  1. 9901

99:1
God, de HEER, regeert;






Hij is Isrels zege.

99:2
Hij heeft gedacht aan Zijn genade.






Het heil, dat d'aard'in 't rond verheugt.

99:3
Doet bij uw harp de psalmen horen;






De ganse wereld geev' Hem eer.

99:4
Laat al de stromen vrolijk zingen,





Al
Wordt in rechtmatigheid geleid.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 100



100:1
Juich aarde, juicht alom den Heer;
Dient God met blijdschap, geeft Hem eer;
Komt, nadert voor Zijn aangezicht;
Zingt hem een vrolijk lofgedicht.

100:2
De HEER is God; erkent, dat Hij
Ons heeft gemaakt (en geenszins wij)
Tot schapen, die Hij voedt en weidt,
Een volk, tot Zijnen dienst bereid.

100:3
Gaat tot Zijn Poorten in met lof,
Met lofzang in Zijn heilig hof;
Looft Hem aldaar met hart en stem;
Prijst Zijnen naam; verheerlijkt Hem.

100:4
Want goedertieren is de HEER;
Zijn goedheid eindigt nimmermeer;
Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht
Tot in het laatste nageslacht.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 101



101:1
'k Zal van de deugd der milde goedheid zingen,
Van 't heilig recht der strenge rechtsgedingen:
Een psalmgezang, o hooggeduchte HEER,
Uw naam ter eer.

101:2
'k Zal





101:3
'k Zal





101:4






101:5






101:6






101:7






101:8
Ik zal mijn wraak godd'lzen ieder' morgen
Gevoelen
Om
Die 't kwade doen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 102



102:1
Hoor
Laat
Ai
Daar
Als
U
Wil
Wil

102:2
want
Als
Mijn
als een haardstee
Mijne ziel
Kwijnt
'k heb
Mijn

102:3









102:4







1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 103

  1. ledawid baraki napsi et-yhwh wekol-qerabay et-sem qodso:

  2. baraki napsi et-yhwh we'al-tiskehi kol-gemulayw:

  3. hassole'h


103:1
Loof, loof den HEER, mijn ziel, met alle krachten;
Verhef Zijn naam, zo groot, zo heilig 't achten;
Och of nu al,
Loof
Vergeet
Vergeet



103:2









103:2









103:2









103:2









103:2









103:2









103:2









103:9









103:10









103:11
Looft







1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 104

  1. baraki napsi et-yhwh yhwh elohay gadalta mme'od al-harim ya'amdu-mayim:


104:1









104:2

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 105

  1. hodu layhwh qir'u


105:1







105:2







105:3







105:4







105:5







105:6







105:7







105:8







105:9







105:10







105:11







105:12







105:13







105:14







105:15







105:16







105:17







105:18







105:19







105:20







105:21







105:22







105:23







105:24
Die
Opdat
Zijn
Volstandig
Men roem' dan d' O
Om zoveel gunst, in eeuwigheid.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 106

  1. haleluyah hodu layhwh ki-tob ki le'olam hasdo:
    Looft de HERE/Hallelu-ya! Dankt/Prijst de HERE want goed want voor eeuwig zijn genade/verbondsliefde.

  2. mi yemallel geburot yhwh yasmi kol-tehillato:
    Wie zal vertellen de machtige daden van de HERE doen horen al zijn lofprijzing?

  3. Rijk gezegenden


106:1







106:2







106:3







106:4







106:5







106:6







106:7







106:8







106:9







106:10







106:11







106:12







106:13







106:14







106:15







106:16







106:17
Toen weerde Pinehas de straf,






106:18
Zij tergden,






106:19
Zij spaarden






106:20
Men zag






106:21
Die






106:22
Dit






106:23
Hun vijand
Zij lagen
En schoon
Hun rampen
Zijn zijn weer telkens afgeweken,
En door hun zonden uitgeteerd.

106:24
Nochtans
Hij zag hun angst,
En hunner hateren
Hij dacht aan
En had berouw,
Meêdogendheid

106:25
Dies
Zelfs
Verlos
Wil
Genadig
Zo

106:26
Geloofd
Zijn
Zo
Dat
Al
Juich, aarde, Loof den Opperheer!

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 107

  1. hodu layhwh ki-tob ki leolam hasdo:
    Dankt/prijst de HERE want goed want voor eeuwig zijn genade/verbondsliefde.
    O give thanks unto the LORD, for he is good: for his mercy endureth for ever.

  2. yo'meru ge'ule yhwh aser ge'alam miyyad-sar:
    Zullen/laten zeggen de vrijgekochten/verlosten van de HERE die Hij vrijkocht/verloste hen uit hand van tegenstander.

  3. ume'arasot qibbesam mimmizrah umimma'arab missapon umiyyam:
    En uit (de) landen Hij vergaderde hen uit oost en uit west en uit noord en uit (de) zee.

  4. ta'u bammidbar bisimon darek ir mosab lo masa'u:
    Zij dwaalden in de woestijn in wildernis van weg stad van woning niet zij vonden.

  5. re'ebim gam-seme'im napsam bahem tit'attap:
    Hongerig (zij waren) en dorstig hun ziel/leven in hen bezweek/verzwakte.

  6. wayyis'aqu el-yhwh bassar lahem mimmesuqotehem yassilem:
    Toen zij riepen tot de HERE in de benauwdheid van hen uit hun verdrukkingen Hij verloste hen.

  7. wayyadrikem bederek yesara laleket el-ir mosab:
    En Hij leidde hen op een weg rechte om te gaan naar een stad van woning.

  8. yodu layhwh hasdo weniple'otayw libne adam:
    Zij zullen/laten zij loven/danken (voor) de HERE zijn genade/verbondsliefde en zijn wonderen voor de kinderen van (de) mens.

  9. ki-hisbi nepes soqeqa wenepes re'eba mille-tob:
    Want Hij verzadigde ziel/leven/persoon begerig/e en ziel/leven/persoon hongerig/e Hij vulde (met) goed.

  10. yosebe hosek wesalmawet asire oni ubarzal:
    Inwoners van duisternis en doodsschaduw gebondenen van ellende en ijzer.

  11. ki-himru imre-el wa'asat elyon na'asu:
    Want zij weerstonden de woorden van God en de raad van de Allerhoogte verachten zij.

  12. wayyakna be'amal libbam kaselu we'en ozer:
    En/tooen Hij vernederde door/met de moeite hun hart zij struikelden en/mmaar niet (er was een) helper.

  13. wayyiz'aqu el-yhwh bassar lahem mimmesuqotehem yosi'em:
    Toen riepen zij tot de HERE in de benauwdheid van hen uit hun verdrukkingen redde Hij hen uit.

  14. yosi'em meholek wesalmawet umoserotehem yenatteq:
    Hij deed hen uitgaan uit duisternis en doodsschaduw en hun banden Hij scheurde los.

  15. yodu layhwh hasdo weniple-otayw libne adam:
    Zij zullen/laten zij loven/danken (voor) de HERE zijn genade/verbondsliefde en zijn wonderen voor de kinderen van mens.

  16. ki-sibbar daltot nehoset uberihe barzel gidde:
    Want Hij verbrak deuren van koper en grendels van ijzer Hij sneed/hakte af.

  17. ewilim midderek pis'am ume'awonotehem yir'annu:
    Dwazen vanwege de weg van hun overtreding en vanwege hun ongerechtigheden werden zij verdrukt/bedroefd/onderdrukt.

  18. kol-okol teta'eb napsam wayyaggiu ad-saare mawet:
    Alle voedsel verafschuwde/walgde van/wees af hun leven/persoon/wezen en zij naderden tot (de) poorten van de dood.

  19. wayyiz'aqu el-yhwh bassar lahem mimmesuqotehem yosi'em:
    Toen/Maar zij riepen uit tot de HERE in de benawdheid van hen uit hun verdrukkingen Hij redde hen.

  20. yislah debaro weyirpa'em wimallet missehitotam:

  21. yodu

  22. weyisbehu

  23. yorede

  24. hemma


















  25. yir'u

  26. mi-hakam weyismar-elleh weyit bonenu hasde yhwh:
    Wie is wijs zodat hij deze (dingen) in acht neemt? En laten zij/laat men beschouwen de gunstbewijzen van de HERE.

107:1
Looft, looft den HEER gestadig;
Die Oppermajesteit
Is gunstrijk, zeer genadig,
En goed in eeuwigheid.
Dit zegg' elk, die, gered
Door Hem van slaafse banden,
In vrijheid is gezet
Uit 's weêrpartijders handen.

107:2
Die Hij van ver uit d'oorden
Van 't oost', en 't westen, bracht,
En van de zee en 't noorden
Geleidde door Zijn macht;
Die op een aak'lig pad,
In woeste wildernissen,
Omzwierven, en een stad
Ter woning moesten missen.

107:3
Hier raakten zij aan 't kwijnen
door dorst en hongersnood;
hun ziel leed duizend pijnen
en angsten van den dood.
Doch toen zij in 't gebed
tot Isrels HEER' zich wendden,
heeft hen Zijn arm gered
uit angsten en ellenden.

107:4
God bracht na tegenheden
hen weer op 't rechte pad
en richtte hunne schreden
naar een gewenste stad
Laat zulken voor den HEER'
Zijn milde gunstbewijzen,
Zijn wond'ren Hem ter eer,
voor 't ganse mensdom prijzen!

107:5
Dewijl Hij hen verzaadde
die dorstten, en met goed
den honger uit genade
vervuld'in overvloed.
Daar z'in die bitterheên
den dood voor ogen zagen.
van alle kant bestreên,
deed God hun heillicht dagen.

107:6
Zij, die gebonden zaten
in schaduw van den dood,
omdat zij God vergaten,
vervielen in dien nood.
Toen werd' hun wreev'lig hart;
verneêrd door zwarigheden;
zij struikelden, hun smart
werd hulpeloos geleden.

107:7
Doch riepen z'in d'ellenden
den HEER' ootmoedig aan,
Hij deed hun angsten enden
en hen 't gevaar ontgaan.
Hij hielp hen uit den nood,
Hij bracht hen uit het duister
der schaduw van den dood:
Hij brak hun band en kluister.

107:8
Laat zulken eer bewijzen
aan 's HEEREN gunst en macht
en al Zijn wond'ren prijzen
voor 't menselijk geslacht.
Hij was 't, voor Wien gereed
de koop'ren deuren weken,
Die ijz'ren grend'len deed
in duizend stukken breken!

107:9
De zotten overtreden,
en krijgen hunne straf;
om d'on






107:10
Doch riepen z'in d' ellenden
den HEER







107:11
Laat








107:12
Zij,








107:13
Hij wekt,








107:14
Zij dansen








107:15
Hij doet








107:16
Laat








107:17
Nu








107:18
Dan








107:19
Daar








107:20
Maar








107:21
Maar die nu hulp'loos kermen,
verdrukt en vol gebrek,
brengt God door vrij ontfermen
haast in een hoog vertrek.
De vruchtbaarheid verheugt
hun huis van ganser harte.
D'oprechten zien 't met vreugd,
maar d'ondeugd zwijgt met smarte.

107:22
Wie wijs is, merk' die dingen,
En geef' verstandig acht
op 's HEEREN handelingen,
zo vol van gunst en macht!

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 108

  1. sir mizmor ledawid:










108:1
Mijn hart, o Hemelmajesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
'k Zal zingen voor den Opperheer;
'k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.
Gij, zachte harp, gij schelle luit,
Waakt op; dat niets uw klanken stuit';
'k Zal in den dageraad ontwaken,
En met gezang mijn God genaken.

108:2
Ik zal,

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 109

  1. lamenasse'h ledawid mizmor elohe tehillati al-teheras:
    Voor de koorleider van David een psalm God van mijn lofprijzing Zwijg niet/U zult niet zwijgen.

  2. ki pi rasa upi-mirma alay patahu dibberu itti leson saqer:
    WAnt mond van goddeloze/boosdoener en mond van bedrog tegen mij zij openden zij spraken tegen/met mij (met) tong van leugen.


109:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 110

  1. ledawid mizmor ne'um yhwh la'doni seb limini ad-asit oyebeka hadom leragleka:

  2. matteh-uzzeka yislah yhwh missiyyon redeh beqereb oyebeka:

  3. ammeka nedabot beyom heleka behadre-qodes merehem mishar leka tal yalduteka:

  4. nisba yhwh welo yinnahem atta-kohen le'olam al-dibrati malki-sedeq:

  5. adonay al-yemineka mahas beyom-appo melakim:

  6. yadin baggoyim male gewiyyot mahas ro's al-eres rabba:

  7. minnahal badderek yisteh al-ken yarim ro's:
    Uit rivier op de weg/onderweg Hij drinkt daarom Hij verheft hoofd.

110:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 111

  1. halelu yah odeh yhwh bekol-lehab besod yesarim we'eda:

  2. gedolim ma'ase yhwh derusim lekol-hepsehem:

  3. hod-wehadar po'olo wesidqato omedet la'ad:

  4. zeker asa leniple-otayw hannun werahum yhwh:

  5. terep natan lire'ayw yizkor le'olam berito:

  6. ko'h ma'asayw higgid le'ammo latet lahem nahalat goyim:

  7. ma'ase

  8. semukim

  9. pedut

  10. re'sit

111:1
Looft
Mijn
Ik
'k Zal
Vereend
Hem

111:2






111:3






111:4







111:5







111:6
Zijn naam is heilig en geducht;
De
Maar
't Begin
Die
Zijn naam blijft eeuwig'lijk geprezen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 112

  1. halelu









  2. Goddeloze/boosdoener

112:1
Zingt, zingt de lof van 't Opperwezen,
Welzalig
En
Zijn
Zelfs
Een

112:2
De
Bij
Zijn
Hem
Hij
Is

112:3
Wèl
Die
Hij
Nooit
Zijn
Zal

112:4
Geen
Zijn
Want
Hij
Wèl
Tot

112:5
Hij
En
Zijn
Steunt
Zijn
En

112:6
De
Van
Met
De
Vergeefs
Want nooit zal God diens wens doen komen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 113

  1. halelu yah halelu abde yhwh halelu et-sem yhwh:

  2. yehi sem yhwh meborak me'atta we'ad olam:








113:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 114

  1. beset

  2. hayeta

  3. hayyam

  4. heharim

  5. mah-lleka

  6. heharim

  7. millipne adon huli ares millipne elo'h ya'aqob

  8. hahopeki

114:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 115

  1. lo lanu yhwh lo lanu ki-lesimka ten kabod al-hasdeka al-amitteka:
    Niet aan/voor/van ons HERE niet aan/voor/van ons maar aan/voor/van uw naam geef/stel glorie/eer vanwege uw genade/verbondsliefde vanwege uw waarheid/trouw

  2. lamma yomeru haggoyim ayyeh-na elohehem:
    waarom zullen/zouden zeggen de volken waar (is) toch hun God?

  3. welohenu bassamayim kol aser-hapes asa:

  4. asabbehem kesep wezahab ma'aseh yede adam:

  5. peh-lahem welo yedabberu enayim lahem welo yiru:

  6. azenarim lahem

  7. yedehem

  8. kemohem

  9. yisrael

  10. bet

  11. yire

  12. yhwh

  13. yebarek

  14. yosep

  15. berukim

  16. hassamayim

  17. lo

  18. waanahnu

115:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 116

  1. ahabti ki-yisma yhwh et-qoli tahanunay:

  2. ki-hitta azeno li ubeyama eqra:

  3. apapuni heble-mawet umesare se'ol mesa'uni sara weyagon emsa:







  4. he'emanti

116:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 117

  1. halelu et-yhwh kol-goyim sabbehuhu kol-ha'ummim:
    Looft de HERE alle volken prijst/verheerlijkt Hem alle (u) de naties.
    Loof de HEERE, alle heidenvolken; prijs Hem, alle natiën.
    O praise the Lord, all ye nations: prase him, all ye people.
    Louez l`Éternel, vous toutes les nations, Célébrez-le, vous tous les peuples!
    Lobet den HERRN, alle Heiden; preiset ihn, alle Völker!
    [116:1] Alleluja. Laudate Dominum, omnes gentes; laudate eum, omnes populi.

  2. ki gabar alenu hasdo we'emet-yhwh le'olam halelu-yah:
    Want was/is machtig/sterk en de waarheid/trouw van de HERE voor eeuwig looft de HERE/hallelu-YA.
    Want Zijn goedertierenheid is machtig over ons; de trouw van de HEERE is voor eeuwig. Halleluja!
    For his merciful kindness is great toward us: and the truth of the LORD endureth for ever. Praise ye the LORD.
    Car sa bonté pour nous est grande, Et sa fidélité dure à toujours. Louez l`Éternel!
    Denn seine Gnade und Wahrheit waltet über uns in Ewigkeit. Halleluja!
    [116:2] Quoniam confirmata est super nos misericordia ejus, et veritas Domini manet in æternum.

117:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 118

  1. O give thanks unto the LORD; for he is good: because his mercy endureth for ever.
    [117:1] Alleluja. Confitemini Domino, quoniam bonus, quoniam in sæculum misericordia ejus.

  2. Let Israel now say, that his mercy endureth for ever.
    [117:2]

  3. Let the house of Aaron now say, that his mercy endureth for ever.
    [117:3]








118:1
Laat
Want
Zijn
Zijn
Laat
En zeggen
Zijn
Zijn

118:2
Laat Arons







118:3
Ik werd







118:4
De HEER is aan de spits getreden







118:5
Toen







118:6
Zij







118:7
De HEER







118:8
Gods







118:9
De HEER







118:10
Dit is, dit is de poort des HERREN;







118:11
De steen, die door de tempelbouwers
Veracht'lijk






118:12
Dit is de dag, de roem der dagen,







118:13
Gezegend







118:14
Gij zijt mijn God, U zal ik loven,
Verhogen
Mijn God,
U
Laat ieder
Want
Zijn
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 119

  1. ALEF
    asre temimedarek haholekim betorat yhwh:
    Rijk gezegend volkomen(en)/onberispelijken van weg de gaanden in de Thora/wet/onderwijzing van de HERE.
    Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan.

  2. asre nosere edotayw bekolleb yidresuhu:
    Rijk gezegend
    Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen, die Hem met heel hun hart zoeken,

  3. ap lopaalu awla bidrakaywhalaku:
    die ook geen onrecht bedrijven, maar in Zijn wegen gaan.

  4. atta siwwita piqqudeka lismor me'od:

  5. ahala yikkonu derakay lismor huqqeka:

  6. az lo-ebos behabbiti el-kol-miswoteka:

  7. odeka beyoser lebab belomdi mispete sidqeka:

    In vers 7 odeka, begint met een aleph, de aleph is een medeklinker (anders dan onze a) die kleur krijgt door een klinker, in dit geval de o.
    In vers 8 et-h begint ook met een aleph…

  8. et-hukkeka esmor al-ta'azbeni ad-me'od:

  9. BETH
    bammeh yezakkeh-nna'ar et-arho lismor kidbareka:

  10. bekol-libbi derastika al-tasgeni mimmiswoteka:

  11. belibbi sapanti imrateka lema'an lo eheta-lak:

  12. baruk atta yhwh lammedeni huqqeka:

  13. bispatay sipparti kol mispete-pika:

  14. bederek edewoteka sasti ke'al kol-hon:

  15. bepiqqudeka asiha we'abbita orhoteka:

  16. behuqqoteka esta'asa lo eskah debareka:

  17. GIMEL
    gemol al-abdeka ehyeh we'esmera debareka:

  18. gal-enay we'abbita nipla'ot mittorateka:

  19. ger anoki ba'ares al-taster mimmenni miswoteka:

  20. garesa napsi leta'aba el-mispateka bekol-et:

  21. ga'arta zedim arurim hassogim mimmiswoteka:

  22. gal me'alay herpa wabuz ki edoteka nasarti:

  23. gam yasebu sarim bi nidbaru abdeka yasi'h behuqqeka:

  24. gam-edoteka sa'asu'ay anse asati:

  25. DALETH
    dabeqa le'apar napsi hayyeni kidbareka:

  26. derakay sipparti watta'aneni lammedeni huqqeka:

  27. derek-piqqudeka habenini we'asiha beniple'oteka:

  28. dalepa napsi mittuga qayyemeni kidbareka:

  29. derek-seqer haser mimmenni wetorateka honneni:

  30. derek-emuna baharti mispateka siwwiti:

  31. dabaqti be'edewoteka yhwh al-tebiseni:

  32. derek-miswoteka arus ki tarhib libbi:

  33. HE
    horeni yhwh derek huqqeka we'esserenna eqeb:

  34. habineni we'essera torateka we'esmerenna bekol-leb:

  35. hadrikeni bintib miswoteka ki-bo hapasti:

  36. hat-libbi el-edewoteka

  37. haaber

  38. haqem

  39. haaber

  40. hinneh ta'abti lepiqqudeka besidqateka hayyeni:

  41. VAU

  42. we-eeneh

  43. weal-tassel

  44. we-esmera

  45. weethalleka

  46. waadabbera

  47. weestaasa

  48. weessa-kappay

  49. ZAIN

  50. zo't nehamati beonyi ki imrateka hiyyateni:

  51. zedim helisuni

  52. zakarti

  53. zalapa

  54. zemirot

  55. zakarti ballayela

  56. zo't

  57. CHET

  58. hilliti paneka

  59. hissabti derakay

  60. hasti welo himahmahti lismor miswoteka:

  61. heble resa'im

  62. hasot-layela aqum

  63. haber

  64. hasdeka

  65. TETH

  66. tub

  67. terem eeneh

  68. tob-atta

  69. tapelu

  70. tapas kaheleb libbam

  71. tob-li

  72. tob-li

  73. JOD

  74. yere'eka

  75. yadati

  76. yehi-na

  77. yebo'uni

  78. yebosu

  79. yasubu

  80. yehi-libbi

  81. CAPH
    kaleta

  82. kalu

  83. ki-hayiti

  84. kamma

  85. karu-li

  86. kol-miswoteka

  87. kim'at

  88. kehasdeka

  89. LAMED
    le'olam yhwh debareka nissab bassamayim:
    Voor eeuwig HERE uw Woord gesteld in de hemel.

  90. ledor wador emunateka konanta eres watta'amod:
    Van generatie op generatie uw trouw U fundeerde/stelde aarde en zij staat.

  91. lemisppateka amedu hayyom ki hakkol abadeka:
    Volgens uw bepalingen zij staan vandaag want het alles/alle dingen uw dienaren.

  92. l

  93. l

  94. l

  95. l

  96. l

  97. MEM

  98. m

  99. m

  100. mizzeqenim etbonam ki piqqudeka nasarti:

  101. mikkol-orah ra kaliti raglay lema'an esmor debareka:

  102. mimmispateka lo-sarti ki-atta horetani:
    Van uw oordelen/rechten week ik niet af; want U, U onderwees mij.

  103. m

  104. m

  105. NUN

  106. n

  107. n

  108. n




  109. n

  110. SAMECH

  111. s

  112. s

  113. s

  114. s

  115. s

  116. s

  117. s

  118. a

  119. a

  120. AIN

  121. a

  122. a

  123. a

  124. a

  125. a128

  126. PE

  127. p

  128. p

  129. p

  130. p

  131. pedeni

  132. paneka

  133. palge-mayim

  134. TSADE

  135. siwwita

  136. simmetatni

  137. serupa

  138. sair

  139. sidqateka

  140. sar-umasoq

  141. sedeq

  142. KOPH

  143. qeratika

  144. qiddami

  145. qiddemu

  146. qoli

  147. qarebu

  148. qarob

  149. qedem

  150. RESCH

  151. riba

  152. rahoq

  153. rahameka

  154. rabbim

  155. raiti

  156. re'eh

  157. ros-debareka

  158. SCHIN
    sarim redapuni hinnam umiddebareyka pahad libbi:

  159. sas anoki al-imrateka kemose salal rab:

  160. seqer sane'ti wa'ata'eba torateka ahabti:

  161. seba bayyom hillaltika al mispete sidqeka:

  162. salom rab le'ohabe torateka we'en-lamo miksol:

  163. sibbarti lisu'ateka yhwh umiswoteka asiti:

  164. samera napsi edoteka wa'ohabem me'od:

  165. samarti piqqudeka we'edoteka ki kol-derakay negdeka:

  166. TAU
    tiqrab rinnati lepaneka yhwh kidbareka habineni:

  167. tabo tehinnati lepaneka ke'imrateka hasseleni:

  168. tabbana sepatay tehilla ki telammedeni huqqeka:

  169. ta'an lesoni imrateka ki kol-miswoteka ssedeq:
    Moge/laat bezinnen mijn tong uw woord/belofte/uitspraak al uw geboden gerechtigheid

  170. tehi-yadeka le'ozreni ki piqqudeka baharti:
    Moge zijn/komen uw hand om mij te helpen want uw voorschriften/bepalingen ik verkoos.
    Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen uitgekozen.

  171. ta-abti lisu-ateka yhwh wetorateka sa'asu'ay:
    Ik verlang naar uw heil/verlossing HERE en/ook uw Thora/wet/onderwijzing mijn verheugingen/behagen.
    HEERE, ik verlang naar Uw heil; Uw wet is mijn bron van blijdschap.

  172. tehi-napsi utehalelekka umispateka ya'azeruni:
    Moge/laatleven mijn ziel/wezen/persoon opdat zij U moge/zal loven en uw beslisssingen/rechten mogen/laten zij mij helpen.
    Laat mijn ziel leven, dan zal hij U loven; laat Uw bepalingen mij helpen.

  173. ta'iti keseh obed baqqes abdeka ki miswoteka sakahti:
    Ik dwaal(de) als een schaap verloren/te gronde gaande zoek uw dienaar want uw geboden niet ik vergat/vergeet.
    Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw dienaar, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
119:1
Welzalig zijn d'oprechten van gemoed,
die ongeveinsd des HEEREN wet betrachten,
die Hij op 't spoor der godsvrucht wand'len doet.
Welzalig die bij dagen en bij nachten
Gods wil bepeinst en Hem als 't hoogste goed
Van harte zoekt met ingespannen krachten.

119:2
Die, wars van 't kwaad, niet in de zonde leeft;




Geduriglijk op Uwe wegen zetten.

119:3
Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwe Geest!
Mocht
'k Hield
Dan
Wanneer
Hoe Uw geboôn mij tot Uw liefde wekken.

119:4
Ik zal oprecht van hart Uw naam, o HEER,
Gestaâg
Als
Van
'k
Verlaat

119:5
Waarmede zal de jongeling zin pad,




N

119:6
'k Heb






119:7
'k Heb






119:8
Ik zal, o God






119:9
Doe bij Uw knecht weldadigheid, o HEER,






119:10
Ik ben, o HEER, een vreemd'ling hier beneên






119:11
Gij scheldt






119:12
Wanneer






119:13
Hoe






119:14
Och, dat ik klaar






119:15
Weer snood







119:16
Mijn hart






119:17
Leer





119:18







119:19







119:20
Weer van mij af






119:21
Dat mij, o HEER, Uw goedertierenheid
Toch





119:20







119:20







119:20







119:20







119:20







119:20







119:20







119:29







119:30







119:30







119:30







119:33







119:34







119:35







119:36







119:37
Uw






119:38
Ik






119:39
Breng






119:40
Dat ieder, die






119:41







119:42
Ik ben, helaas,






119:43
Een listig volk






119:44
Zij hebben mij bijna






119:45
O Heer,






119:46
De hemel blijft nog nog met de aardkloot staan,






119:47
'k Ben






119:48
Der bozen schaar






119:49







119:50
Ik overtref mijn leraars in beleid,






119:51







119:52







119:53







119:54







119:55







119:56



+



119:57







119:58







119:59







119:60







119:61







119:62







119:63







119:64







119:65







119:66







119:67







119:68







119:69







119:70







119:71







119:72







119:73







119:74







119:75







119:76
Maar, Heer, Gij zijt nabij, Gij ziet mij aan;






119:77
Zie mijn ellend', o HEER, en help Uw knecht,






119:78
Het heil is ver van 't goddeloos geslacht,
Dat,





119:79
't Getal van mijn vervolgers is zeer groot,






119:80
Ai, zie, o HEER, dat ik Uw wet bemin;






119:81
Toen vorsten mij vervolgden zonder reên,
Vreesd'ik





119:82
Ik haat bedrog en valsheid van gemoed,
'k Heb
'k Bemin
Ik
U
En 't recht, in Uw gerechtigheid.

119:83
Wat vreê heeft elk, die Uwe wet bemint!
Zij
Ik, HEER, die
Hoop
'k Doe
Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten.

119:84
Mijn ziel bewaart Uw trouw getuigenis;
Dat
Uw
Door
Gij
'k Wil niets daarvan voor U, mijn God, verhelen.

119:85
O HEER, sla toch op mijn geschrei Uw oog;
Wil naar Uw woord mijn geest verstandig maken.
Zie gunstig op mij neder van omhoog;
Laat
Red
Red mij naar Uw beloft', en richt mijn zaken.

119:86
Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer,
Gelijk
Wanneer
Dan
Want
Gij zult de vlijt van die U zoekt vergelden.

119:87
Kom mij te hulp; mijn ziel, die U verbeidt,
Heeft Uw bevel met lust en liefd'ontvangen;
Ik haak, o Heer, naar 't heil, mij toegezegd;
Bestuur in gunst naar Uwe wet mijn gangen;
Al mijn vermaak stel ik, met rijp beleid,
In Uw gebod; dat is mijn hoogst verlangen.

119:88
Gun leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond
Uw trouwe hulp; stuur mij in rechte sporen;
Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond,
Dat, onbedacht, zijn herder heeft verloren;
Ja, zoek uw knecht, schoon hij uw wetten schond;
Want hij volhardt naar Uw geboôn te horen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 120

  1. sir hamma'alot el-yhwh bassarata lli qara'ti wayya'aneni:





  2. rabbat sakena-llah napsi im sone salom:

  3. ani-salom weki adabber hemma lammilhama:

120:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 121

  1. sir lamma'alot essa enay el-heharim me'ayin yabo ezri:
    Lied van/voor de opgangen ik hef op mijn ogen naar de bergen vanwaar zal komen mijn hulp (?)

  2. ezri me'im yhwh oseh samayim wa'ares:
    Mijn hulp (is) van bij de HERE maker van hemel en de aarde.

  3. al-yitten lammot ragleka al-yanum somereka:
    Hij zal niet overgeven aan de wankeling uw voet zal niet sluimeren uw behoeder/beschermer.

  4. hinneh lo-yanum welo yisan somer yisra'el:
    Zie zal niet sluimeren en/zeker niet zal slapen de behoeder/beschermer van Israël.

  5. yhwh somereka yhwh silleka al-yad yemineka:
    De HERE (is) uw behoeder/beschermer de HERE (is) uw schaduw aan de hand/kant van uw rechterhand/zijde.

  6. yomam hassemes lo-yakekka weyare'h hallayela:
    Overdag de zon zal u niet treffen en/noch de maan in de nacht.

  7. yhwh yismareka mikkol-ra yismor et-napseka:
    De HERE zal u/behoeden/bewaren van/voor alle kwaad Hij zal behoeden/bewaren.

  8. yhwh yismar-se'teka ubo'eka me'atta we'ad-olam:
    De HERE zal behoeden/bewaren uw uitgang en uw ingang vanaf nu en tot (in) eeuwig(heid).

121:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 122










122:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Psalm 123

  1. Een pelgrimslied. Ik sla mijn ogen op naar U, Die in de hemel zit.

  2. Zie, zoals de ogen van dienaren gericht zijn op de hand van hun heren en zoals de ogen van een dienares gericht zijn op de hand van haar meesteres, zo zijn onze ogen gericht op de HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig is.

  3. honnenu yhwh honnenu ki-rab saba'nu buz:
    Wees ons genadig HERE wees ons genadig, want veel wij zijn verzadigd/vol (van) verachting.
    Wees ons genadig, HEERE, wees ons genadig, want wij zijn meer dan verzadigd met verachting.

  4. rabbat sab'a-llah napsenu halla'ag hassa'anannim habbuz lig'eonim:
    Genoeg/Veel van is verzadigd voor zichzelf onze/ons ziel/leven/persoon de hoon van de hoogmoedigen/zorgelozen de verachting van arroganten/trotsen.

123:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 124

  1. sir hamma'alot ledawid lule yhwh sehaya lanu yomar-na yisrael:
    Lied van de opgangen van David indien niet de HERE Die was voor ons zal/laat toch zeggen Israël.
    Een pelgrimslied, van David. Als de HEERE niet bij ons geweest was – zeg dat toch, Israël –
    If it had not been the LORD who was on our side, now may Israel say;

  2. lule yhwh sehaya lanu bequm alenu adam:
    Indien niet de HERE Die was voor ons bij/tijdens/toen tegen ons mens(heid).
    als de HEERE niet bij ons geweest was, toen mensen tegen ons opstonden,
    If it had not been the LORD who was on our side, when men rose up against us:

  3. azay hayyim bela'unu baharot appam banu:
    Dan levend zij hadden ons verslonden bij/tijdens/toen (het) branden (van) hun woede tegen/over ons.
    dan hadden zij ons levend verslonden, toen hun toorn tegen ons ontbrandde;
    Then they had swallowed us up quick, when their wrath was kindled against us:

  4. azay hammayim setapunu nahlah abar al-napsenu:
    Dan de wateren hadden ons overspoeld/meegesleept.
    dan hadden de wateren ons overspoeld en was een woeste stroom over onze ziel gegaan;
    Then the waters had overwhelmed us, the stream had gone over our soul:

  5. azay abar al-napsenu hammayim hazzedonim:
    Dan was gegaan over over/boven onze ziel/persoon de wateren de woedende/kolkende.
    dan waren de onstuimige wateren over onze ziel gegaan.
    Then the proud waters had gone over our soul.

  6. baruk yhwh sello netananu terep lesinnehem:
    Geprezen de HERE Die niet Hij gaf over/stelde ons prooi voor hun tanden.
    Geloofd zij de HEERE, Die ons niet overgaf tot een prooi voor hun tanden.
    Blessed be the LORD, who hath not given us as a prey to their teeth.

  7. napsenu kesippor nimleta mippah yoqesim happah nisbar wa'anahnu nimlatenu:
    Onze/Ons ziel/leven/persoon als een vogel zij/hij ontsnapte/onkwam uit de valstrik van vogelvangers/verstrikkenden de valstrik is verbroken en wij wij ontkwamen.
    Onze ziel is ontkomen als een vogel uit de strik van de vogelvanger; de strik is gebroken en wíj zijn ontkomen.
    Our soul is escaped as a bird out of the snare of the fowlers: the snare is broken, and we are escaped.

  8. ezrenu besem yhwh oseh samayim wa'ares:
    Onze hulp (is) in de naam van de HERE maker van hemel en de aarde.
    Onze hulp is in de Naam van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
    Our help is in the name of the LORD, who made heaven and earth.

124:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 125

  1. sir

  2. yerusalem

  3. ki lo

  4. hetiba

  5. wehammattim

125:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 126

  1. sir

  2. az

  3. higdil

  4. suba

  5. hazzore'im

  6. halok

126:1
Wanneer, de HEER,
't Gevangen
En dat
Scheen

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 127

  1. sir

  2. saw

  3. hinneh

  4. kehissim

  5. asre

127:1
Vergeefs op bouwen toegelegd;

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 128

  1. sir

  2. yegi

  3. esteka

  4. hinneh

  5. yebarekeka

  6. ure'eh-banim

128:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 129









129:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 130









130:1









130:2









130:3
Ik blijf








130:4
Hoopt op de HEER, gij vromen;









1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 131




131:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 132



















132:1
Gedenk
Gedenk
Dien
Dien eed
Aan Jacobs God zich dus verbond:

132:2
"Zo ik in mijne woning treê,
Of klimm'op mijne legersteê;
Zo ik ter nachtrust ga in vreê;
Zo ik de sluim'ring zelfs geheng',
Totdat ik deze eed volbreng':

132:3
Tot
Gevonden
Waar
En
Zijn

132:4





132:5





132:6





132:7





132:8





132:9





132:10





132:11





132:12





1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 133

  1. sir hamma'alot ledawid hinneh mah-ttob umah-nna'im sebet ahim gam-yahad:
    Lied van de opgangen van David zie hoe goed enhoe lieflijk/aangenaam (het) wonen/verblijven van broeders ook tezamen.
    Ein Lied Davids im höhern Chor. Siehe, wie fein und lieblich ist's, daß Brüder einträchtig beieinander wohnen!

  2. kassemen hattob al-haro's yored al-hazzaqan zeqan-aharon seyyored al-pi middotayw:
    wie der köstliche Balsam ist, der von Aarons Haupt herabfließt in seinen ganzen Bart, der herabfließt in sein Kleid,

  3. ketal-hermon seyyored al-harare siyyon ki sam siwwa yhwh et-habberaka hayyim ad-ha'olam:
    wie der Tau, der vom Hermon herabfällt auf die Berge Zions. Denn daselbst verheißt der HERR Segen und Leben immer und ewiglich.

133:1
A
van
Daar
't Is
De zalf
Die

133:2
Die
Als
Zijn
Z'is
Die
En

133:3
Waar
Daar
En

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 134

  1. sir hamma'alot hinneh baraku et-yhwh kol-abde yhwh ha'omedim bebet-yhwh ballelot:



134:1
Looft
Gij
Gij
En

134:2
Heft
Slaat
En
Looft

134:3
Dat
Zijn
Hij
Looft

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 135




  1. 4

  2. 5

  3. 6

  4. 7

  5. 8

  6. 9

  7. 10

  8. 11

  9. 12

  10. 13

  11. 14

  12. 15

  13. 16

  14. 17

  15. 18

  16. 19

  17. 20

  18. 21

135:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 136

  1. hodu layhwh ki-tob ki le'olam hasdo:

  2. hodu le'lohe ha'elohim ki le'olam hasdo:

  3. hodu la'adone ha'adonim ki le'olam hasdo:

  4. 136

  5. 136

  6. 136

  7. 136

  8. 136

  9. 136

  10. 136

  11. 136

  12. 136

  13. 136

  14. 136

  15. 136

  16. 136

  17. 136

  18. 136

  19. 136








136:1
Looft de HEER, want Hij is goed;
Looft Hem met een blij gemoed;
Want Zijn goedertierenheid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

136:2
Looft de grote God, wiens troon
Hoger rijst dan die der goôn;
136:3
Looft der heren Opperheer;
Buigt u need'rig voor Hem neer;
136:4
Looft Gods macht, die, onbeperkt,
Gadeloze wond'ren werkt;
136:5
Looft Gods wijsheid; door Zijn woord
Bracht Hij al de heem'len voort;
136:6
D'aard' hief uit der waat'ren schoot
Zich omhoog, toen God 't gebood;
136:7


136:8


136:9


136:10


136:11


136:12


136:13


136:14


136:15


136:16


136:17


136:18


136:19


136:20


136:21


136:22


136:23


136:24


136:25


136:26


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 137

  1. 137

  2. 137

  3. 137

  4. 137



  5. 137



137:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 138

  1. Een psalm van David. Ik zal U loven met heel mijn hart, in de tegenwoordigheid van de goden zal ik voor U psalmen zingen.








138:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 139

  1. lamenasse'h ledawid mizmor yhwh haqartani watteda:
    Een psalm van David, voor de koorleider. HEERE, U doorgrondt en kent mij.
    Ein Psalm Davids, vorzusingen. HERR, Du erforschest mich und kennest mich.

  2. atta yadata sibti wequmi banta lerei merahoq:
    Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten.
    Ich sitze oder stehe auf, so weißt du es; du verstehst meine Gedanken von ferne.

  3. arhi weribi zerita wekol-derakay hiskanta:
    U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd.
    Ich gehe oder liege, so bist du um mich und siehst alle meine Wege.






















139:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 140

  1. Ein Psalm Davids, vorzusingen.

  2. Errette mich, HERR, von den bösen Menschen; behüte mich vor den freveln Leute,

  3. die Böses gedenken in ihrem Herzen und täglich Krieg erregen.

  4. Sie schärfen ihre Zunge wie eine Schlange; Otterngift ist unter ihren Lippen. (Sela.)

  5. Bewahre mich, HERR, vor der Hand der Gottlosen; behüte mich vor den freveln Leuten, die meinen Gang gedenken umzustoßen.

  6. Die Hoffärtigen legen mir Stricke und breiten mir Seile aus zum Netz und stellen mir Fallen an den Weg. (Sela.)

  7. Ich aber sage zum HERRN: Du bist mein Gott; HERR, vernimm die Stimme meines Flehens!

  8. Herr, HERR, meine starke Hilfe, du beschirmst mein Haupt zur Zeit des Streites.

  9. HERR, laß dem Gottlosen seine Begierde nicht; stärke seinen Mutwillen nicht: sie möchten sich des überheben. (Sela.)

  10. Das Unglück, davon meine Feinde ratschlagen, müsse auf ihren Kopf fallen.

  11. Er wird Strahlen über sie schütten; er wird sie mit Feuer tief in die Erde schlagen, daß sie nicht mehr aufstehen.

  12. Ein böses Maul wird kein Glück haben auf Erden; ein frevler, böser Mensch wird verjagt und gestürzt werden.

  13. Denn ich weiß, daß der HERR wird des Elenden Sache und der Armen Recht ausführen.

  14. Auch werden die Gerechten deinem Namen danken, und die Frommen werden vor deinem Angesicht bleiben.

140:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 141

  1. Een psalm van David. HEERE, ik roep U aan, kom spoedig tot mij, neem mijn stem ter ore, wanneer ik tot U roep.
    Ein Psalm Davids. HERR, ich rufe zu dir; eile zu mir; vernimm meine Stimme, wenn ich dich anrufe.

  2. Laat mijn gebed als reukwerk voor Uw aangezicht staan, laat mijn opgeheven handen als het avondoffer zijn
    Mein Gebet müsse vor dir taugen wie ein Räuchopfer, mein Händeaufheben wie ein Abendopfer.

  3. HEERE, zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur van mijn lippen.
    HERR, behüte meinen Mund und bewahre meine Lippen.

  4. Laat mijn hart zich niet neigen naar een slechte zaak, om goddeloze daden te verrichten met mannen die onrecht bedrijven; en laat mij niet eten van hun lekkernijen.
    Neige mein Herz nicht auf etwas Böses, ein gottloses Wesen zu führen mit den Übeltätern, daß ich nicht esse von dem, was ihnen geliebt.

  5. Slaat de rechtvaardige mij, het zal een gunst zijn, bestraft hij mij, het zal olie op mijn hoofd wezen, mijn hoofd zal het niet weigeren; dan nog is mijn gebed voor hen in hun ellende.
    Der Gerechte schlage mich freundlich und strafe mich; das wird mir so wohl tun wie Balsam auf meinem Haupt; denn ich bete stets, daß sie mir nicht Schaden tun

  6. Hun rechters zijn bij de rotswand vrijgelaten, zij hebben gehoord hoe aangenaam mijn woorden waren.
    Ihre Führer müssen gestürzt werden über einen Fels; so wird man dann meine Rede hören, daß sie lieblich sei.

  7. Onze beenderen liggen verstrooid bij de mond van het graf, alsof iemand op de grond iets gekloofd en gespleten had.
    Unsere Gebeine sind zerstreut bis zur Hölle, wie wenn einer das Land pflügt und zerwühlt.

  8. Maar op U zijn mijn ogen gericht, HEERE Heere; tot U heb ik de toevlucht genomen, laat mijn ziel niet berooid achter.
    Denn auf dich, Herr, HERR, sehen meine Augen; ich traue auf dich, verstoße meine Seele nicht.

  9. Bewaar mij voor de knellende strik die zij mij gezet hebben, voor de valstrikken van wie onrecht bedrijven.
    Bewahre mich vor dem Stricke, den sie mir gelegt haben, und von der Falle der Übeltäter.

  10. Laat de goddelozen in hun eigen netten vallen, allemaal, totdat ík voorbij ben gegaan.
    Die Gottlosen müssen in ihr eigen Netz fallen miteinander, ich aber immer vorübergehen.
    Cadent in retiaculo ejus peccatores: singulariter sum ego, donec transeam.

141:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 142

  1. Een onderwijzing van David, een gebed, toen hij in de grot was.
    Cantique de David. Lorsqu`il était dans la caverne. Prière.
    Eine Unterweisung Davids, ein Gebet, da er in der Höhle war.
    [141] Intellectus David, cum esset in spelunca, oratio.

  2. Met mijn stem roep ik tot de HEERE, met mijn stem smeek ik de HEERE.
    De ma voix je crie à l`Éternel, De ma voix j`implore l`Éternel.
    Ich schreie zum HERRN mit meiner Stimme; ich flehe zum HERRN mit meiner Stimme;

  3. Ik stort mijn klacht uit voor Zijn aangezicht, ik maak voor Zijn aangezicht mijn benauwdheid bekend.
    Je répands ma plainte devant lui, Je lui raconte ma détresse.
    ich schütte meine Rede vor ihm aus und zeige an vor ihm meine Not.

  4. Toen mijn geest in mij bezweek, kende Ú mijn pad. Zij hebben een strik voor mij verborgen op de weg die ik gaan zou.
    Quand mon esprit est abattu au dedans de moi, Toi, tu connais mon sentier. Sur la route où je marche Ils m`ont tendu un piège.
    Wenn mein Geist in Ängsten ist, so nimmst du dich meiner an. Sie legen mir Stricke auf dem Wege, darauf ich gehe.

  5. Ik keek aan mijn rechterhand en zie, er was niemand die naar mij omzag; voor mij was de mogelijkheid tot ontvluchten verloren, niemand zorgde voor mijn ziel.
    Jette les yeux à droite, et regarde! Personne ne me reconnaît, Tout refuge est perdu pour moi, Nul ne prend souci de mon âme.
    Schaue zur Rechten und siehe! da will mich niemand kennen. Ich kann nicht entfliehen; niemand nimmt sich meiner Seele an.

  6. Tot U roep ik, HEERE. Ik zeg: U bent mijn toevlucht, mijn deel in het land der levenden.
    Éternel! c`est à toi que je crie. Je dis: Tu es mon refuge, Mon partage sur la terre des vivants.
    HERR, zu dir schreie ich und sage: Du bist meine Zuversicht, mein Teil im Lande der Lebendigen.

  7. Sla acht op mijn roepen, want ik ben volkomen uitgeteerd; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn machtiger dan ik.
    Sois attentif à mes cris! Car je suis bien malheureux. Délivre-moi de ceux qui me poursuivent! Car ils sont plus forts que moi.
    Merke auf meine Klage, denn ich werde sehr geplagt; errette mich von meinen Verfolgern, denn sie sind mir zu mächtig.

  8. Leid mijn ziel uit de gevangenis om Uw Naam te loven; de rechtvaardigen zullen mij omringen, want U bent goed voor mij.
    Tire mon âme de sa prison, Afin que je célèbre ton nom! Les justes viendront m`entourer, Quand tu m`auras fait du bien.
    Führe meine Seele aus dem Kerker, daß ich danke deinem Namen. Die Gerechten werden sich zu mir sammeln, wenn du mir wohltust.

142:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 143

  1. Ein Psalm Davids. HERR, erhöre mein Gebet, vernimm mein Flehen um deiner Wahrheit willen, erhöre mich um deiner Gerechtigkeit willen

  2. und gehe nicht ins Gericht mit deinem Knechte; denn vor dir ist kein Lebendiger gerecht.

  3. Denn der Feind verfolgt meine Seele und schlägt mein Leben zu Boden; er legt mich ins Finstere wie die, so längst tot sind.

  4. Und mein Geist ist in mir geängstet; mein Herz ist mir in meinem Leibe verzehrt.

  5. Ich gedenke an die vorigen Zeiten; ich rede von allen deinen Taten und sage von den Werken deiner Hände.

  6. Ich breite meine Hände aus zu dir; meine Seele dürstet nach dir wie ein dürres Land. (Sela.)

  7. HERR, erhöre mich bald, mein Geist vergeht; verbirg dein Antlitz nicht von mir, daß ich nicht gleich werde denen, die in die Grube fahren.

  8. Laß mich frühe hören deine Gnade; denn ich hoffe auf dich. Tue mir kund den Weg, darauf ich gehen soll; denn mich verlangt nach dir.

  9. Errette mich, mein Gott, von meinen Feinden; zu dir habe ich Zuflucht.

  10. Lehre mich tun nach deinem Wohlgefallen, denn du bist mein Gott; dein guter Geist führe mich auf ebener Bahn.

  11. HERR, erquicke mich um deines Namens willen; führe meine Seele aus der Not um deiner Gerechtigkeit willen

  12. und verstöre meine Feinde um deiner Güte willen und bringe alle um, die meine Seele ängsten; denn ich bin dein Knecht.

143:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 144

  1. Ein Psalm Davids. Gelobet sei der HERR, mein Hort, der meine Hände lehrt streiten und meine Fäuste kriegen,

  2. meine Güte und meine Burg, mein Schutz und mein Erretter, mein Schild, auf den ich traue, der mein Volk unter mich zwingt.

  3. HERR, was ist der Mensch, daß du dich sein annimmst, und des Menschen Kind, daß du ihn so achtest?

  4. Ist doch der Mensch gleich wie nichts; seine Zeit fährt dahin wie ein Schatten.

  5. HERR, neige deine Himmel und fahre herab; rühre die Berge an, daß sie rauchen;

  6. laß blitzen und zerstreue sie; schieße deine Strahlen und schrecke sie;

  7. strecke deine Hand aus von der Höhe und erlöse mich und errette mich von großen Wassern, von der Hand der Kinder der Fremde,

  8. deren Mund redet unnütz, und ihre Werke sind falsch.

  9. Gott, ich will dir ein neues Lied singen, ich will dir spielen auf dem Psalter von zehn Saiten,

  10. der du den Königen Sieg gibst und erlöst deinen Knecht David vom mörderischen Schwert des Bösen.

  11. Erlöse mich auch und errette mich von der Hand der Kinder der Fremde, deren Mund redet unnütz, und ihre Werke sind falsch,

  12. daß unsere Söhne aufwachsen in ihrer Jugend wie die Pflanzen, und unsere Töchter seien wie die ausgehauenen Erker, womit man Paläste ziert;

  13. daß unsere Kammern voll seien und herausgeben können einen Vorrat nach dem andern; daß unsere Schafe tragen tausend und zehntausend auf unsern Triften;

  14. daß unsere Ochsen viel erarbeiten; daß kein Schade, kein Verlust noch Klage auf unsern Gassen sei.

  15. Wohl dem Volk, dem es also geht! Wohl dem Volk, des Gott der HERR ist!

144:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 145

  1. Ein Lob Davids. Ich will dich erheben, mein Gott, du König, und deinen Namen loben immer und ewiglich.

  2. Ich will dich täglich loben und deinen Namen rühmen immer und ewiglich.

  3. Der HERR ist groß und sehr löblich, und seine Größe ist unausforschlich.

  4. Kindeskinder werden deine Werke preisen und von deiner Gewalt sagen.

  5. Ich will reden von deiner herrlichen, schönen Pracht und von deinen Wundern,

  6. daß man soll sagen von deinen herrlichen Taten und daß man erzähle deine Herrlichkeit;

  7. daß man preise deine große Güte und deine Gerechtigkeit rühme.

  8. Gnädig und barmherzig ist der HERR, geduldig und von großer Güte.

  9. Der HERR ist allen gütig und erbarmt sich aller seiner Werke.

  10. Es sollen dir danken, HERR, alle deine Werke und deine Heiligen dich loben;

  11. und die Ehre deines Königreiches rühmen und von deiner Gewalt reden,

  12. daß den Menschenkindern deine Gewalt kund werde und die herrliche Pracht deines Königreichs.

  13. Dein Reich ist ein ewiges Reich, und deine Herrschaft währet für und für.

  14. Der HERR erhält alle, die da fallen, und richtet auf alle, die niedergeschlagen sind.

  15. Aller Augen warten auf dich, und du gibst ihnen ihre Speise zu seiner Zeit.

  16. Du tust deine Hand auf und erfüllst alles, was lebt, mit Wohlgefallen.

  17. Der HERR ist gerecht in allen seinen Wegen und heilig in allen seinen Werken.

  18. Der HERR ist nahe allen, die ihn anrufen, allen, die ihn mit Ernst anrufen.

  19. Er tut, was die Gottesfürchtigen begehren, und hört ihr Schreien und hilft ihnen.

  20. Der HERR behütet alle, die ihn lieben, und wird vertilgen alle Gottlosen.

  21. Mein Mund soll des HERRN Lob sagen, und alles Fleisch lobe seinen heiligen Namen immer und ewiglich.

145:1
O God
Ik zing,
Ik zal de roem
Verhogen
'k Zal
De
Zijn
Laat

145:2
Ik






En


145:3








145:4









145:5









145:6









145:7
De
Maar
Mijn
En alle vlees zal juichen tot Gods eer,

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 146

  1. Halleluja! Lobe den HERRN, meine Seele!

  2. Ich will den HERRN loben, solange ich lebe, und meinem Gott lobsingen, solange ich hier bin.

  3. Verlaßt euch nicht auf Fürsten; sie sind Menschen, die können ja nicht helfen.

  4. Denn des Menschen Geist muß davon, und er muß wieder zu Erde werden; alsdann sind verloren alle seine Anschläge.

  5. Wohl dem, des Hilfe der Gott Jakobs ist; des Hoffnung auf den HERRN, seinem Gott, steht;

  6. der Himmel, Erde, Meer und alles, was darinnen ist, gemacht hat; der Glauben hält ewiglich;

  7. der Recht schafft denen, so Gewalt leiden; der die Hungrigen speist. Der HERR löst die Gefangenen.

  8. Der HERR macht die Blinden sehend. Der HERR richtet auf, die niedergeschlagen sind. Der HERR liebt die Gerechten.

  9. Der HERR behütet die Fremdlinge und erhält die Waisen und Witwen und kehrt zurück den Weg der Gottlosen.

  10. Der HERR ist König ewiglich, dein Gott, Zion, für und für. Halleluja.

146:1


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 147

  1. Lobet den HERRN! denn unsern Gott loben, das ist ein köstlich Ding; solch Lob ist lieblich und schön.

  2. Der HERR baut Jerusalem und bringt zusammen die Verjagten Israels.

  3. Er heilt, die zerbrochnes Herzens sind, und verbindet ihre Schmerzen.

  4. Er zählt die Sterne und nennt sie alle mit Namen.

  5. Der HERR ist groß und von großer Kraft; und ist unbegreiflich, wie er regiert.

  6. Der HERR richtet auf die Elenden und stößt die Gottlosen zu Boden.

  7. Singet umeinander dem HERRN mit Dank und lobet unsern Gott mit Harfen,

  8. der den Himmel mit Wolken verdeckt und gibt Regen auf Erden; der Gras auf Bergen wachsen läßt;

  9. der dem Vieh sein Futter gibt, den jungen Raben, die ihn anrufen.

  10. Er hat nicht Lust an der Stärke des Rosses noch Gefallen an eines Mannes Schenkeln.

  11. Der HERR hat Gefallen an denen, die ihn fürchten, die auf seine Güte hoffen.

  12. Preise, Jerusalem, den HERRN; lobe Zion, deinen Gott!

  13. Denn er macht fest die Riegel deiner Tore und segnet deine Kinder drinnen.

  14. Er schafft deinen Grenzen Frieden und sättigt dich mit dem besten Weizen.

  15. Er sendet seine Rede auf Erden; sein Wort läuft schnell.

  16. Er gibt Schnee wie Wolle, er streut Reif wie Asche.

  17. Er wirft seine Schloßen wie Bissen; wer kann bleiben vor seinem Frost?

  18. Er spricht, so zerschmilzt es; er läßt seinen Wind wehen, so taut es auf.

  19. Er zeigt Jakob sein Wort, Israel seine Sitten und Rechte.

  20. So tut er keinen Heiden, noch läßt er sie wissen seine Rechte. Halleluja!

147:1
Laat
Hoe
't Betaamt
Die
De HEER
Hij wil
Vergâren
Hen die uit Isrel zijn verdreven.

147:2
Hij
En
Die, in
Tot
Hij
Die
Hij
En

147:3
Zeer
Onpeilbaar
Daar Zijn verstand
Ver ovetreft
Zachtmoedigen
Hij
Maar
Bezwijken

147:4
Zingt
Zingt
Dien
De
Die
En
Die
Doet

147:5
God wil
Hij hoort
Hij heeft
Aan
De macht
Zijn
Aan
Wil

147:6
De Heer
Aan
Hem
En
Die, hoe het ook moog'tegenlopen,
Gestadig
O Salem
Wil uwen God, o Sion, eren.

147:7
Hij
De
En
Hij
Hij
Zelfs
Met
En kronen met Zijn gunstbewijzen

147:8
Hij zendt op aarde Zijn bevelen
Zijn
Hij
En
Wier
Gods
Of
De

147:9
Wie zou niet voor Gods grootheid bukken?
Hij
Wie
Daar
Moet
Op
Want
Rivier

147:10
Hij gaf aan Jacob Zijne wetten,
Deed
Hij






1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 148

  1. halelu yah halelu et-yhwh min-hassamayim haleluhu bammeromim:
    Halleluja! Loof de HEERE vanuit de hemel, loof Hem in de hoogste plaatsen.
    Halleluja! Lobet im Himmel den HERRN; lobet ihn in der Höhe!
    Alleluja. Laudate Dominum de cælis; laudate eum in excelsis.

  2. Loof Hem, al Zijn engelen, loof Hem, al Zijn legermachten.
    Lobet ihn, alle seine Engel; lobet ihn, all sein Heer!
    Laudate eum, omnes angeli ejus; laudate eum, omnes virtutes ejus.

  3. Loof Hem, zon en maan, loof Hem, alle lichtende sterren.
    Lobet ihn, Sonne und Mond; lobet ihn, alle leuchtenden Sterne!
    Laudate eum, sol et luna; laudate eum, omnes stellæ et lumen

  4. Loof Hem, allerhoogste hemel, en water dat boven de hemel is.
    Lobet ihn, ihr Himmel allenthalben und die Wasser, die oben am Himmel sind!
    Laudate eum, cæli cælorum; et aquæ omnes quæ super cælos sunt,

  5. Laten zij de Naam van de HEERE loven, want toen Híj het gebood, werden zij geschapen.
    Die sollen loben den Namen des HERRN; denn er gebot, da wurden sie geschaffen.
    laudent nomen Domini. Quia ipse dixit, et facta sunt; ipse mandavit, et creata sunt.

  6. Hij heeft ze vast doen staan, voor eeuwig en altijd, hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
    Er hält sie immer und ewiglich; er ordnet sie, daß sie nicht anders gehen dürfen.
    Statuit ea in æternum, et in sæculum sæculi; præceptum posuit, et non præteribit.

  7. Loof de HEERE vanaf de aarde, zeemonsters en alle diepe wateren.
    Lobet den HERRN auf Erden, ihr Walfische und alle Tiefen;
    Laudate Dominum de terra, dracones et omnes abyssi;

  8. Vuur en hagel, sneeuw en damp, stormwind, die Zijn woord doet.
    Feuer, Hagel, Schnee und Dampf, Strumwinde, die sein Wort ausrichten;
    ignis, grando, nix, glacies, spiritus procellarum, quæ faciunt verbum ejus;

  9. Bergen en alle heuvels, vruchtbomen en alle ceders.
    Berge und alle Hügel, fruchtbare Bäume und alle Zedern;
    montes, et omnes colles; ligna fructifera, et omnes cedri;

  10. Wilde dieren en alle vee, kruipende dieren en gevleugelde vogels.
    Tiere und alles Vieh, Gewürm und Vögel;
    bestiæ, et universa pecora; serpentes, et volucres pennatæ;

  11. Koningen van de aarde en alle volken, vorsten en alle rechters op aarde.
    ihr Könige auf Erden und alle Völker, Fürsten und alle Richter auf Erden;
    reges terræ et omnes populi; principes et omnes judices terræ;

  12. Jongemannen en ook meisjes, ouderen en jongeren samen.
    Jünglinge und Jungfrauen, Alte mit den Jungen!
    juvenes et virgines; senes cum junioribus, laudent nomen Domini:

  13. yehalelu
    Laten zij de Naam van de HEERE loven, want Zijn Naam alleen is hoogverheven, Zijn majesteit welft zich over aarde en hemel.
    Die sollen loben den Namen des HERRN; denn sein Name allein ist hoch, sein Lob geht, soweit Himmel und Erde ist.
    quia exaltatum est nomen ejus solius.

  14. wayyarem qeren le'ammo tehilla lekol-hasidayw libne yisrael am-qerobo hallu-yah:
    Hij heeft de hoorn van Zijn volk opgeheven, de roem van al Zijn gunstelingen, van de Israëlieten, het volk dat nabij Hem is. Halleluja!
    Und erhöht das Horn seines Volkes. Alle Heiligen sollen loben, die Kinder Israel, das Volk, das ihm dient. Halleluja!
    Confessio ejus super cælum et terram; et exaltavit cornu populi sui. Hymnus omnibus sanctis ejus; filiis Israël, populo appropinquanti sibi. Alleluja.

148:1
Looft God, zingt eeuwig 's HEEREN lof,








148:2
Verbazend hof van d'Opperheer,








148:3
Loof, aarde, loof Gods Wonderdaân;








148:4
Looft, kruipend wild en tam gediert';








148:5
Looft, looft,





1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 149

  1. halelu yah siru layhwh sir hadas tehillato biqhal hasidim:
    Looft de HERE/Halleluja. Zingt voor de HERE een lied nieuw, zijn lofprijzing in (de) gemeente/samenkomst van getrouwen/toegewijden.
    Halleluja! Singet dem HERRN ein neues Lied; die Gemeinde der Heiligen soll ihn loben.
    Alleluja. Cantate Domino canticum novum; laus ejus in ecclesia sanctorum.

  2. yismah yisra'el be'osayw bene-siyyon yagilu bemalkam:
    Laat zich verblijden Israël in zijn Maker de kinderen van Sion laten zij zich verheugen/jubelen in/over hun koning.
    Israel freue sich des, der es gemacht hat; die Kinder Zions seien fröhlich über ihren König.
    Lætetur Israël in eo qui fecit eum, et filii Sion exsultent in rege suo.

  3. yehalelu semo bemahol betop wekinnor yezammeru-lo:
    Sie sollen loben seinen Namen im Reigen; mit Pauken und Harfen sollen sie ihm spielen.
    Laudent nomen ejus in choro; in tympano et psalterio psallant ei.

  4. ki-roseh yhwh be'ammo yepa'er anawim bisu'a:
    Denn der HERR hat Wohlgefallen an seinem Volk; er hilft den Elenden herrlich.
    Quia beneplacitum est Domino in populo suo, et exaltabit mansuetos in salutem.

  5. ya'lezu hasidim bekabod yerannenu al-miskebotam:
    Die Heiligen sollen fröhlich sein und preisen und rühmen auf ihren Lagern.
    Exsultabunt sancti in gloria; lætabuntur in cubilibus suis.

  6. romemot el bigronam wehereb pipiyyot beyadam:
    Ihr Mund soll Gott erheben, und sie sollen scharfe Schwerter in ihren Händen haben,
    Exaltationes Dei in gutture eorum, et gladii ancipites in manibus eorum:

  7. la'asot neqama baggoyim tokehot bal-ummim:
    daß sie Rache üben unter den Heiden, Strafe unter den Völkern;
    ad faciendam vindictam in nationibus, increpationes in populis;

  8. lesor malkehem beziqqem wenikbedehem bekable barzel:
    ihre Könige zu binden mit Ketten und ihre Edlen mit eisernen Fesseln;
    ad alligandos reges eorum in compedibus, et nobiles eorum in manicis ferreis;

  9. la'asot bahem mispat katub hadar hu lekol-hasidayw halelu-yah:
    daß sie ihnen tun das Recht, davon geschrieben ist. Solche Ehre werden alle seine Heiligen haben. Halleluja!
    ut faciant in eis judicium conscriptum: gloria hæc est omnibus sanctis ejus. Alleluja.

149:1
Looft, looft den HEER, dien, onbedwongen,
Een nieuw gezang zij toegezongen,
In 't midden van Zijn gunstelingen,
Die Hem ter ere zingen,
Dat Israël, met blijde klank,
Zijn milde Schepper loov' en dank';
Dat Sions kroost, met lofgejuich,
Zich voor zijn Koning buig'.

149:2
Laat d'ijverige tempelreien
op fluiten 's Hoogsten naam verbreien,
hun psalmgezangen vrolijk paren
met trommlen en snaren
nu God met lust Zijn ogen slaat
op Jakobs uitverkoren zaad,
zachtmoedigen Zijn gunst betoont
en hen met heil bekroont.

149:3
Op 't heuglijkst zien Zijn gunstgenoten
door 't heilsieraad hun eer vergroten;
dies mogen zij van blijdschap springen
en op hun legers zingen.
Het lied, gewijd aan 's HEEREN lof,
die hoger rijst dan 't hemelhof,
vervult hun keel; hun hand aanvaardt
een scherp tweesnijdend zwaard.

149:4
Dus wil d' Almachtig' op hun smeken
door hen Zich aan de heid'nen wreken;
door hen de wreev'le volken straffen,
elk loon naar werk verschaffen
hun koningen in ketens slaan,
hun groten doen in boeien gaan,
en 't recht, gelijk 't beschreven staat,
volvoeren naar Zijn Raad.

149:5
Zo zal de heerlijkheid der vromen
Op 't luisterrijkst te voorschijn komen,
Zo schenkt Gods goedheid hun begeren.
Lof zij den HEER' der heren!

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150 

Psalm 150

  1. halelu yah halelu-el beqodso haleluhu birqi `uzzo:
    Looft de HERE/Halleluja, looft God in Zijn heiligdom, looft Hem in het firmament van Zijn kracht.
    Halleluja! Loof God in Zijn heiligdom, loof Hem in Zijn machtig hemelgewelf.
    Praise ye the LORD. Praise God in his sanctuary: praise him in the firmament of his power.
    Louez l`Éternel! Louez Dieu dans son sanctuaire! Louez-le dans l`étendue, où éclate sa puissance!
    Halleluja! Lobet den HERRN in seinem Heiligtum; lobet ihn in der Feste seiner Macht!
    Alleluja. Laudate Dominum in sanctis ejus; laudate eum in firmamento virtutis ejus.

  2. haleluhu bigburotayw, haleluhu kerub gudlô:
    Looft Hem wegens Zijn krachtige daden, looft Hem naar de veelheid van Zijn grootheid.
    Loof Hem om Zijn machtige daden, loof Hem om Zijn geweldige grootheid.
    Praise him for his mighty acts: praise him according to his excellent greatness.
    Louez-le pour ses hauts faits! Louez-le selon l`immensité de sa grandeur!
    Lobet ihn in seinen Taten; lobet ihn in seiner großen Herrlichkeit!
    Laudate eum in virtutibus ejus; laudate eum secundum multitudinem magnitudinis ejus.

  3. haleluhu beteqa sopar halelehu benebel wekinnor:
    loof Hem met geblaas van ramshoorn, looft Hem op lier en harp.
    Loof Hem met geschal van de bazuin, loof Hem met luit en harp.
    Praise him with the sound of the trumpet: praise him with the psaltery and harp.
    Louez-le au son de la trompette! Louez-le avec le luth et la harpe!
    Lobet ihn mit Posaunen; lobet ihn mit Psalter und Harfe!
    Laudate eum in sono tubæ; laudate eum in psalterio et cithara.

  4. haleluhu betop umahol halelehu beminnim weugab;
    Looft Hem met tamboerijn en dans/fluit looft Hem met snaren/snaarinstrument en fluit.
    Loof Hem met tamboerijn en reidans, loof Hem met snarenspel en fluit.
    Praise him with the timbrel and dance: praise him with stringed instruments and organs.
    Louez-le avec le tambourin et avec des danses! Louez-le avec les instruments à cordes et le chalumeau!
    Lobet ihn mit Pauken und Reigen; lobet ihn mit Saiten und Pfeifen!
    Laudate eum in tympano et choro; laudate eum in chordis et organo.

  5. haleluhu besilsele-sama haleluhu besilsele terua:
    Looft Hem met cymbalen van geklank. Looft Hem met cymbalen van vreugdegeklank.
    Loof Hem met helder klinkende cimbalen, loof Hem met luid klinkende cimbalen.
    Praise him upon the loud cymbals: praise him upon the high sounding cymbals.
    Louez-le avec les cymbales sonores! Louez-le avec les cymbales retentissantes!
    Lobet ihn mit hellen Zimbeln; lobet ihn mit wohlklingenden Zimbeln!
    Laudate eum in cymbalis benesonantibus; laudate eum in cymbalis jubilationis.

  6. kol hannesama tehallel yah halelu-yah!
    Elke adem zal loven de HERE, looft de HERE/halleluja!
    Laat alles wat adem heeft de HEERE loven. Halleluja!
    Let every thing that hath breath praise the LORD. Praise ye the LORD.
    Que tout ce qui respire loue l`Éternel! Louez l`Éternel!
    Alles, was Odem hat, lobe den HERRN! Halleluja!
    Omnis spiritus laudet Dominum! Alleluja.
150:1
Looft God, looft Zijn naam alom;
Looft Hem in Zijn heiligdom;
Looft des HEEREN grote macht,
In de hemel Zijner kracht;
Looft Hem, om Zijn mogendheden,
Looft Hem, nnaar zo menig blijk
Van Zijn heerlijk koninkrijk,
Voor Zijn troon en hier beneden.

150:2
Looft God, met bazuingeklank;
Geeft Hem eer, bewijst Hem dank;
Looft Hem, met de harp en luit;
Looft Hem met de trom en fluit;
Looft Hem, op uw blijde snaren;
Laat zich 't orgel overal
Bij het juichend vreugdgeschal,
Tot des HEEREN glorie paren.

150:3
Looft God, naar Zijn hoog bevel,
Met het klinkend cimbelspel;
Looft Hem, op het schel metaal
Van de vrolijke cimbaal;
Looft de HEER, elk moet Hem eren;
Al wat geest en adem heeft;
Looft de HEER, die eeuwig leeft;
Looft verheugd den HEER der heren.